VIERING : OVER BIDDEN (1)

Dominicus Gent

Viering van zondag 7 januari 2024

OVER BIDDEN (1)

 

Wees hier aanwezig, woord ons gegeven,
dat ik U horen mag met hart en ziel.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Woord ons gegeven, God in ons midden,
toekomst van vrede, wees hier aanwezig.
Uw wil geschiedde, uw koninkrijk komen.
Zie ons, gedoog ons, laat ons niet vallen.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden;
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Dat wij niet leven, gevangen in leegte.
Dat wij niet vallen terug in het stof.
Zend uw geest, dat wij worden herschapen.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Dat wij U horen, dat wij U leven,
mensen voor mensen, alles voor allen.
Dat wij volbrengen uw woord, onze vrede.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.

(Huub Oosterhuis)

 

Bidden we nog? Of bidden we misschien terug? Het is zeker geen courant gespreksonderwerp op café, in je werkkring of misschien zelfs in je vriendenkring. En als je erover zou beginnen, zal het minstens een paar gefronste wenkbrauwen opleveren.
In een geseculariseerde maatschappij waar het motto van de autonomie, je bent zelf verantwoordelijk voor je geluk, hoog in het vaandel gedragen wordt, lijkt bidden op zijn minst niet evident. En ook godsbeelden evolueren: als je bidt, tot wie of wat bid je dan en wat hoop je daarmee te bereiken? De meesten hier hebben geen beeld meer van een hogere macht die gebeden kan verhoren als het hem belieft. Toch wordt er nog gebeden: bedevaartsoorden floreren, bedevaarten trekken zelfs terug jong volk, of nog als mensen in de miserie zitten, als ze met zware tegenslagen kampen, wordt er gebeden. En contemplatieve kloosterordes, waar de nadruk ligt op het gebed, trekken opnieuw meer mensen aan.

We willen in deze en de volgende viering hierrond nadenken. Bidden is in alle geval divers, het neemt veel verschillende vormen aan. In deze viering zullen we dat illustreren door te vertellen wat bidden voor ons persoonlijk betekent, waardoor wij op weg gezet worden en hoe daar al verschillende accenten gelegd worden. Bidden komt voor in vele vormen, maar er klinkt wel een gemeenschappelijke ondertoon.

Laten we ons echter eerst inspireren door een stukje uit het Matteus-evangelie.

Matteus 6,5-8

Wanneer gij bidt, gedraagt u dan niet als de schijnheiligen, die graag in de synagogen en op de hoeken van de straten staan te bidden om op te vallen bij de mensen; voorwaar Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen! Maar als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bidt tot uw Vader die in het verborgene is en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. Als gij bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen, want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na, want voordat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt.

 

Gij die het sprakeloze bidden hoort
achter de woorden die wij tot U roepen.
Gij die de mensen ziet zoals geen mens.
Gij die uw woord in ons hebt neergelegd
in den beginne als een bron van weten
Gij die ons hebt geschapen naar U toe.
Wek onze kracht, vuur onze hartstocht aan,
heradem ons dat wij in U volharden.
Doe lichten over ons uw lieve Naam.

(Huub Oosterhuis)

 

1 Eucharistie als gebed

Jezus maant mensen tot bescheidenheid wanneer ze aan het bidden zijn. Bidden is geen geestelijke acrobatie of spirituele trance waardoor we ons los maken van de zwaartekracht. We zijn lichamelijke wezens en kunnen dus niet ontkomen aan de wetmatigheden onze lichamelijkheid.

Wat bidden voor mij betekent kan ik het best uitdrukken door u mee te nemen op zondagvoormiddag. Ik kom naar de Blaisantkerk, tenzij er erge dingen zijn die dat verhinderen. De viering van de eucharistie is een essentieel deel van mijn leven. En dat is voor mij één groot gebed. Alles wat er gebeurt, wat er gezegd wordt, wat er gezongen wordt, wat er fout gaat, het stiltemoment: dat alles hoort thuis in dit gebed. Het is er deel van. Ook het gebouw heeft een bijzondere betekenis. Het doet misschien denken aan een kerk van vroeger en we weten hoe bij een “echte” kerk een bepaalde gedragscode hoort. Eigenlijk is dat hier ook min of meer het geval, zij het dat enige improvisatie toegelaten is, zelfs welkom is, maar binnen bepaalde grenzen. Het binnenkomen in dit gebouw ademt op zich reeds een eigen sfeer. En dat is vooral te danken aan de gemeenschap die er samenkomt. Dat is meteen zichtbaar. Mensen zeggen elkaar goeiedag en beginnen een praatje. De samenhorigheid is zichtbaar. We komen samen om deel te hebben aan hetzelfde gebeuren. Ieder doet het op zijn/haar manier, maar we doen het samen.

