Rituelen 3

Viering in Dominicus Gent

zondag 29 januari 2017

Rituelen 3

 

 

Aan jullie allen van harte welkom in deze viering. Het is de derde en laatste in de reeks over religie en rituelen. We zijn vertrokken van de vaststelling dat de eerste volgelingen van Jezus niet bezig waren met het stichten van een nieuwe godsdienst. Ze voltrokken geen ingewikkelde religieuze rituelen met eigen codes en wetmatigheden, maar spraken over Jezus’ genezende aanwezigheid (met zijn eigen kleine rituelen) bij kwetsbare mensen, en over hun laatste maaltijd met Hem – waar Hij hun had opgedragen elke week samen te tafelen en zo zijn boodschap en zijn persoon levend te houden. De maaltijd als het kernritueel van leerlingenschap van Jezus Christus: delen van het leven met elkaar, in de woestijn van het genoeg aan zichzelf.  

Elke week opnieuw komen we hier samen. We kunnen niet anders.

Veel mensen zullen ons zeggen dat dit gebaar van samenkomen eigenlijk niets uithaalt ten opzichte van wat we elke dag, week in week uit, op ons bord krijgen, dat het niets uithaalt ten opzichte van de machteloosheid die we bij de evolutie in de wereld ervaren.

En toch komen we samen. Die wekelijkse ritus. Een ritueel als voertuig om onze machteloosheid met elkaar te delen, maar evenzeer om onze droom met elkaar te delen dat het anders kan en dat we ons niet door de feiten willen laten inhalen. we komen samen om niet cynisch te worden. In ons samenkomen staan we naakt en toch warm, omdat in ons Gods gloed aanwezig is.

De totaal lege tafel spreekt van onze naaktheid, onze kwetsbaarheid. Maar we willen ook onze gloed, onze innerlijke warmte, onze hoop laten spreken. Niet door uit te leggen, wel door kleine rituelen: ons te laten raken met het licht, met een bloem, met een gedicht, met een verhaal, met een lied aan elkaar door te geven, met straks brood en wijn te delen.

Ik heb nu nood aan mooie bloemen… (de bloemen worden op tafel geplaatst)

 “De bloemen” – Anton van Wilderode

De bloemen die wij geven zijn de woorden
onmachtig binnenwaarts onuitgesproken
met wortels naar een ongerepte oorsprong.

De bloemen die wij geven zijn de heugnis
aan donk’re koesteringen van de aarde
aan koele dauw en regen uit de hemel.

De bloemen die wij geven zijn gebaren
zonder verbazing aan het licht gekomen
en zonder zwaarte vanzelfsprekend wiegend.

De bloemen die wij geven zijn de blijdschap
die door het gras loopt in de blauwe lente
die op de bermen danst en aan de takken.

De bloemen die wij geven zijn de liefde
het teder ongeduld van lange handen
tot nadering en zwijgende omhelzing.         

De bloemen die wij geven zijn de onmacht
de vrede van het sprakeloos nabij zijn
de trouw die nog voorbij de dood blijft wachten.

De bloemen die wij geven zijn de bloemen
geplukt gebonden brekelijk gedragen
en neergelegd waar zij voor altijd bloeien.

 

Daarna zingen wij het lied:“Honderd bloemen” (Huub Oosterhuis / Bernard Huijbers)

 

Overweging over rituelen

In een woud van droomgewassen woont een mens op brekebenen, met tranen in de ogen. Wij machteloze kwetsbare mensen mogen wonen in onze dromen. I have a dream… En opdat we die dromen zouden blijven koesteren, opdat we niet blind zouden worden, of eigengereid, of cynisch, hebben we het licht nodig.

Gods licht die ons doet zien.

Het licht van de paaskaars: opstandingsklaarte, vroeg in de morgen, langzaam wordt alles duidelijk, voltrekt het wonder zich. De contouren van de echte werkelijkheid dringen langzaam door, dank zij het morgenlicht.

(de Paaskaars wordt aangestoken)

 

“In de vroegte” – Wislawa Szymborska


Ik slaap nog,

maar intussen vinden er feiten plaats.

Het raam wordt wit,

de donkerte grijs,

de kamer duikt op uit de wazige ruimte,

bleke, onzekere streepjes zoeken er steun.

Achtereenvolgens, ongehaast

– het is een ceremonie –

dagen de vlakken van wand en plafond op,

maken de vormen zich van elkaar los

de een van de ander,

de linker kant van de rechter.

De afstanden tussen de voorwerpen schemeren,

de eerste schitteringen tsjilpen,

op een glas, op de deurknop.

