VIERING: Aarde als bron van leven (1)

Dominicus Gent

Viering van zondag 30 oktober 2022

Aarde als bron van leven (1/3) – Psalmen bezingen (lots)verbondenheid

 

WELKOM

Van harte welkom thuis en hier bijeen in de Blaisantkerk.
Hopelijk fris en uitgeslapen na de langste nacht die de dans van zomer- winteruur ons gunt.

We bidden dat Gods licht in dit samenzijn onze gids mag zijn en steken de paaskaars aan.

De klimaatmars was het levende bewijs van de vieringenreeks die we vorige week afsloten: mensen geven niet toe aan de wanhoop, samen moeten en kunnen we het tij van klimaatontwrichting keren.
Boeren liepen voorop. Dat is een sterk teken: zij zijn vertrouwd met onze aarde, zij kunnen onze leermeesters zijn, samen met de inheemse groepen even verderop in de klimaatmars. De vertegenwoordigers van inheemse volkeren getuigden hoe zij nu al te lijden hebben onder onze vervreemdende en vernietigende omgang met de aarde. Voor hen is de aarde heilig, zij vereren en respecteren haar als leven-gevende moeder waarzonder geen enkel leven mogelijk is.

In de drie komende vieringen -die vooraf gaan aan ons feestsymposium van 17 november- willen we ons bewust worden van de aarde als bron van leven en als vindplaats van God.
We zingen de viering open met een lied over zoveel moois dat de aarde ons geeft en waarin de mens op kwetsbare eigen manier aanwezig mag zijn.

Honderd bloemen mogen bloeien

Honderd bloemen mogen bloeien.
Grond en lucht genoeg voor alle
zaden knollen anjelieren.
Stenen moeten stenen blijven.
Mensen vliegen hoog als goden.
Maar de zuring en de klaver
mogen bloeien honderdvoud.

Korenbloemen, flarden blauwe
hemel, vlijmende papaver,
morgensterren aan de dijken
flemend om gezien te worden –
woekerend in de populieren
als een nest de maretak, de
bloem der zoenen bitterzoet.

Op zijn stekelige stengel
bloeit en treurt de kale jonker
en geen vlinder zal hem vinden.
Tronken zullen twijgen dragen,
varens op bevroren ruiten
zullen wuiven, bloeien mogen
honderd rozen van papier.

Broos op stelen ongebroken,
wild en blindelings verstrengeld,
in spelonken, op de vaalten,
tussen schotsen ijs en boeken,
op de graven, mogen bloeien,
alle ongelijk eenzelvig,
honderd bloemen zonder naam.

In een woud van droomgewassen,
stenen wortels, stalen webben,
tochtig labyrint van woorden,
woont een mens, op brekebenen,
lelie van het veld, met ogen
tranend bijna blind van zoeken
naar een plek die water geeft.

tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers

 

WOORDDIENST

Dat heel wat mensen vervreemd zijn van de natuur hoorden we vorige week al even in de viering. Vervreemding houdt in dat je geen voeling meer hebt, geen verbondenheid ervaart. Dat het is alsof jij en die natuur eigenlijk niets met elkaar te maken hebben. Dat geeft je vlug het gevoel dat je zonder kan, dat je dat niet nodig hebt, dat je erboven staat.
Even een kleine steekproef:
wanneer begint het aardbeienseizoen bij ons? (Mei tot eind augustus)
en de boontjes? (Juli tot september)
Wie kan zich nog oriënteren op de sterren? Of gewoon op de zon?

Door de toenemende verstedelijking en de toename van het comfort weten we dikwijls nog weinig over onze leefomgeving, over de seizoenen, over waar onze groenten, vlees en fruit vandaan komen en hoe ze gekweekt worden.
De aarde is dan geen bron van voedsel, maar een soort grootwarenhuis waaruit je neemt wat je belieft.
Als het koud wordt draaien we de knop van de verwarming om. We krijgen koud of warm water uit de kraan…We leven comfortabel , beschut tegen warmte of koude of regen.. Het geeft ons het gevoel dat we veilig zijn en dat ons niets kan overkomen.
We hoeven er (meestal) ook niet over na te denken, en als er overvloed is, is het zorgvuldig omgaan met wat we hebben vlug niet meer aan de orde.
We zien het netwerk niet meer waarin alles met alles verbonden is. En we “kennen “ de natuur niet meer. We bouwen waar het gevaarlijk is voor overstromingen, maken monoculturen, weten niet hoe we met gecontroleerde branden catastrofale bosbranden vermijden. Of kijk naar het tekort aan grondwater de laatste jaren doordat we alles betonneren of asfalteren… wie had dat ooit gedacht, wij met al onze regen

Meer en meer wordt duidelijk dat al wat leeft een soort bewustzijn heeft dat reageert op omstandigheden, en dat veel dieren veel meer emoties en kennis hebben dan we dachten.
De veiligheid van een voorspelbare wereld, waarin wij zelf bijna alles kunnen beheersen is weg. Velen krijgen het gevoel dat de aarde een onveilige plek wordt, waaraan je als enkeling niet veel kan veranderen.