En dan gaan we van start. We gaan zitten naast een goede bekende of we komen toevallig terecht bij iemand die we niet of alleen maar oppervlakkig kennen. Het hééft iets: het samen zitten voor een uur. We worden uitgenodigd om samen een lied te zingen. Het roept vanzelf bepaalde gedachten bij me op. Dat komt door de melodie, of door de woorden, of door beide samen. We zingen samen hetzelfde lied, en waarschijnlijk roept het heel verschillende gevoelens op. Dat is uiteraard afhankelijk van waar we mee bezig zijn: met de ontmoetingen die we hadden de voorbije dagen of met wat ons vreugde geeft of ons bezwaart. Ik vraag me af of die andere mensen dat ook hebben, want ik ken mensen die denken aan de kleinkinderen die hen zorgen baren, of wiens partner gezondheidsproblemen heeft. We delen het in stilte. Maar er is die onuitgesproken sfeer van zorg voor elkaar die de stilte vult.

Vervolgens wordt er een Bijbeltekst gelezen. We staan inderdaad in de joods christelijke traditie en we luisteren naar die soms obscure teksten waarin we toch een boodschap hopen te ontdekken. Daar zorgen de mensen voor die de viering hebben voorbereid. Ze situeren de tekst en geven commentaar. We luisteren. Luisteren is heel belangrijk. Het is bidden. We stellen ons open voor wat gezegd wordt. Voor hoe mensen voor ons geleefd en gebeden hebben en zich hebben ingezet om deze wereld zo menselijk mogelijk uit te bouwen.

Het belang van luisteren wordt op een sublieme manier geïllustreerd door Toni Zenz, een Duitse sculpturist. In de Leuvense bibliotheek voor Theologie staat het werk van hem: “Der Hörende”. Het beeld stelt een menselijke figuur voor die met een zodanig gespitste aandacht staat te luisteren dat zijn lichaam er een onnatuurlijke houding door krijgt. Vooral de spanning waarmee hij staat te luisteren valt op. Hij heeft de ogen gesloten. Beide handen achter de oren. We weten niet wie of wat hij hoopt te horen. Met heel zijn wezen staat hij gespitst voor wat op hem afkomt. Luisteren is ontvankelijkheid. Het is open staan voor wat komt. We herkennen de overeenkomst met het luisteren van Abraham, Mozes, Jesaja, Jezus.

Na het luisteren komen we in beweging. We staan recht om samen het lied te zingen waarin we Jezus’ afscheid van zijn vrienden voor de geest halen en eraan deelnemen. De tafel waarrond we samen zijn is de tafel van Jezus’ laatste avondmaal. Een man die afscheid neemt van zijn vrienden. Die hen zijn testament nalaat: “doe dit tot mijn gedachtenis”. “Doe dit” verwijst naar heel Jezus’ leven. Een gegeven man, trouw in de liefde ook als het lichaam gebroken wordt. Het zijn uitdagende woorden die we laten bezinken. De gedeelde maaltijd is het grote symbool waarin we Jezus’ geest werkzaam aanwezig weten in ons midden. Hij inspireert ons om op onze beurt een tafel te bouwen waar wel en wee gedeeld worden, vreugde en verdriet samen gedragen worden, het verlangen naar vrede en het gevoel van zoveel pijn gedeeld worden.

We wensen het elkaar toe wanneer we samen rond de tafel staan en het gebed herhalen dat Jezus zijn leerlingen leerde. Dat het ooit werkelijkheid mag worden: gebroken brood als symbool van een wereld waar brood en vrijheid en liefde is voor allen. We wensen het elkaar toe als een zegen die we op onze beurt verder doorgeven.

We zijn dan ongeveer een uur verder. Het is tijd om de sfeer die we gevoeld hebben verder door te zetten: in een babbel, of door hetgeen we beluisterd hebben door te spoelen met een drankje. Maar eerst luisteren we nog hoe de inspiratie van de viering verder gestalte krijgt in allerlei concrete activiteiten waar mensen hun energie aan geven. Op die manier is de viering van de eucharistie van begin tot einde één groot gebed. Mededelingen en aperitief incluis. Bidden is overgave aan het vertrouwen dat we gedragen worden en dat wij op onze beurt verder doorgeven aan bekenden en minder bekenden.  

