VIERING: GEESTELIJK GEZOND ZIJN IN DEZE MAATSCHAPPIJ…

Dominicus Gent

Viering van zondag 1 oktober 2023

Geestelijk gezond zijn in deze maatschappij…

 

Goedemorgen en van harte welkom u hier in de kerk aanwezig en u allen thuis. Moge dit uur van samenzijn, bidden, zingen en vieren ons inspireren en bemoedigen om in ons leven de weg van Jezus samen verder te gaan.

We steken de Paaskaars aan en bidden om licht van het evangelie en dat in de zovele situaties die ons leven op zijn kop kunnen zetten, een richting van goed samenleven duidelijk wordt.

 

Gij, Enige,

Die ons kent zoals wij zijn,

Die ons doorgrondt in hart en nieren,

Die ons dichterbij zijt dan wij onszelf zijn,

Maak ons open en ontvankelijk

Voor de klank die in ons spreekt

Die ons aanspreekt en oproept

Doe ons luisteren voorbij de woorden

Doe ons kijken verder dan wat te zien is

Raak ons aan met uw gloed van mededogen

Kom in ons klein bestaan.

 

Lied: Kom in mijn klein bestaan

 

Kom in mijn klein bestaan, ga niet mijn deur voorbij.

Breng licht en warmte aan, maak mij van doodsangst vrij.

Ontdooi mijn binnenkant, mijn ingevroren geest

en schep een nieuw verband, zodat mijn ziel geneest.

 

Kom in mijn kleine droom, verbreed mijn horizon,

dat ik niet langer schroom te zien naar mensen om.

Genees mijn angst voor pijn, mijn vrees voor zelfverlies,

zodat ik mens kan zijn en voor de minsten kies.

 

Kom in mijn klein geloof, vernieuw mijn fantasie,

dat ik uw toekomst loof, steeds nieuwe kansen zie,

zodat ik verder leef voor vrede mettertijd

en mij uit handen geef om uw gerechtigheid.

 

(H. Oosterhuis)

 

Vandaag begint, naar ondertussen jaarlijkse traditie, de tiendaagse van de Geestelijke Gezondheid. We vonden dat een goede aanleiding om in deze en de komende vieringen stil te staan bij en na te denken over deze thematiek, hoe wij die ervaren en of we ons hierin kunnen laten inspireren door Bijbelverhalen. In een eerste viering proberen we maatschappelijke problemen te verkennen die in individuen tot uiting komen. We lezen en reflecteren straks ook rond het Bijbelverhaal van de bezetene van Gerasa.
In de volgende vieringen gaan we op zoek naar wat meer draagkracht kan geven, hoe we terug veerkracht kunnen opwekken en hoe aanraking en nabijheid helend kunnen werken. En voor wie er niet genoeg kan van krijgen, is er op 24 oktober nog een panelgesprek over mentaal wel- of onwelbevinden.

Maar beginnen we alvast met deze viering.

Op de radio hoorde ik deze week een korte reportage over hoe het kleine Afrikaanse land Sierra Leone kampt met gigantische problemen rond de geestelijke gezondheid van haar bevolking. De president daar heeft recent besloten om een groot actieplan uit te rollen om daar iets aan te doen. De uitdaging is zeer groot: de opeenvolging van een nietsontziende burgeroorlog, een ebola-epidemie met duizenden doden, de Covid-crisis en het feit dat tachtig percent van de bevolking werkloos is en hongerlijdt. Het hakt er zwaar in. Als je dan nog weet dat de 7 miljoen inwoners beschikken over welgeteld 2 psychiaters en een handvol psychologen (die zo te zien wellicht zelf een burn-out nabij zijn) dan hoeft er geen tekeningetje meer bij.

