VIERING: LOF VAN HET KLEINE (1)

Dominicus Gent

Viering van zondag 7 mei

Lof van het kleine (1) 

 

Goedemorgen en welkom aan iedereen hier in deze kerk en aan wie via Zoom met ons meeviert, thuis of waar dan ook.

In deze en volgende viering willen we “de lof van het kleine” bezingen. We krijgen elke dag wel een dosis grote wereldproblemen voorgeschoteld, maar het zijn uiteindelijk vele kleine daden die de wereldgeschiedenis vormgegeven hebben. Zoals de Poolse dichteres Wislawa Szymborska het treffend verwoordde: na iedere oorlog is er altijd wel iemand die opstaat en begint schoon te maken. Maar tegelijkertijd worstelen velen onder ons met de idee dat wat we op persoonlijk vlak doen slechts weinig verschil lijkt te maken. Het lijkt weinig zoden aan de dijk te brengen. Daar willen we vandaag over nadenken en misschien een ander licht laten schijnen.

Maar eerst willen we dit samenzijn stellen onder de aanwezigheid van de Ene.
We steken de Paaskaars aan en we bidden:

Bidden wij om aanwezigheid van de Ene in dit uur en in alle uren,
Bidden wij dat het licht ons op onze zoektocht mag leiden
Bidden wij om inzicht dat ons met nieuwe ogen doet kijken en uitzicht brengt,
Bidden wij om de onbevangenheid van een kind
Bidden we om zachtheid en een open geest
Bidden we dat dit licht het vuur van de hoop in ons brandend mag houden
Bidden we dat dit samenzijn gezegend moge zijn

Vervul dit huis met hart en geest, met verbeeldingskracht.  

 
De blijde boodschap voor en door de kleine mens

Lange eeuwen is literatuur een zaak geweest van de elite, van koningen en machthebbers en heldhaftige strijders. In de Nederlandse literatuur is er pas in de late negentiende eeuw aandacht gekomen voor de kleine mens, zo vaak onzichtbaar en kwetsbaar. Cyriel Buysse schreef over Maria Beert, een fijn jong meisje uit een Oost-Vlaams dorp, dat verkracht wordt en dan maar moet trouwen met haar verkrachter (Het recht van de sterkste). Streuvels schreef over een weeskind, opgesloten in grijze internaten (De blijde dag).

Maar de evangelieverhalen, zovele eeuwen eerder, drijven helemaal op die aandacht voor de kleine mens. Ik vind het in elk geval zeer opvallend: de goede boodschap wordt bijna uitsluitend doorgegeven via kleine mensen. Het is niet dat de groten afwezig zijn, ze zijn er wel, maar ze worden getekend als dragers van de macht, die de vrijheid niet verdragen die Jezus de kleine mens gunt. Zoveel voorbeelden van gewone mensen, vaak met hun naam, vaak ook zonder. Van Jozef die zorg draagt voor het zwangere meisje Maria tot Nicodemus die zorg draagt voor het lijk van Jezus. Zacharias en Elizabeth. De herders. De vissers. Levi de tollenaar en Zacheus de tollenaar. Het dochtertjes van Jairus. De weduwe die haar zoon kwijt is. De zorgdragende honderdman. Martha en Maria. De vele andere vrouwen die genoemd worden, sommige ingebed in een prachtig verhaal zoals Maria Magdalena (denk aan het Paasverhaal), of de de Syro-Fenische vrouw die Jezus leerde wat racisme is, of de vrouw aan de bron, of de wenende publieke vrouw, of de vrouw die bijna was gestenigd. Soms worden ze enkel genoemd, gewoon herinnerd en genoemd, zoals in Lucas 8 Johanna (de vrouw van Herodes) en Suzanna, maar bijvoorbeeld ook nog de zieke schoonmoeder van Petrus. En dan al die naamloze zieken die genezen worden, in elk geval ten diepste beluisterd. De meest betekenisvolle kleine mens is voor mij de arme weduwe, van wie Jezus, die haar vanop een afstandje aandachtig observeert, zegt: zij is de grootste… Het lijkt wel of zij, die het al zo moeilijk heeft als weduwe en oud en arm, op haar eentje de tempel heeft gered, te midden van al die anderen die alleen maar aan zichzelf dachten. De tempel als plek van barmhartigheid, van vertrouwen en toevertrouwen…

Ook in Jezus’ voorbeelden klinkt dat kleine grote door: het mosterdzaadje dat een boomstruik van 3 meter hoog wordt, dat ene schaap, die onschuldige kinderen. Ook de zaligsprekingen draaien de normale verhoudingen om. Zijn gelijkenis van de werkers van het elfde uur tart alle kapitalistische logica (voor zover het kapitalisme een normale logica heeft). De genezen blinde is meer waard dan de sabbat, het kalf dat in de put valt ook. Je begint te begrijpen waarom de machthebbers zo woedend worden op deze man die alles omkeert. Er zit in hem een ongrijpbare vrijheid, die mensen iets van die vrijheid teruggeeft.