 

Bidden is luisteren. Dat is niet altijd even vanzelfsprekend. Dat wij mogen open komen in een gebed om hulp en ondersteuning: “Hoor maar ik kan niet horen”

Hoor. Maar ik kan niet horen.
Mijn oren dichtgestopt.
Mijn adem opgekropt.
Mijn hart van leegte zwaar.
Ik ben nog niet geboren.
Ik ben niet, ik. Niet waar.

Hoor. Maar ik wil niet horen.
Zou ik uw woord verstaan,
ik moest uw wegen gaan,
U volgen hier en nu.
Ik durf niet zijn geboren
en leven toe naar U.

Hoor, roept Gij in mijn oren
en jaagt mijn angst uiteen.
O stem door merg en been
verwek mij uit het graf.
Uw mens opnieuw geboren.
O toekomst, laat niet af.

(Huub Oosterhuis)

 

2

Toen mijn moeder hoorde wat het thema van de viering zou worden, begon ze spontaan de eerste woorden een mij onbekend gedicht van de onvolprezen dichteres Alice Nahon te declameren. De dichteres schreef het toen ze vijfentwintig jaar oud was, ze sukkelde met haar gezondheid en is ook vroeg gestorven. Ik lees het even.

Bidden is niet enkel knielen;
’t Is in ’t huis van onbeminden
En in grauw mizerie-zielen
Veel verborgen liefde vinden.

Bidden is de bittre dingen
Met een zacht gezeg vergoeden;
’t Is doorheen zijn tranen zingen
En in alles ’t schoon vermoeden.

Bidden is langs donkere paden,
Lampen van gevoel doen branden;
Bidden is de schoonste daden
Dragen op zijn eigen handen.

Bidden is in stilte weten
Weelde en weedom van elkander;
Bidden is zichzelf vergeten,
Om te peinzen aan een ander.

Het toont dat het klassieke beeld van bidden dat velen onder ons hebben, namelijk dat van geknield gebedjes prevelen, of onzevaders en psalmen bidden, maar een zeer gedeeltelijk beeld is. Door de tijden heen heeft bidden vele vormen en betekenissen gekregen. Alice Nahon toont in haar gedicht welke betekenis zij eraan geeft. Kijk voorbij het knielen en het woorden prevelen naar waar het echt om gaat: liefde vinden, het schone vermoeden, schone daden doen, is weten, gericht zijn op een ander, de Ander. Ik doe nu onrecht aan het gedicht door er snelsnel wat kerngedachten uit te halen, maar het toont mooi dat zelfs honderd jaar geleden in een klassiekere kerkelijke context dat deze van nu, bidden veel meer was dan het beperkte beeld dat velen ervan maken.

Het gedicht spreekt me aan omdat ik er gelijkenissen in aantref met andere beelden die op mijn levenspad zijn gekomen en waardoor ik me persoonlijk aangesproken gevoeld heb en nog doe.

Als lekendominicaan kan ik bijvoorbeeld niet rond de figuur van Dominicus. Van hem wordt verteld dat hij altijd aan het bidden was. Hij had blijkbaar maar weinig slaap nodig, want terwijl anderen sliepen, was hij steevast biddend in de kapel te vinden, soms hele nachten lang.
Broeders van Dominicus hebben hem wellicht daarbij geobserveerd en hebben negen verschillende houdingen opgetekend die Dominicus aannam tijdens het gebed. Ze zijn vele eeuwen later op beeld gezet, wellicht met een didactische reden. Dominicus zelf sprak daar niet over. Hij had zich zoals in het Evangelie teruggetrokken in zijn binnenkamer en dacht wellicht alleen te zijn. Maar hij had dus een intens gebedsleven dat ook nog steeds één van de ankerpunten is binnen de Dominicaanse levenswijze.
Ik overloop ze heel kort even, er dieper op ingaan is voer voor misschien een andere keer. In een eerste tafereel zien we Dominicus diep voorovergebogen als een dienaar, in een tweede platliggend op de grond, geaard, wat met jou gebeurt komt niet uit eigen kracht. Een derde prent toont Dominicus terwijl hij zich geselt. Een gebedshouding die me persoonlijk wat minder ligt, maar misschien wel als ze verstaan kan worden als solidair met de lijdende mens. In Nahon’s gedicht “In grauw mizerie-zielen veel verborgen liefde vinden.” Een andere prent toont hem knielend en rechtstaand, zoals iemand die genezen wil worden en weer opstaat, nog één rechtstaand en naar binnen gekeerd: leer me bidden.
In een zesde prent vind je hem met de armen wijd uitgestrekt, met open handen, een smeekgebed om recht en solidariteit. In een volgende vind je Dominicus met de handen naar de hemel gericht, als om zich te laten raken door God. En tenslotte zijn er twee ietwat andere taferelen: één die Dominicus toont terwijl hij de Bijbel bestudeert. Studie en gebed gaan samen en werken op elkaar in. Een laatste prent toont hem terwijl hij op weg is, onderweg, in gesprek met een medebroeder, met de mens die hij ontmoet.