Wanneer je dit hoort, dan frons je op zijn minst de wenkbrauwen wanneer hier krantenberichten verschijnen als “één op vier Belgen neemt medicatie voor mentale problemen” of nog “zestig percent van de jongeren nemen antidepressiva” of “onderzoek van de KU Leuven toont dat 30% van de Belgische werknemers een hoog risico loopt op burn-out”.
We hebben hier geen burgeroorlog of levensbedreigende ebola-uitbraak meegemaakt, de levensstandaard van de meeste Belgen is globaal wel een beetje beter dan dat van de gemiddelde inwoner van Sierra Leone en toch lijkt het mentaal welzijn, vooral, maar niet alleen bij jongeren, dramatisch laag te scoren. Zijn we hier in het rijke Westen te week geworden en zou, zoals je het wel eens hoort aan een cafétoog “een goede oorlog de meesten wel deugd doen”? Of is er iets anders aan de hand?
Ik probeer een paar mogelijke verklaringen aan te duiden, zonder de ambitie te hebben volledig te zijn en misschien soms wat te vervallen in huis-, tuin- en keukenpsychologie. U moet me straks maar corrigeren of terechtwijzen.

De wereld van pakweg dertig jaar geleden zag er nogal anders uit dan die van vandaag. Toen ongeveer kocht ik mijn eerste GSM, zo één van het gesofisticeerde type waarmee je kon telefoneren. En ook wel enkel dat. De wereld van nu ziet er wel wat anders uit en de twintigers van nu worden zelfs “digital natives” genoemd, zoiets als geboren met de slimme telefoon in de hand. En hoewel die vooruitgang ontegensprekelijk wel wat voordelen en positieve zaken gebracht heeft, zit er toch ook wel een flinke keerzijde aan. Die is te wijten aan een combinatie van de technologie en ons menselijk gedrag.
Dat uit zich vooral in het gebruik van sociale media. Daar worden we zonder het echt te beseffen steeds op het verkeerde been gezet. Wat we daar te zien krijgen, ziet eruit als het gewone leven, maar dat is het niet. Er is een buitensporig aanbod te vinden van mensen die happy lijken, die blijkbaar een gevuld leven hebben met alleen maar leuke momenten, die zonder enige moeite van de ene boeiende reis in de andere sukkelen, en ga zo maar door, u kent het ongetwijfeld. De meesten onder ons weten allemaal wel dat dat niet de realiteit is, maar slechts een kunstmatig gemaakt en sterk gefilterd beeld. Niettegenstaande dat, laten we ons onbewust steeds opnieuw vangen en bijgevolg frustreren. Voor jongeren die nog wat minder levenservaring hebben, geldt dat dubbel. Het lijkt allemaal de illusie te sterken dat je moet consumeren om gelukkig te kunnen worden: een zalfje of botox voor een mooie huid, reizen maken, festivals afschuimen, dingen beleven en vooral: “genieten”. Een mens moet dan al uit tropisch hardhout gesneden zijn om niet te gaan vergelijken met de eigen situatie, daar te blijven door kijken, en zich niet langzaamaan te laten hersenspoelen.
Dat alles wordt nog versterkt door de rekenmethodes die sociale mediatoepassingen gebruiken om te selecteren welke informatie je te zien krijgt. En dan hebben we het nog niet over het systeem van likes (duimpjes) die je steeds opnieuw belonen met een endorfineshot of je opnieuw frustreren wanneer de likes er niet komen.
Koppel dat alles aan het hedendaagse adagium dat je de meester bent van je eigen leven, dat je het kan maken, dat het alleen van jou afhangt of het lukt of niet, en mensen hollen een niet haalbare geluksillusie achterna. Je gewoon vervelen, momenten van je minder of slecht voelen horen daar niet meer bij en nadenken over de fundamentele levensvragen al helemaal niet.
Wanneer steeds opnieuw de nadruk gelegd wordt op wat er niet of nog niet is, wat een ander wel heeft of doet en jij niet, maakt dat ongelukkig. Het is alsof daarmee een standenverschil wordt gecreëerd tussen jou en de ander. Degene die meer heeft, meer likes krijgt, lijkt belangrijker dan diegene die dat niet heeft. Vroeger was dat op een bepaalde manier ook wel zo, maar deze technologie heeft dat allemaal heel erg versterkt, versneld, uitvergroot en heel erg persoonlijk gemaakt. Je wordt helemaal op jezelf teruggeworpen. Jij moet je plek op de sociale ladder veroveren. Het zijn sterke schouders die die last kunnen dragen.