Gelukkig zijn er altijd mensen geweest die die verbondenheid, die verwevenheid van de mens met de rest van de natuur bleven zien. Er komen nu meer en meer initiatieven om het tij te doen keren. We ervaren meer en meer dat alle cyclussen in de natuur een delicaat web vormen waar je niet zomaar kan in rommelen; dat elk levend wezen zijn eigen rol speelt; dat dat leven van evenveel belang is als dat van mensen, omdat we verbonden, verweven zijn met elkaar. We staan er niet boven, we zijn een deel van de keten.

De overheid speelt daarin een belangrijke rol: als zij zaken verplicht dan versnelt het proces van verandering: denk aan de discussies over roken, over de veiligheidsgordel, over regenwaterputten, over waar je wel en niet mag bouwen (overstromingsgebieden). Indien niet verplicht, komt de verandering maar traag op gang, dikwijls nog met serieuze discussies tussen voor- en tegenstanders. Na een tijd worden die nieuwe gewoonten echter een “gewoonte” waar we het nut van inzien.
Dat besef van verwevenheid is niet nieuw, vele generaties mensen voor ons wisten dit al en velen weten dat nog steeds. We vinden dit terug in woorden van verwondering van eeuwen geleden, in enkele psalmen. Daarover straks meer.

Beseffen, de schoonheid en grootsheid van de natuur ervaren, voelen dat we deel uitmaken van de grote geheel, doet ons anders in het leven staan, en doet ons ook nadenken over onze verbondenheid met de bron van al dat leven. Dat kan aanvoelen als een nieuw, hoopvol begin.

 

Ik wandel door Gods seizoenen,
het leven een nieuw begin,
een zegening niet te noemen.
Ik wandel, ik leef en ik zing.

Om alles wat wordt geboren,
het lied en het mensenkind
en niemand weet van te voren:
hoe ver waait het zaad op de wind?

Om alles wat wordt geschonken,
het leven, de nacht, het licht.
Het water welt uit de bron
en ik open mijn handen en drink

Wij wand’len door de seizoenen,
vervulling, een leven lang,
een zegening niet te noemen.
Wij zingen en zeggen dank

tekst: Filip van de Wouwer; muziek: Vic Nees

 

Kan wandelen, zingen en dankzeggen de vervreemding van de aarde doorbreken en ons opnieuw verbinden met het mysterie van leven en samenleven?

Door de eeuwen heen wordt in bijbels-christelijke tradities en gemeenschappen gezongen en dank gezegd met psalmen.
We mogen aannemen dat op elk moment iemand ergens ter wereld psalmen leest, zingt of bidt. Ook Jezus bad met de psalmen. Ze maken onlosmakelijk deel uit van de joodse synagogediensten in Antwerpen, NewYork, Jeruzalem, …
Christelijke monialen, monniken, zusters, broeders, paters op alle continenten ritmeren hun dagen met gebedsdiensten waarin psalmen een prominente rol spelen. En vele -al dan niet gewijde – christelijke gelovigen zijn ermee vertrouwd in het dagelijks brevier- of getijdengebed.
Door de eeuwen heen, wat ook gebeure – jouw geboorte, het uitbreken van de pest, nine eleven, de laatste adem van de vinvis, de doorwaakte nacht van zorg om wie je lief is…- ; wat ook gebeure, ergens leest iemand in één of andere taal één van de 150 bijbelse psalmen. Ook op dit eigenste moment. Daar gaat troost van uit, Godsvertrouwen en verbondenheid.