Zoveel kleine verhalen van kleine mensen, ze geven die goede boodschap van de evangelies zoveel betekenissen. Neem nu Veronica. Pas doordat zij daar is, om met een doek bloed en zweet en pijn van zijn gezicht weg te vegen, begin je te beseffen wat die calvarietocht geweest moet zijn. Geschreeuw, drukte, geduw. En dan plots iemand zien die je echt aankijkt. En dan plots zien dat je niet helemaal alleen bent, dat er mensen meegaan in je lijden.

Het kleine heeft de kracht om heel veel te zeggen, veel meer soms dan het grote. Het is begin mei, de bomen staan nu massaal in bloei, maar wie niet goed kijkt en niet ziet dat zo’n bloeiende boom eigenlijk bloeit door al die kleine miraculeus opengekomen bloem- en bladknoppen, die heeft niets gezien. Niet de scheppende kracht van zo’n boom. Niet het vele werk dat eraan vooraf is gegaan, al vanin de winter. Zo’n kathedraal is impressionant, maar pas als ik een steen zie met een merkteken van de steenkapper erin, besef ik het wonder van samen bouwen, van het plan in het hoofd van de bouwmeester tot het lef om stenen zo hoog te durven leggen. Als we de Paaskaars ontsteken, herhalen we alle verhalen van Uittocht, van loskomen van slavernij. Als we brood en wijn delen, dan willen we dat de boodschap van deze uitzonderlijke mens, die toch vermoord werd, niet verloren gaat, meegenomen wordt in ons klein groot leven. Niets is abstract, zeggen de evangelies, het gaat om mensen, en mensen zijn niet groot of klein, mensen willen leven, willen goed samenleven, willen gezegend leven.

 

Voor kleine mensen (Psalm 72)

Voor kleine mensen is Hij bereikbaar,
Hij geeft hoop aan rechtelozen,
hun bloed is kostbaar in zijn ogen,
Hij koopt ons vrij uit het slavenhuis.

Hij zal opkomen voor de misdeelden,
Hij zal de machten die ons dwingen
breken en binden, Hij zal leven,
onvergankelijk als de zon.

Voor kleine mensen is Hij bereikbaar,
Hij geeft hoop aan rechtelozen,
hun bloed is kostbaar in zijn ogen,
Hij koopt ons vrij uit het slavenhuis.

Zoals de dauw die de aarde drenkt,
zo zal Hij komen en in die dagen
zullen trouw en waarachtigheid bloeien,
zal er vrede in overvloed zijn.

Dan dragen de bergen schoven van vrede
en de heuvels een oogst van gerechtigheid,
een vloed van koren, golvende velden,
een stad rijst op uit een zee van groen.

Voor kleine mensen is Hij bereikbaar,
Hij geeft hoop aan rechtelozen,
hun bloed is kostbaar in zijn ogen,
Hij koopt ons vrij uit het slavenhuis.

Zijn naam is tot in eeuwigheid,
zolang de zon staat aan de hemel.
Zijn naam gaat rond over de aarde,
een woord van vrede, van mens tot mens.

Voor kleine mensen is Hij bereikbaar,
Hij geeft hoop aan rechtelozen,
hun bloed is kostbaar in zijn ogen,
Hij koopt ons vrij uit het slavenhuis.

T. Huub Oosterhuis – M. Tom Löwenthal

 

Evangelie: Marcus 4, 26-33

En verder: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; 27hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. 28Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. 29Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.”
30 En verder: “Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? 31Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; 32maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.” 33In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. 34Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen, gaf Hij van alles uitleg.


  Ad Maiorem Dei Gloriam

Ik moest bij de tegenstelling tussen groot en klein of meer en minder, onwillekeurig terugdenken aan mijn humanioratijd in een Gents jezuïetencollege. Eén van de centrale gedachten die in de jezuïtische vorming naar voor komt is de slagzin “magis” (zonder ch op het einde), het Latijn voor meer, beter, hoger. Soms wel eens geformuleerd als “Plus est en vous”, maar dat is niet helemaal hetzelfde. Dat klinkt dus niet helemaal als “de lof van het kleine”. We worstelden wel met dat begrip, vooral omdat we nogal wel eens te horen kregen dat uitgerekend wij die zoveel talenten gekregen hadden, al onze capaciteiten moesten inzetten voor een betere wereld. Dat “meer” kreeg iets dwingends.
Dat de impact hiervan niet mag onderschat worden, ervaarde ik recent nog in een gesprek met een vriend die op een ander jezuïetencollege zat. Hij vertelde: “Die semper magis heeft toch altijd op de achtergrond een zware schaduw geworpen op wat ik deed: van een aanhoudend plichtsbesef tot schuldgevoel wanneer ik daar niet aan voldeed.” En hij is daarin zeker niet de enige. Nog anderen dachten dat “meer” in de eerste plaats iets vertelde over hun financiële of maatschappelijke status.
Het gebruik van “magis” zonder verdere uitleg leidt dus wel meer dan eens tot stevige misvattingen en zelfs hoogmoed.
Het lijkt er trouwens op dat ook binnen de ruimere maatschappij dat “magis” zonder meer de boventoon voert, met alle gevolgen vandien, u kent allemaal wel een aantal voorbeelden van hoe de druk om steeds beter, groter en sneller te gaan verpletterend kan werken.