Een andere piste: we worden bijna 24 uur op 24 gebombardeerd met rampberichten. Een bosbrand of een aardbeving met duizenden doden aan de andere kant van de wereld, terwijl we nog aan het bekomen zijn van het avondeten, een vloedgolf elders, honderden doden op de Middellandse Zee, elders nog meer bij willekeurige bombardementen. Die onophoudelijke stroom, dat vergrootglas op alle negativiteit, de reële signalen dat de mensheid zichzelf in de vernieling aan het rijden is, zorgen voor bijkomende stress: in de illusie dat we de meesters zijn van ons leven, worden we immers geconfronteerd met onze eigen machteloosheid. Het is aangetoond dat met name de ecologische crisis een duidelijk negatieve impact heeft op het mentaal welzijn van jongeren wereldwijd.

Deze twee voorbeelden tonen in alle geval aan dat het groeiend mentaal onwelbevinden een symptoom kan zijn van scheefgegroeide maatschappelijke tendensen. De oorzaken alleen op persoonlijk vlak gaan zoeken, zal dus het probleem niet weghalen. Daar waar de technologie de grenzen van het menselijk vermogen met voeten treedt, daar waar de mens ondergeschikt gemaakt wordt aan economie en consumeren in plaats van het omgekeerde, daar vallen steeds meer mensen uit de boot en zal uiteindelijk de hele maatschappij een prijs betalen.

Het lijkt een deprimerende boodschap: de mensheid die slachtoffer dreigt te worden van haar eigen leerling-tovenaarschap. Is het vechten tegen de bierkaai of zijn er wegen vooruit? De komende vieringen zullen zeker een aantal pistes aanreiken.

Ik zie in alle geval hier en daar mensen die zichzelf bewust gaan beperken: die de smartphone langs de kant leggen, zich uitschrijven uit sociale mediaplatformen. Anderen die de continue nieuwsstroom voor zichzelf stilleggen en zich terug focussen op het niet-digitale leven. En dat lijken er steeds meer te worden.
Nieuwe inzichten groeien. Zo stond er deze week nog een column in De Standaard van Nele Van den Broeck die tot de conclusie komt dat ze het zo beu is de baas van haar eigen leven te moeten zijn. Keuzevrijheid is eventjes leuk, schrijft ze, maar structuur en geborgenheid zijn zoveel belangrijker. Het gaat niet om zelfzorg, echte zorg komt altijd van anderen.

En wij: wij kunnen aandacht en zorg blijven bieden aan de mensen in onze omgeving, maar tegelijkertijd ook inzicht blijven geven in de onderliggende mechanismen, we kunnen de maatschappelijke tendensen blootleggen en ons eigen model daartegenover zetten als aanbod.

Dat model vertelt dat we niet onze eigen maatstaf zijn, dat wij vertrouwen dat er een andere waarheid is dan die van onszelf, dat wat blijft en duurzaam is niet te vinden is in de kicks van één dag, maar dat mentaal welzijn te maken heeft met geborgenheid en gedragenheid. Hebben we daarbij als gelovigen geen uniek tegenverhaal? Of zoals het gezegd wordt in het lied dat we nu gaan zingen: “een bron van levend water in de wildernis”

 

Lied : Een lied voor bijna iedereen

 

Ergens komt een kind vandaan,

van ver, van buiten, zonder naam.

Het is nog niemand, spreekt geen woord,

heeft van de dood nog niet gehoord,

het huilt nog van geboortepijn

en weet niet wie het ooit zal zijn.

 

Dan roepen mensen jij jij jij

woon hier bij ons,

woon hier bij mij,

de wereld wordt een huis voor jou

en liefde maakt een mens van jou.

Dan geven wij elkaar een naam:

iemand niemand

kind van mensen

ben jij voortaan.

 

Ergens moet een mens toch heen

hij gaat zijn eigen weg alleen,

en zoekt of in de wildernis

een bron van levend water is,

en luistert of een woord bestaat

waarin zijn toekomst opengaat.