In ons wekelijks samenkomen verlangen we levende woorden te horen, woorden die ons persoonlijk en maatschappelijk samenleven inspireren. Maar hoe kunnen 3000 jaar oude psalmen uit een vreemde Oosterse cultuur onze vervreemding van de aarde keren en ons engagement voor de aarde vernieuwen? Ze zijn zo vreemd!?
De Godsverbondenheid in de psalmen kan zelfs ongemakkelijk maken. En meerdere psalmbegrippen zijn voor geseculariseerde oren onbegrijpelijk: lofprijzing, glorie, luister van de heer enz.
Psalmen komen tot ons via ontelbare vertalingen en interpretaties. Taalkundigen weten nog beter dat bij vertalingen van poëtische teksten óf de betekenis óf het poëtisch gehalte van de tekst verloren gaat. Of allebei. Als je niet vertrouwd bent met de oorspronkelijke taal en cultuur van de auteur kan de ‘clou’ bij het vertalen verdraaid raken en zelfs helemaal verloren gaan.
Eén voorbeeldje slechts. In de semitische cultuur is de verbondenheid van mens en aarde heel vanzelfsprekend en tot in de taal verankerd. JHWH boetseert nl. adam (Hebr. voor ‘mens’) uit adamah (Hebr. voor ‘aarde’). De mens maakt van nature deel uit van de aarde. Hun wezenskenmerk is aarde. In het Nederlands werkt dat niet, de woorden mens en aarde hebben geen band met elkaar.

Anderzijds mogen we niet toelaten dat taal- en andere obstakels ons verlammen bij het lezen van psalmen. Er is nl. geen andere weg dan interpretatie. Laat al die kennis gewoon onze verwondering en bewondering voeden voor al wat is.
De psalmauteurs, mensen van hun tijd en niet gehinderd door wetenschappelijke kennis, schrijven heel dicht bij hun ervaringen. En die zijn universeel menselijk. Hun beschrijvingen van angst, woede, verwondering, geborgenheid blijven herkenbaar in alle tijden en culturen.

Heb persoonlijk mogen ondervinden dat pas een ‘ja’, zeg maar gerust een ‘overgave’ aan het vreemde van de psalmen de toegang opent. Als je erin binnenstapt -best via een goede vertaling dicht bij de grondtekst- verandert de focus: je blijft niet langer hangen bij het vreemde en ouderwetse van de taal, je ergert je niet constant aan de polariseringen of de oproep tot uitroeien van vijanden… Je wordt als het ware binnengezogen in een oeroud ritme, een dynamiek van mens en medemens mogen zijn binnen een rijke schepping. Je mag het cadeau van leven en samenleven ervaren, het aan elkaar gegeven zijn in alle kleinheid en kwetsbaarheid. Je mag de verwondering delen om wie we zijn als mens en hoe we deel uitmaken van een groot geheel met maan, sterren, goedheid, woede, verdriet, dier en plant.
Psalmen kunnen de ervaring verankeren deel-van-het-geheel te zijn. Psalmen kunnen een geaarde spiritualiteit van gemeenschappen voeden. Dat ze in kloosters en abdijen de dag ritmeren in navolging van het natuurlijke ritme, bevestigt en versterkt de verbondenheid met al wat was, is en zal zijn.

Laat ons een psalm bidden en delen in de verwondering, erop vertrouwend dat dit leidt tot grotere bewustwording van samenhang en grotere verantwoordelijkheid.

Vorige week kwam psalm 104 al even ter sprake. Het is een lofpsalm van een uitstekend observator met een vanzelfsprekend geloof in God-Schepper.
Twee keer komt de mens er ter sprake als onlosmakelijk deel van het geheel. In vers 14 als landbouwer die zorgt voor gewassen zodat er brood, wijn en olie is. En in vers 23 als overdag werkend wezen dat de leeuwen aflost die bij zonsopgang gaan slapen. De mens steekt niet boven het maaiveld uit, er klinken geen overdreven verwachtingen, geen kroon op de schepping, de mens is onderdeel van een overweldigend geheel van leven.

We bidden psalm 104, alternerend zoals zij wellicht bedoeld was. In die afwisseling mogen we een natuurlijk ritme ervaren waardoor niet enkel de inhoud maar ook de vorm, het ritme ons in een verbindende keten plaatst. Laat u meevoeren op het poëtisch ritme van de lofzang en de bewondering over hoe goed alles in elkaar zit.