Het lijkt niet meer alleen zo, maar is helemaal

wat gisteren werd verplaatst,

wat op de grond viel,

wat in de lijsten past.

Alleen de details zijn nog niet

binnen gezichtsbereik.

Maar opgelet, opgelet, opgelet,

veel wijst erop dat de kleuren terugkomen

en elk ding, zelfs het kleinste, weer zijn eigen kleur krijgt,

met de nuance van zijn schaduw erbij.

Dit verbaast me te zelden, hoewel het zou moeten.

Gewoonlijk word ik wakker als verlate getuige

wanneer het wonder al gedaan is,

de dag is gevestigd

en ochtendstond magistraal in ochtend veranderd

 

 

Ik zei het daarnet al: Jezus heeft zijn eigen kleine rituelen als hij face-à-face staat met gekwetste mensen. Hij geneest zieken, en hij doet dat op een heel lichamelijke manier. Hij raakt mensen aan of laat zich aanraken, neemt ze bij de hand, omhelst ze. Het zijn de gebaren van liefde en mededogen. Daarmee ging hij in tegen een heel sterk ritualistische reinheidswetgeving van zijn godsdienst. Over die gebaren van tederheid, genezing en nabijheid staan prachtige verhalen in de Schrift. We luisteren naar een van die vertellingen: het korte verhaal van de genezing van de blinde van Betsaïda.

Marcus 8, 22-26:

Ze kwamen in Betsaïda. Ze brachten een blinde bij Hem en vroegen Hem om die aan te raken. Hij nam de blinde bij de hand en bracht Hem buiten het dorp. Hij spuwde op zijn ogen, legde hem de handen op, en vroeg hem: ‘Ziet u al iets?’ Hij keek op en zei: ‘Ik zie mensen, ja, als bomen zie ik ze lopen.’ Daarna legde Hij nog eens de handen op zijn ogen. Toen sperde hij zijn ogen open, werd beter en kon alles scherp zien. Hij stuurde hem naar huis met de woorden: ‘Niet het dorp ingaan!’ (dit is de vertaling van het boek waaruit gelezen wordt).

 

Ze komen in Betsaida en vragen aan Jezus om de blinde aan te raken. Zijn dit ‘mirakel-gelovigen’ die van Jezus verwachten wat we nu van wetenschappelijke ontwikkelingen verwachten? (kijk maar op google of blindheid kan genezen worden en je vindt boeiende literatuur over stamceltherapie, cholesterolverlagende oogdruppels, transplantatie van varkensogen, …).

Jezus is bekend als genezer, uiteraard een genezer van zijn tijd maar met inzichten in samenhang tussen psyché en lichaam en met handelingen die de wetenschappelijke toets van de 21ste eeuw kunnen doorstaan.

Ondertussen tien jaar geleden leerden studenten blindheid anders zien dan enkel een lichamelijk gebrek dankzij een blinde. In een Brusselse kerk leest een blinde man passages uit het boek Openbaring. Daar bestaat een prachtige foto van: de man ‘kijkt’ de kerk in terwijl zijn handen de brailletekens beroeren van de tekst die jullie wellicht bekend is en waarin een engel van alles laat zien aan de verteller/auteur. En die beschrijft “Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, (…) ik zag het nieuw Jeruzalem uit de hemel neerdalen”.

Het zien van de blinde lector en het horen van dié tekst stelt onmiddellijk scherp dat het in de Schrift om een ander zien gaat en dus ook om andere blindheid.

Echte ‘visie’ komt niet voort uit wat de waan van de dag ons laat zien – integendeel, dát verblindt misschien. Bijbelse mensen laten zich door een visioen, een vergezicht leiden, niet door verbeelding, maar door de goddelijke belofte van nabijheid waarvan de Schrift getuigt. Zo begrepen is blindheid symbool van een samenleving die niet strookt met de Bijbelse droom.

Daarover spreekt dit verhaal: blindheid wordt in die tijd gezien als een straf van God. De man is dus een zondaar en ieder die met hem omgaat wordt onrein. Ziekte, straf en zonde zijn in die samenleving met elkaar verbonden in een onontwarbaar kluwen dat omgang met zieken onmogelijk maakt zonder zelf risico te lopen op uitsluiting.

Hoe van blindheid te genezen?

Welnu, Jezus raakt de man aan op verschillende wijzen: hij neemt hem bij de hand, spuwt op zijn ogen en legt hem de handen op tot twee maal toe.

Symbolische handelingen, tweeduizend jaar oud…maar zo sprekend, zo herkenbaar.