 

Dan roepen mensen jij jij jij

woon hier bij ons,

woon hier bij mij,

het water is een bron voor jou

en toekomst heeft een woord voor jou.

Dan vindt een mens zijn eigen naam:

Iemand niemand

dorst en water

kind van mensen

ben jij voortaan.

 

Niemand weet waartoe hij leeft,

waarom hij hart en handen heeft.

Er is geen daarom, eens voorgoed,

maar enkel adem, vlees en bloed.

Zo leeft een mens tot in de dood

onooglijk klein, onzichtbaar groot.

 

Dan roepen mensen jij jij jij

wees hart en hand en mens voor mij,

wees waarom daarom groot of klein

de mens die jij alleen moet zijn.

Zo leeft een mens van naam tot naam:

Iemand niemand

dorst en water

vriend en vreemde

kind van mensen

ben jij voortaan.

 

Niemand weet wat leven is,

alleen dat het gegeven is,

van vuilnisbelt tot gouden troon,

aan vluchteling en koningszoon.

Wie leeft die maakt zijn eigen lied

en wie niet leeft verstaat het niet.

 

Laat ze maar roepen jij jij jij

wie leven wil die zingt zich vrij;

wie leeft die maakt zijn eigen lied

en wie niet leeft verstaat het niet.

Zo zingen wij elkanders naam:

Iemand niemand

dorst en water

vriend en vreemde

dood en leven

kind van mensen

zijn wij voortaan.

 

(H. Oosterhuis)

 

Evangelie: Lucas 8, 26-39

 

Zij landden nu in de streek van de Gerasenen, die tegenover Galilea ligt.

Zodra Hij aan land was gegaan, liep Hem uit de stad een man tegemoet, die door duivels bezeten was. Sinds geruime tijd droeg hij geen kleren meer en verbleef niet in een huis, maar in de grafspelonken.

Toen hij Jezus zag, viel hij Hem schreeuwend te voet en riep met luider stem: ‘Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de Allerhoogste God? Ik bid u, kwel mij niet!’

Want Jezus had aan de onreine geest bevel gegeven uit de man weg te gaan. Menigmaal had die hem al meegesleept en om hem vast te houden werd hij dan in hand- en voetboeien geketend, maar hij trok de boeien stuk en werd door de duivel de eenzaamheid ingejaagd.

Jezus vroeg hem nu: ‘Hoe heet je?’ Hij antwoordde: ‘Legioen.’ Want er waren vele duivels in hem gevaren.

Ze smeekten Hem hun niet te gelasten naar de afgrond terug te keren.

Nu was men daar in het gebergte een grote troep zwijnen aan het hoeden. Zij smeekten Hem, dat Hij hun zou toestaan daarin te gaan; Jezus stond het hun toe.

De duivels gingen uit de man weg en voeren in de zwijnen, waarop de troep zich van de steile oever in het meer stortte en verdronk.

Toen de zwijnenhoeders zagen wat er gebeurd was, namen zij de vlucht en vertelden het in de stad en op het land.

Daarop kwamen de mensen kijken naar wat er gebeurd was. Zij gingen naar Jezus toe en vonden de man uit wie de duivels waren weggegaan aan zijn voeten zitten, gekleed en goed bij zijn verstand; en ze werden door vrees bevangen.

Die het gezien hadden verhaalden hun, hoe de bezetene genezen was.

Heel de bevolking van het gebied der Gerasenen vroeg Hem nu bij hen weg te gaan, want zij waren van grote vrees bevangen. Hij stapte dus in de boot en keerde terug.

De man uit wie de duivels waren weggegaan, vroeg bij Hem te mogen blijven.

Maar Jezus stuurde hem weg en zei: ‘Ga naar uw huis terug en vertel alles wat God aan u gedaan heeft.’ Hij ging heen en verkondigde in heel de stad wat Jezus aan hem gedaan had.

 

Overweging

De bezetene van Gerasa is wellicht een van de meest tragische figuren die er in de evangelies rondlopen.