1 Prijs de HEER, mijn ziel.
HEER, mijn God, hoe groot bent U.
Met glans en glorie bent U bekleed,
2 in een mantel van licht gehuld.
U spant de hemel uit als een tentdoek
3 en bouwt op de wateren uw hoge zalen,
U maakt van de wolken uw wagen
en beweegt u op de vleugels van de wind,
4 U maakt van de winden uw boden,
van vlammend vuur uw dienaren.
5 U hebt de aarde op pijlers vastgezet,
tot in eeuwigheid wankelt zij niet.
6 De oerzee bedekte haar als een kleed,
tot boven de bergen stonden de wateren.
7 Toen U dreigde, vluchtten zij weg,
toen uw donderstem klonk, stoven zij heen:
8 naar hoog in de bergen, naar diep in de dalen,
naar de plaatsen die U had bepaald.
9 U stelde een grens die zij niet overschrijden,
nooit weer zullen zij de aarde bedekken.
10 U leidt het water van de bronnen door beken,
tussen de bergen beweegt het zich voort.
11 Het drenkt alles wat leeft in het veld,
wilde ezels lessen er hun dorst.
12 Daarboven wonen de vogels van de hemel,
uit het dichte groen klinkt hun gezang.
13 U bevloeit de bergen vanuit uw hoge zalen,
door uw daden raakt de aarde verzadigd.
14 Gras laat U groeien voor het vee
en gewassen die de mens moet verbouwen.
Zo zal hij brood winnen uit de aarde
15 en wijn die het mensenhart verheugt,
geurige olie die het gelaat doet stralen,
ja brood dat het mensenhart versterkt.
16 De bomen van de HEER zuigen zich vol,
de ceders van de Libanon, door Hemzelf geplant.
17 De vogels bouwen daar hun nesten,
in de cipressen huizen ooievaars.
18 De hoge bergen zijn voor de steenbokken,
in de kloven schuilen de klipdassen.
19 U hebt de maan gemaakt voor de tijden,
de zon weet wanneer zij moet ondergaan.
20 Als U het duister spreidt, valt de nacht,
en alles wat leeft in het woud gaat zich roeren.
21 De jonge leeuwen gaan uit op roof,
brullend vragen zij God om voedsel.
22 Bij zonsopgang trekken zij zich terug
en leggen zich neer in hun legers.
23 De mensen gaan aan het werk
en arbeiden door tot de avond.
24 Hoe talrijk zijn uw werken, HEER.
Alles hebt U met wijsheid gemaakt,
vol van uw schepselen is de aarde.
25 Zie hoe wijd de zee zich uitstrekt.
Daar wemelt het, zonder tal,
van dieren, klein en groot.
26 Daar bewegen de schepen zich voort,
daar gaat Leviatan, door U gemaakt om mee te spelen.
27 En allen zien ernaar uit
dat U voedsel geeft, op de juiste tijd.
28 Geeft U het, dan doen zij zich tegoed,
opent zich uw hand, dan worden zij verzadigd.
29 Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst,
ontneem hun de adem en het is met hen gedaan,
dan keren zij terug tot het stof dat zij waren.
30 Zend uw adem en zij worden geschapen,
zo geeft U de aarde een nieuw gelaat.
31 De luister van de HEER moge eeuwig duren,
laat de HEER zich verheugen in zijn werken.
32 Hij richt zijn oog op de aarde en zij beeft,
Hij raakt de bergen aan en zij stoten rook uit.
33 Voor de HEER wil ik zingen zolang ik leef,
een lied voor mijn God zolang ik besta.
34 Moge mijn lofzang de HEER behagen,
zoals ik mijn vreugde vind in Hem.
35 Zondaars zullen van de aardbodem verdwijnen,
onrechtvaardigen zullen niet meer bestaan.
Prijs de HEER, mijn ziel.
Halleluja!

Psalmen zijn liederen, in elke tijd en cultuur op muziek gezet.
Tijdens de communie zullen we een fragment uit psalm 104 beluisteren in oud-Hebreeuws, de taal waar. Nu zingen we een fragment uit psalm 104 door Antoine Oomen op muziek gezet.

Psalm 104
Alles wacht op U vol hoop
alle levenden vragen U om voedsel.
Neemt Gij hun adem weg zij sterven
en zij vallen terug in het stof.
Zendt Gij uw geest, zij worden herschapen
Gij geeft de aarde een nieuw gezicht.

tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen

Inbreng gemeenschap
Er is nu tijd om alles te laten bezinken, tijd voor stil gebed of voorbeden. Mocht u iets met ons willen delen over psalmen die onze verbondenheid vergroten, dan kan dat ook.

 

TAFELDIENST

Danken voor de inbreng. 
Vanuit het besef dat we verbonden zijn met zoveel leven, komen we hier samen rond de tafel. Hier wordt ons elke week opnieuw voorgedaan -om het nooit te vergeten- hoe we in verbondenheid met elkaar, maar ook met de aarde en al zijn bewoners, kunnen leven. Door te breken en te delen van wat we hebben, van wie we zijn. Door met respect en zorg met elkaar om te gaan.
We doen dit samen met zovelen, jullie hier aanwezig, jullie meevierend met ons via het scherm. Samen met hen die we liefhebben en met hen die ons ontvallen zijn en voor wie we de kaarsjes aansteken.
Met allen die waar ook ter wereld dit teken van hoop herhalen, voorleven, voordoen.
Niet alleen vandaag, maar alle dagen van ons leven.
Zingen we het tafelgebed:

Tafelgebed: Van alle dagen

Danken wij de goede God!
Ja, wij willen voor hem zingen.