Wij moeten nu wel wat door de middeleeuwse geloofsbeelden heen kijken en wellicht ook de mediterrane uitbundigheid, maar het toont in alle geval voor mezelf een aantal interessante zaken: zoals Alice Nahon het ook al schreef, is bidden niet enkel knielen en daarbij de juiste woorden prevelen, het is geen oefening van de geest gecombineerd met een vreemdsoortige gymnastiek maar iets dat je met je hele persoon doet, met verstand, met lijf en leden en met je hart. Het is een activiteit van je hele persoon. Lichaam en bewustzijn beïnvloeden elkaar daarin. Het toont me ook dat bidden iets kan zijn van ieder moment, ongeacht de omstandigheden en dat het vele vormen kan aannemen. Als zelfs studie en stappen gebed kunnen zijn, dan gaat het om veel meer: het gaat om een openheid, een gerichtheid op de ander, in Nahons gedicht “zichzelf vergeten om te peinzen aan een ander”.

Een tweede figuur wiens spiritualiteit me fel beïnvloed heeft en nog doet, is, u raadt het nooit, Ignatius van Loyola. Over hem wordt geschreven door zijn medebroeders dat hij een “contemplativus in actione” was, contemplatief, biddend in de actie. Ook over Albertus de Grote, één van de opvolgers van Dominicus, wordt dat trouwens gezegd. Het is een vorm van bidden die me wel ligt. Ik probeer het wat te duiden.
De mysticus Jan van Ruusbroec formuleerde die “contemplatie in de actie” als het “ghemeyne leven” waarin beschouwen en werken, actief zijn, volledig verenigd zijn. “Ghemeyn” dus in de betekenis van gemeenzaam, tezamen, in elkaar verweven. Beschouwen, bidden en werken moeten zo samengaan, of om het met een Bijbels beeld te stellen: een mens moet niet kiezen tussen de actieve, zorgende Martha en de luisterende Maria, beiden verdienen navolging en dat wel terzelvertijd.
Contemplatief zijn in de actie is dus niet één of ander evenwicht zoeken tussen actie en niet-actie, tussen strijd en inkeer, waarbij je het ene afwisselt met het andere in redelijke porties en regelmaat. Het is niet aan God of Jezus denken terwijl je in de potten roert of een zieke verzorgt of een nieuwe asfaltlaag legt of een kelder leegpompt. Het zijn willekeurige voorbeelden. Neen, alles wat je doet, moet je met volle aandacht doen, met je hele persoon. Totale aandacht besteden aan wat je doet, hoort en ziet, wat zich daarin aandient. Het tegengestelde van multitasken eigenlijk. Het is juist die volle aandacht die voedingsbodem wordt voor het gebed, namelijk dat je je openstelt voor de aanwezigheid van de Andere in jezelf, in anderen, in de hele schepping. In de actie blijven openstaan voor wat je gegeven wordt, opening houden of vrijheid houden, vrij zijn. Daarin kan het gebeuren, dat je de diepe verbondenheid ervaart die je opnieuw op weg zet, nieuwe mogelijkheden schept, in beweging zet, zowel in het dagelijkse bezig zijn als in het gebed. Bidden is op die manier God in alles ervaren, of om het opnieuw met het gedicht van Alice Nahon te zeggen: “Lampen van gevoel doen branden, in alles ’t schoon vermoeden en de schoonste daden dragen op eigen handen.”
Bidden wordt zo een levenswijze vanuit de diepste kern in jezelf, die je kan herkennen in de anderen, zelfs de onbeminden, in de hele wereld.