Zijn verblijfplaats zijn de grafkelders. Dat treft de evangelist sterk want hij herhaalt het drie keer. ’s Nachts loopt hij in de bergen te brullen en zichzelf met stenen te beuken. Niemand kan hem bedwingen. De ongelukkige komt Jezus tegemoet vanuit de rotsgraven. Hij is zo vrij als een mens maar zijn kan: hij verbreekt zijn ketenen, niemand kan hem vasthouden, hij slaat alle voorschriften omtrent sociaal gedrag in de wind maar hij zit vast in zijn bezetenheid, hij is de gevangene van zijn eigen waanzin.

De tekst suggereert dat de man regelmatig een crisis heeft en telkens opnieuw door zijn stadsgenoten in de boeien wordt geslagen, tevergeefs.

Dit bizarre verhaal kan vanuit verschillende invalshoeken gelezen en geïnterpreteerd worden. Vandaag volg ik de benadering van René Girard, filosoof, antropoloog, historicus enz…. Centraal in de opvattingen van Girard staat het begrip mimesis. Dat betekent nabootsing. Mensen groeien op en leren door nabootsing. Zelfs datgene wat we verlangen is volgens hem gebaseerd op nabootsing. We verlangen iets omdat een ander dat verlangt. Een voorwerp is nooit op zichzelf interessant. Het is interessant omdat een ander dat bezit. Die ander is een bewust of onbewust model dat we nabootsen. Dat nabootsend of mimetisch verlangen maakt dat mensen voor elkaar zowel model als rivaal worden van elkaar. Dat fenomeen ligt volgens Girard aan de basis van het geweld in elke samenleving. Samenlevingen proberen dat geweld te kanaliseren en ze doen dat op velerlei manieren en de meest gekende en efficiënte wijze is het mechanisme van de zondebok waarbij iemand of een groep verantwoordelijk gesteld wordt voor alles wat fout loopt. Door de zondebok te verwijderen door hem uit te schakelen, te offeren, in elk geval op een of andere wijze te elimineren, komt de samenleving weer tot rust want het gevaar is geweken. Voor kortere of langere tijd is er geen geweld meer. 

Girard wijst er op dat het heel belangrijk is om te zien hoe de psychopathologie en het geweld van een individu verweven is met de psychopathologie en het geweld van zijn omgeving. Niet enkel en zelfs niet noodzakelijk met de thuissituatie maar met de samenleving, de levenssfeer, de maatschappelijke verwachtingen waarin iemand opgroeit.

In die zin gaat deze benadering verder dan de noodzakelijke en onontbeerlijke therapeutische blik. Wat goede therapeuten zoals Dirk De Wachter en Paul Verhaeghe trouwens ook doen. Vanuit hun therapeutische praktijk stellen ze ook de samenleving onder kritiek.

Volgens Girard beleven de Gerasenen en hun bezetene op gezette tijden dezelfde crisis, steeds op bijna dezelfde wijze.

De bezetene doet zichzelf geweld aan en is daarin de imitator van en de spiegel voor het geweld van de Gerasenen. De Gerasenen sturen zijn verwijt naar hem terug en ze doen dat met een geweld dat het zijne nog versterkt en bekrachtigt. Op de een of andere manier gaan beschuldiging en tegenbeschuldiging eindeloos in het systeem rond.

 

Hebben de Gerasenen dit herhaald ritueel nodig? Waarom smeken ze Jezus om zich onmiddellijk te verwijderen en zich niet meer met hun zaken te bemoeien? Dit verzoek is paradoxaal aangezien Jezus immers in één klap en zonder het minste geweld heeft bereikt wat zij zelf schijnbaar willen bereiken met hun ketenen en hun voetboeien maar willen ze wel echt de definitieve genezing van de bezetene. Is het niet handiger één zieke plek, een zwakke schakel te kunnen aanduiden binnen je gemeenschap om de eigen groep als helemaal ‘gezond’ te kunnen verklaren? Dan moet er toch helemaal niets veranderen?