Van alle dagen deze morgen,
van heel de wereld deze plaats,
van alle gaven brood en beker,
van alle mensen jij naast mij.

God, die alles hebt geschapen,
het geheim van het morgenlicht
en de zon hoog aan de hemel,
lucht voor vogels, vrije zielen,
helder water voor de vissen
heel de aarde een mensentuin:
zelf gaf U ons stem en woorden
om te zingen: God is goed.

Van alle dagen deze morgen,
van heel de wereld deze plaats,
van alle gaven brood en beker,
van alle mensen jij naast mij.

Zoals overal ter wereld,
zoals overal de mensen
met verbazing en ontzag
zeggen wij hier: “Heilig, heilig,
heilig is de Heer van allen,
en gezegend hij die komt.
Heilig is de Heer van allen
en gezegend hij die komt.”

Van alle dagen deze morgen,
van heel de wereld deze plaats,
van alle gaven brood en beker,
van alle mensen jij naast mij.

Zo gezegend als die ene
is er nooit in heel de wereld,
is er nooit van alle dagen
is er nooit een mens geweest,
nooit een mens geweest als deze:
Jezus, Christus, hij, uw Zoon.
Nooit een mens geweest als deze
Jezus, Christus, hij, uw Zoon.

Van alle dagen deze morgen,
van heel de wereld deze plaats,
van alle gaven brood en beker,
van alle mensen jij naast mij.

Altijd wist hij waar verdriet was,
wie alleen was kende hij.
Feesten heeft hij opgevrolijkt,
in zijn hand werd water wijn.
Met twee vissen en vijf broden
leerde hij de mensen leven
voor elkaar zo goed als God,
voor elkaar zo goed als God.

Van alle dagen deze morgen,
van heel de wereld deze plaats,
van alle gaven brood en beker,
van alle mensen jij naast mij.

Hij naast ons. Zijn hele leven
gaf hij weg als een geschenk
tot de dood toe voor zijn vrienden
licht en leven, wijn en brood.

Zo heeft hij de laatste avond
dat hij met hen samen was
zelf het brood voor hen gebroken en gezegd:
“Dit is mijn lichaam. Neem het, eet.
En denk aan mij.”

Vol met wijn schonk hij de beker,
loofde God en gaf hem rond,
“Als je deze beker rondgeeft
deel je in mijn dood en leven,
deel je in mijn nieuw verbond.”

Als wij brood en wijn rondgeven,
delen wij zijn dood en leven,
delen wij zijn nieuw verbond.
Maranatha. Tot hij komt.

Van alle dagen deze morgen,
van heel de wereld deze plaats,
van alle gaven brood en beker,
van alle mensen jij naast mij.

Geest van God, help ons te leven
door dit brood en deze wijn
als die mens van alle mensen:
na deze morgen alle dagen
op deze plaats en waar ter wereld,
van nu af gevend vele gaven,
van alle mensen wij naast Hem.

Tekst: Paul Robbers; muziek: Paul Schollaert

Onze Vader

Vredeswens
Sjaloom, Gods vrede kome over ons.
Geven we elkaar een teken van die vrede, een teken waarin we onze bereidheid tot herstel van verbondenheid delen.

Communie
Communiemuziek: fragment uit Psalm 104 in oud-Hebreeuws https://www.youtube.com/watch?v=lxg4dcKH6aU

ZENDING
We hoorden in de psalm de vraag: Geef de aarde een nieuw gelaat.
In het slotlied horen we dat wij uitgenodigd worden om daaraan mee te werken:

Lied: De tafel der armen

Wat in stilte bloeit,
in de luwte van tuinen,
onder de hete zon op de akker,
heeft Hij bestemd
voor de tafel der armen.
Aardekracht, zonkracht is Hij,
licht in mensen,
dat wij elkaar verblijden
en doen leven,
brood van genade worden,
wijn van eeuwig leven.
Maar die niets hebben:
wie zal hen hieraan deel geven?
En die in weelde zwelgen
en van niets weten,
wie zal hen naar gerechtigheid
doen verlangen?
Aanschijn der aarde,
wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen
heeft ons bestemd om,
aarde, jouw aanschijn
te vernieuwen.

Tekst Huub Oosterhuis muziek Tom Löwenthal

 

 

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons nieuw online platformhttp://Bijlichten.be 
Ga er in gesprek met de auteurs van de filmpjes!

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.