Soms lijkt het of we in het gebed botsen op woorden zonder betekenis, maar het zijn niet de woorden die ertoe doen, het is de houding, het luisteren, het horen, de klank van de diepste stilte die vol van leven is.

Ik kan alleen woorden ontmoeten, u niet meer.
Maar hiermee houdt het groeten aan zozeer,
dat ik wel moet geloven, dat gij luistert;
zoals ik omgekeerd uw stilte in mij hoor.

(Gerrit Achterberg)

 

Tafeldienst

We zijn hier samen rond dezelfde tafel, teken van de gemeenschap die we zijn, we zijn samen en toch is ieder hier met zijn/haar eigen gedachten en gevoelens, met de zorgen die we hebben of het geluk dat we mogen delen. Het leven is soms complex en ondoorzichtig. Er zijn ook momenten van intense vreugde. Er zijn de geliefden die ons dierbaar zijn en er zijn de mensen die lijden onder oorlogsgeweld. We leggen het samen hier aan deze tafel. En we weten ons verbonden met mensen dichtbij en veraf. Verbonden ook met allen die ons zijn voorgegaan en met allen die zich bekennen tot het teken dat Jezus ons heeft nagelaten.

Gezegend, Eeuwige, Gij, reddende God!

In de nacht klonk uw stem, sprak uw hart
In de nacht brak het donker op uw woord van licht.

Een dag ongeweten, een uitzicht dat wenkt,
roept Gij wakker voor ons.

Opstaan, vertrouwen en gaan zullen wij naar de morgen,
zingen om U het lied van alle reisgenoten:

Heilig, heilig, heilig, zullen wij U zingen
Heilig, heilig, heilig, moeten wij U noemen,
met heel de schepping mee uw grote daden roemen!
Zingen wij Hosanna, hemelhoog Hosanna!
Zegen van Godswege,
Hij die komt gezegend met de Naam van Hem!
Zingen wij Hosanna, hemelhoog Hosanna!

In de nacht bleef Gij trouw aan het volk van uw Liefde,
aan de Zoon van uw hart.
Uit het geestloze dal van de duizenden doden
hebt Gij hen tot leven gebracht.

Gezegend, Eeuwige, Gij, reddende God,
om de Zoon van uw liefde.
Hij, onze geboorte, een nieuwe dag.

 

Hij, onze geboorte, de nieuwe dag
Jezus, de mens
zozeer geworteld en gegroeid in U, Eeuwige
zozeer geaard naar U,
dat hij ons fundament kan zijn
de mens
geheel afgestemd op de minsten der mensen
en op geweldloze relaties
zo belichaamt hij uw rijk
en kon op de laatste avond van zijn leven zeggen
bij het ronddelen van het brood:
‘Neemt en eet
Dit is mijn lichaam’

 Bij het rondgeven van de beker met wijn:
‘Neemt en drinkt
Dit is mijn bloed.’
Blijft dit doen om mij te gedenken.

 Wij blijven dit doen
totdat ook wij
geworteld en gegroeid
geaard naar Hem
geheel afgestemd op de minsten der mensen
delen in Gods rijk.

 

Delen wij samen hier in zijn lichaam,
vinden wij leven eens en vooral in zijn bloed.

Voeg ons bijeen tot één levend lichaam,
een tempel van liefde, oase van vrede,
een woning voor U.
Dat onze dagen U zullen aanbidden en eren uw Naam,
doen wie Gij zijt:
Eeuwige, reddende God!

(Sytze de Vries)

 

Onze Vader

Vredeswens: Bidden is vrede zoeken, vrede vinden. Dat is iets anders dan berusting, de vrede die je kan ervaren in het gebed zet in beweging, maakt je tot vredesactivist. Dat wij dat mogen ervaren. Wensen wij dat elkaar toe.

Communie

Slotlied

Bevelen wij elkaar in de hoede van de Eeuwige,
Zegene ons de grote Naam!
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Met vrede gegroet en gezegend met licht

Voor wie zoeken in de stilte naar een vuur voor hart en handen:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Voor wie zingen op Gods adem van de hoop die niet zal doven:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Voor wie roepen om vrede, van gerechtigheid dromen:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Voor wie wachten in vertrouwen dat de liefde zal blijven:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Met vrede gegroet en gezegend met licht

(Sytze de Vries)