Omdat het zo’n kernzin is, wilde ik meer weten over waarom Ignatius zo’n nadruk legde op “magis”. Ik stelde daarbij vast dat hij dat woord nooit zomaar als een zelfstandig begrip gebruikte, maar altijd als een bepaling bij “de eer en glorie van God”. De “semper magis” van Ignatius heeft dus een duidelijk doel en mag niet los daarvan gezien worden.
Ik had het eigenlijk wel moeten weten, want op ieder huiswerk en iedere overhoring moesten we bovenaan “AMDG” schrijven. Dat staat voor “Ad maiorem Dei gloriam”, tot meerdere eer en glorie van God. Ieder huiswerk en iedere overhoring hoorden we dus met dat doel te maken. Het is echter zo dat weinigen onder ons, mezelf incluis, daar toen de volle draagwijdte van konden vatten. Misschien was het begrip niet zo goed uitgelegd, misschien lag het aan de vreemde middeleeuwse taal, of aan het toen nog abstracte begrip, maar we werden niet bepaald wild van de meerdere eer en glorie van God, zeker niet wanneer we op wiskundevraagstukken zaten te sjieken. Velen onthielden dus alleen het “maiorem” en het “magis”.
Het is pas veel later dat ik ben gaan beseffen dat Ignatius hier eigenlijk een fundamentele verandering van focus beoogde: er staat immers niet “mei gloriam”, mijn glorie, maar “Dei gloriam”, Gods glorie. Dat moet het uitgangspunt zijn. “Magis” vertrekt vanuit de dankbaarheid om Gods zorg voor de mens. We worden uitgenodigd om daar vreugde uit te putten en het leven dankbaar te aanvaarden. We krijgen daarbij de onuitgesproken opdracht om die schoonheid te bestendigen, te vergroten en verder door te geven. Daartoe, schrijft Ignatius, moeten we in de eerste plaats onze kennis vergroten. Het is duidelijk dat hij bij de dominicanen gestudeerd heeft.
Allemaal goed en wel, maar hoe zit dat dan met “de lof van het kleine”? Wel, de sleutel zit voor mij in een raadgeving die Ignatius ons hiervoor heeft meegegeven. Ze luidt:
“Laat dit de eerste regel van je handelen zijn: Vertrouw zo op God alsof het resultaat van je werk alleen van jou afhangt en niet van God; en zet je zo in alsof niets door jou maar alles door God tot stand gebracht zal worden”.
Deze uitspraak klinkt op het eerste en zelfs het tweede gehoor nogal tegenstrijdig, misschien zelfs een beetje schizofreen. Het lijken wel twee uitersten: De ene zegt: “Vertrouw in God, maar ook niet te veel, word zelfs een beetje atheïst” en tegelijkertijd zegt de andere: “Acht jezelf niet te hoog, neem jezelf niet te serieus, want het doet er niet echt toe wat je doet, alles hangt toch af van God.”