Wanneer Jezus aan de bezetene zijn naam vraagt, antwoordt hij merkwaardigerwijs: Legio. Er waren immers vele demonen bij hem ingetrokken vervolgt de evangelist. Legio, legioen, officieel was een Romeins legioen 6000 man, maar in de praktijk vaak niet meer dan 2000. Zo’n massa demonen betekent vooral dat de man helemaal in de macht van anderen is en geen greintje zelfbeschikking heeft. Welke machten kunnen mensen zo helemaal in hun greep houden?

Jezus laat zich niet ontmoedigen door de uitzichtloze situatie. Hij blijft in de onmacht van de man staan, hij blijft hem nabij. Hij toont zich solidair in de onmacht van de bezetene. En dat blijkt het keerpunt te zijn: de geesten smeken Jezus hen niet de afgrond in te sturen. Blijkbaar is er bij de man toch ruimte gekomen om alles wat hem bezet los te laten.

En dan heb je de spectaculaire scène van de troep varkens waarin de onreine geesten varen, de spoken uit het verleden die met de varkens verdrinken in het meer. De ex-bezetene is bevrijd. Hij gaat gekleed en bij zijn volle verstand aan Jezus’ voeten zitten. Hij wil bij hem blijven maar Jezus stuurt hem weg. “Ga naar huis” zegt hij, “en vertel wat God aan u gedaan heeft.”

Wat God aan mensen doet wordt zichtbaar in het trouw nabij blijven van Jezus.

 

Toen ik in voorbereiding op deze viering dit verhaal opnieuw las, moest ik spontaan denken aan Alexander, een 41-jarige Armeniër die op 20 september in het centrum van Brugge door de politie is doodgeschoten. Zelfverdediging want Alexander liep de straten op met messen. Zijn moeder met wie hij als 12-jarige gevlucht was uit Nagorno-Karabach had de politie gealarmeerd. Alexander was al enkele jaren op de dool, alcohol, heroïne… Bij de berichten van nieuw geweld in Nagorno-Karabach sloegen de stoppen door.

Op Facebook kwam er een beetje onverwacht een mooi eerbetoon aan Alexander van een vriend uit Brugge die als jobstudent met hem had samengewerkt en aan wie hij enkele van de wreedheden verteld had die hij als kind in een oorlog had meegemaakt. Die vriend vertelt heel mooi wie Alexander voor hem geweest is en voor vele anderen. Hij besluit: In de kranten staat dat hij een heroïneverslaafde was. Dat zal zeker zijn, maar hij was ook een oorlogsslachtoffer, een mens en bovenal mijn vriend. En dat zal hij altijd blijven.

Het verhaal van de bezetene van Gerasa vertelt ons hoe we bij elk individueel lijden grondig moeten nagaan wat binnen de samenleving dit lijden mee veroorzaakt. Welke zijn de machten die mensen bezetten en hoe ontmaskeren we die? Dat vanzelfsprekend ideaal van ongebreideld consumeren en genieten als ultiem doel wat zoveel media ons voorhouden, is een gewelddadige leugen. Daar gaan mensen kapot aan. Niet alleen de producenten, degenen die in hun arbeid uitgebuit worden maar ook de consumenten. Telkens opnieuw moet het geweld benoemd en tegengegaan worden.

En de kracht van dit verhaal is natuurlijk het feit dat er bevrijding mogelijk is. Niemand is te hopeloos om achtergelaten te worden. Nabijheid kan genezen, niet altijd, er zijn geen garanties maar elk mens verdient het, zoals Alexander, erkenning te krijgen voor de diepe kwetsuren en aangesproken te worden op zijn unieke schoonheid.

 

Lied : Gij wacht op ons

 

Gij wacht op ons totdat wij opengaan voor U.

Wij wachten op uw woord dat ons ontvankelijk maakt.

Stem ons af op uw stem, stem ons af op uw stem,

op uw stilte.

(H. Oosterhuis)

 

Bidden we tot slot voor alle slachtoffers van oorlog en maatschappelijk geweld, voor de slachtoffers van seksueel geweld in de kerk en daarbuiten. Dat zij mensen op hun weg mogen vinden die helpen de psychologische kwetsuren te verzorgen, dat ze aandacht, nabijheid en geborgenheid mogen ervaren.
We nemen hen mee in dit ritueel dat we hier zondag na zondag blijven herhalen, als tegenverhaal.