  1. De blinde wordt aangeraakt, blijft niet geïsoleerd en uitgesloten zoals gebruikelijk was.

Al is de context van nu amper te vergelijken met die in Jezus tijd, HIV-besmetten maken het vandaag ook mee dat ze gemeden worden, dat er aarzeling is om hen te zoenen of hun toilet te gebruiken. De man met de enorme zweren op aangezicht en lichaam die door Paus Franciscus wordt aangeraakt, getuigt van het effect van die aanraking: hoe zijn isolement doorbroken werd in alle betekenissen van het woord: eindelijk gezien en bemind te worden.

  1. Jezus spuwt op de ogen van de blinde. Vies hé? En toch…Er bestaan geen traktaten met medische uitleg over de samenstelling van speeksel uit dié tijd, maar we weten vandaag dat een wondje in de mond snel geneest omwille van de helende eigenschappen van ons speeksel. En wie van ons kent niet de ‘moederkenszalf’? Gevallen, knie geschaafd, huilend naar moeder. Zij maakt haar vingers nat en wrijft spuug over de wonde terwijl ze jou heel dicht bij zich trekt en streelt en sust… We weten allemaal dat de wonde nadien niet weg is maar herinneren ons wel het effect. Hoe vreselijk ook de ervaring en de pijn, de angst dat het nog veel erger had gekund, dat je overgeleverd leek aan blinde krachten die doen struikelen, krachten die je lichaam openen en bloed tevoorschijn toveren….

Gelukkig ben je als je dan opgevangen wordt in veilige armen die jou de wereld terug leren kennen als betrouwbaar en veilig.

  1. Jezus legt de handen op. Een toekomstgericht gebaar dat de mens ahw aan zichzelf teruggeeft, een taak en zending meegeeft onder hoge bescherming: “wij staan achter jou, ga nu maar”…

De man in dit verhaal heeft wel een duwtje nodig. Het ritueel lijkt niet onmiddellijk een geslaagd nummer – hij ziet mensen lopen als bomen…wel een móói beeld want bomen zijn ontegensprekelijk in deze aarde geworteld, ze hebben een plaats die niet zo makkelijk te verlaten is…door en door aards.

Een tweede handoplegging is nodig om de realiteit aan te kunnen, om te zien wat te doen staat… en dat moet echt iets nieuws zijn want naar het oude mag de man niet terugkeren, ‘Niet het dorp ingaan’ zegt Jezus. Dat getuigt tegelijk van zeker realisme: het dorp is hier niet klaar voor, daar denkt men nog in categorieën van straf en zonde ipv nabijheid, daar is men nog blind voor dit goede nieuws.

Laten we over dat goede schriftnieuws zingen: over het Woord dat ons bestaan kan gronden, het Licht waarvan we hopen en vertrouwen dat het aanblijft, het eeuwig leven dat hier en nu begint en de Naam die trouw blijft.

 

2

De Schrift vertelt over door wie ik in het leven gewenst ben, over naar wie ik zal terugkeren, over wat ik hier in dit leven doe. Mij wordt aangezegd dat het Woord, de Naam trouw blijft, dat het Licht aanblijft. Die boodschap delen we elke zondag met elkaar. En we leggen daar onze eigen verhalen bij, of de getuigenissen van medemensen. Hoe dan ook delen we in elkaars kwetsbaarheid en machteloosheid. Maar ook in elkaars vreugde, in elkaars hoop, in elkaars kracht.

*Het verhaal van Timothy Ratcliffe:

“Het moeilijkste moment beleefde ik tijdens mijn bezoek aan Rwanda ten tijde van de verschrikkelijke massamoorden in 1994. We reden naar het noorden om er dominicaanse zusters op te zoeken die werkten in vluchtelingenkampen. Onderweg bezochten we een gevangenis waar ruim vijfhonderd mensen opeengepakt zaten tussen vier stenen muren.

Maar het ergste was het ziekenhuis waar honderden kinderen lagen bij wie armen of benen waren weggeschoten of afgehakt. Ik herinner me een kind dat beide benen had verloren en dat ook nog een arm en een oog miste. Zijn vader zat bij hem op bed te huilen. Dat zijn taferelen die een diepe indruk op mij maakten.

Onderweg hielden gewapende groepen ons een paar keer tegen.

Ze zwaaiden achteloos met hun zwaarden en geweren. Ik vroeg me dikwijls af of we ooit levend op onze bestemming zouden raken. Als je oog in oog staat met dat geweld en je ziet verminkte kinderen, wat kun je dan nog zeggen? Op een bepaald moment werd het mij te veel en ik liep het ziekenhuis uit. Ik rende de velden in en heb uren gehuild om zoveel ellende.