Dat is niet wat er bedoeld wordt, denk ik. Je kan deze uitspraak maar begrijpen wanneer je ze als een geheel probeert te verstaan, als twee facetten van eenzelfde werkelijkheid. Ze zegt niet dat onze daden er niet toe doen, maar dat we ze in het juiste perspectief moeten zien. Het is handelen met beide voeten stevig in de werkelijkheid van alle dag, doen wat moet gedaan met heel je hart en al je krachten, zolang ze maar “ad maiorem dei gloriam” zijn. Maar het is tegelijkertijd ook beseffen dat onze daden klein zijn, soms geen steen lijken te verleggen, soms zelfs geen zandkorrel, maar dat dat er niet toe doet: het resultaat ervan is niet van ons, het resultaat ervan zullen we misschien nooit zien of nooit kunnen vermoeden, maar we mogen erop vertrouwen dat er op de één of andere manier wel één zal zijn.
Het is, denk ik, wat in de grond bedoeld wordt met nederigheid, het besef van je eigen kleinheid. Dat woord “nederigheid” heeft een erg negatieve bijklank gekregen, als was het een synoniem voor slaafsheid of ondergeschiktheid, jezelf totaal aan de kant zetten of je alles ontzeggen. Maar daarover gaat het hier niet.
Nederigheid stelt zich tegenover de idee dat je de regie van je eigen leven bepaalt en dat je steeds meer moet worden, hebben en dus doen. Het is een grondhouding die voor mij zelfs iets bevrijdends heeft: het hangt helemaal niet van mij af; wat ik doe, doe ik zo goed mogelijk omdat ik denk, weet, voel dat het goed is, dat het de schepping mooier maakt, dat het leven in welke vorm dan ook kan vermeerderen.
Ik zal het resultaat van mijn daden wel zien, of niet. Maar ik mag er wel op vertrouwen dat het een verschil zal maken. Iets of iemand zal daar wel voor zorgen, ooit. Zoals men vroeger al eens zei: “Gods wegen zijn ondoorgrondelijk”.

Het gaat misschien zelfs nog wat verder: het is in de eerste plaats belangrijk dat we met de juiste ingesteldheid handelen en het resultaat ervan is misschien zelfs niet zo belangrijk. Misschien kunnen we onszelf zo zelfs bevrijden van onze permanente nood aan bevestiging.
Het nastreven van nederigheid, vertelt me dat ik geen heer en meester ben van de loop van de geschiedenis, zelfs niet van mijn eigen leven en zelfs dat niet al mijn beslissingen waardevol zijn. Het is maar wanneer ik die illusie kan loslaten en mezelf tot de juiste kleine mensenmaat kan terugbrengen, dat er vrije ruimte komt om me over te geven aan de Bron van Leven. Vrije ruimte om, zoals Ignatius het zegde: “En todo amar y servir”. In alles te beminnen en te dienen. Het is zaad, dat lang in de grond kan liggen slapen, maar kan uitgroeien tot een grote boom.
Zingen we over die eerbied met het lied 71 in de kaft.

 

Over Eerbied

Gij moet het eenzaam laten,
gij moet het eenzaam laten
het zaad dat ligt te slapen,
het zaad dat ligt te slapen,
en dat al kiem gaat maken,
en dat al kiem gaat maken.

Dit eerstelings bewegen,
dit eerstelings bewegen
van leven binnen leven,
van leven binnen leven
vermijd het te genaken,
vermijd het te genaken.

Laat het stil zijn in zijn waarde,
laat het stil zijn in zijn waarde,
zaad in de donkere aarde,
zaad in de donkere aarde.
En het zal groen ontwaken,
en het zal groen ontwaken.

T. Ida Gerhardt – M. Bernard Huijbers

 
Inleiding tafeldienst

Laten we aan tafel gaan en in herinnering brengen de mens die ons hier bijeen brengt en wiens voorbeeld ons leidt, Jezus van Nazareth. Hij luisterde naar kleine mensen en maakte hen groot.
Hij gaf ons deze gebaren als herinnering: voedsel en drank, ze drukken het leven uit. Ze drukken het gedeelde leven uit, elkaar nabij zijn. Ze drukken een geweldige hoop uit: een goede wereld van gerechtigheid. En dat allemaal in deze kleine gebaren…
We willen vandaag aan deze tafel staan in verbondenheid met de mensen in deze stad aan wie niemand denkt; in verbondenheid met de mensen die verloren lopen, op de vlucht zijn; in verbondenheid met wie nu thuis deze viering volgt; in verbondenheid met onze lieve doden, voor wie we de kleine kaarsjes aansteken. En dit andere kleine kaarsje, dat ooit uit Congo kwam, steken we aan omdat we ons verbonden weten met ieder die dezelfde gebaren stelt van gedeeld leven in Jezus’ spoor.

Delen wij samen hier in zijn lichaam,
vinden wij leven eens en vooral in zijn bloed.

Voeg ons bijeen tot één levend lichaam,
een tempel van liefde, oase van vrede,
een woning voor U.
Dat onze dagen U zullen aanbidden en eren uw Naam,
doen wie Gij zijt:
Eeuwige, reddende God!

 

Onze Vader

Vredeswens

Het zijn kleine daden, kleine gebaren die een begin van vrede kunnen maken, een “het spijt me”, een glimlach, een juist gekozen woord. Geen spectaculaire dingen, maar altijd zo belangrijk als eerste stap. Wensen we elkaar dat inzicht, vervolmaken we ons in de kunde om steeds de vrede voor ogen te houden en de juiste kleine dingen te doen.

 

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons nieuw online platformhttp://Bijlichten.be 
Ga er in gesprek met de auteurs van de filmpjes!

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.