We zijn hier samen om dankbaar het leven van een mens, een rechtvaardige, te gedenken die onverdiend leed is aangedaan, een mens die met zijn hele leven getoond heeft dat God een god is die solidair is met de lijdende en kwetsbare mens.

Laten we daarom aan tafel gaan: brood breken en delen, wijn te drinken geven.

Dit simpele teken is een kleine daad van verzet in een wereld waar geweld nog steeds de boventoon voert, een wereld van steeds meer en nooit genoeg. 

Deze steeds herhaalde gebaren worden onomkeerbaar de onze, worden wezenlijk deel van ons bestaan, bron van waaruit te leven. Zoals Jezus zei: “dit brood en deze wijn, dit ben ik helemaal, hierin zit mijn hele leven”, zo is dit een teken dat iets laat oplichten van nieuw leven voorbij alle vormen van dood.

Hier aan tafel herinneren we ons de mensen die dit jaren met ons samen gedaan hebben, onze lieve doden.

Hier aan tafel willen we solidair zijn met allen die waar ook ter wereld ditzelfde visioen willen vieren.

 

Tafelgebed

 

Wie heeft brood genoeg

voor zo grote hongerige menigte?

Wie heeft brood genoeg

voor zo grote hongerige menigte?

 

Woord dat zegt wat liefde is,

en weer zegt: de aarde delen,

recht is liefde, brood voor velen,

God is brood is mensenrecht?

Woord van God, God in ons, hou aan.

Eeuwig woord, alledagenwoord,

doe ons verstaan.

 

Hongerdood genoeg

voor zo grote goddeloze menigte.

Hongerdood genoeg

voor zo grote goddeloze menigte.

 

Hand die kan wat liefde is

maar niet doet: de aarde delen,

nieuwe levensbomen telen,

God de hand die mensheid voedt?

Hand, doe goed. God in ons, hou aan.

Kinderhand, grotemensenhand,

breng dood tot staan.

 

Gezegend zijt Gij
Om Jezus van Nazareth,
Die ten einde toe uw weg gegaan is:
Die in de nacht van overlevering
Toen hij al wist
Dat hij lijden moest en sterven zou
Het brood gebroken heeft en uitgedeeld:
Neemt en eet, heeft hij gezegd,

Dit is voor u mijn lichaam.

Ook de beker heeft hij ons gereikt:
Kunt gij de beker drinken
Die ik drinken moet,
Heeft hij gezegd;
Drinkt dan, tot mijn gedachtenis,
Deze beker van een nieuw verbond
Met alle mensen,
Dat wij elkaar behoeden en doen leven.

Mensengeest genoeg

voor zo grote mensgeworden menigte.

Mensengeest genoeg

voor zo grote mensgeworden menigte.

 

Geest die weet wat liefde is,

en volvoert: de aarde delen,

hoeveel liefde zal het schelen

of er God of niet-god is?

Mens, doe goed. God in ons, hou aan.

Levensgeest, allemensengeest,

vuur liefde aan.

 

Wie is God genoeg

voor zo grote hongerige menigte?

Wie is God genoeg

voor zo grote hongerige menigte?

 

(H. Oosterhuis)

 

Onze Vader

 

Vredeswens

 

Communie

 

Slotlied: Nu nog met halve woorden

 

Nu nog met halve woorden, hier en daar,

kijkend in donk’re spiegels, bijna waar,

blijven wij vreemden die zien en weer vergeten,

doen in den blinde wat moet, maar ongeweten.

Dan, eenmaal, wordt, wat niet bestaat:

wij zullen opengaan,

en zien en horen, oog in oog,

van mens tot mens verstaan.

 

Weten voorbij aan alle angst en schijn

en liefde, liefde zal geen woord meer zijn.

Lichaam en zwijgen genoeg, en onze namen

rusten in licht als leeuw en lam tesamen.

Nu nog verslaafd, dan waar en vrij,

ontketend, onverbloemd.

Nu nog in tranen, dan getroost

en met mijzelf verzoend.

 

(H. Oosterhuis)