Toen we naar de zusters gingen, wisten we ook niet wat we tegen elkaar moesten zeggen; we voelden ons machteloos. Maar er was iets dat we konden doen: samen eucharistie vieren. We konden een man gedenken die, aan de vooravond van zijn dood, zijn vrienden had bijeengeroepen en zichzelf aan hen had gegeven.

Oog in oog met zoveel wreedaardigheid, ontvalt ons de taal en dan spreken gebaren en rituele handelingen meer dan woorden. En dus herhaalden we wat Jezus deed met de dood voor ogen, wat de hoop op verrijzenis inhoudt.”

 * Het verhaal van aanwezigheid bij overlijden:

 “Het is een mooie zondag, begin mei, als we ’s avonds telefoon krijgen dat een leraar van de school, en vriend van ons, plots overleden is. We geloven het eerst niet, zijn ontzettend geslagen. Na een tijdje voel ik: ik moet daar naar toe gaan. In het huis zijn al vele vrienden aanwezig en ze staan en zitten rond het bed waar P. ligt opgebaard. Ook de komende drie dagen blijven mensen dag en nacht komen om  aanwezig te zijn. Ze leggen bloemen op en rond het bed, halen vele herinneringen op, proberen A. en de pleegkinderen te troosten, te helpen bij de voorbereidingen voor de begrafenis, ze zingen of spelen muziek, ze zijn er gewoon.

Op zo’n moment, waar iedereen zich heel erg verloren en verdrietig voelde, was het goed om samen te zijn in het verdriet en elk op een eigen manier daar uitdrukking aan te geven, verbonden te zijn met elkaar, ten volle samen te rouwen….”

 * het verhaal van het duwen tegen de muur

“Op vredespelgrimage in Bethlehem bezochten wij het gezin van Claire wiens bloeiende souvenirwinkel op 1 dag tijd aan drie kanten door een 6m hoge Israëlische muur werd ingesloten en zo goed als onbereikbaar werd. De winkel staat vlak naast het graf van aartsmoeder Rachel en dat stukje grondgebied werd ingelijfd – met een enorme ‘krul’- aan de Israëlische kant van de muur.

In mijn dagboek lees ik: “Enkele mensen van de groep stellen zich op tegen de muur in een poging die omver te duwen. Ik vind dat moeilijk… een symbolisch gebaar.. dat wel.. maar ik vind het unfair tav Claire omdat het de indruk geeft dat wij er ons zullen achter zetten dat die muur verdwijnt, terwijl ik het gevoel heb helemaal niets te kunnen doen en ik haar geen valse hoop wil geven.. want ook Javier Solana (destijds secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie en Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid) en de paus waren al bij haar op bezoek en toch veranderde er niets aan de situatie…

Tegelijk heb ik die gebaren nodig… om het vol te houden, om mezelf in beweging te zetten, om te kunnen doen wat kan gedaan.. hoe klein ook. Machteloosheid dus: meeduwen zou een leugen zijn want ik kan niets doen en niet meeduwen kan evenmin want dat is voor mij als mens niet goed.. ik heb die machteloze gebaren nodig en…. ik duw….”

 

In machteloosheid grijpen mensen terug naar rituelen en symbolen waarin we ahw onze onmacht delen. Hierdoor ontstaat terug verbinding, met onszelf, met elkaar en met onze diepste dromen voor deze wereld.

Er is nu tijd voor die dromen: in een gedeelde stilte, een stil of uitgesproken gebed of een verhaal dat je met ons wil delen.

 

 

Tafelgebed

We gaan aan tafel. 

Hij die ons voorhield dat het goede zal zegevieren, dat liefde zal winnen van haat, dat vrede zal winnen van oorlog, dat leven zal winnen van dood, Hij vatte die boodschap nog eens samen op het einde van zijn leven, tijdens een maaltijd. En Hij vroeg toen dat wij Hem zouden nadoen, niet in een pompeuze liturgie met codes, maar eenvoudig aan deze zelfgemaakte tafel.

Samen met zoveel bekende en onbekende mensen overal ter wereld, ervaren wij rond de tafel verbondenheid. Wij oefenen breken en delen, wij oefenen vrede. Wij oefenen hier wat we in ons dagelijks leven ook zouden willen doen: breken en delen van wat leven geeft: eten en drinken, brood en wijn. Wat wij hier samen rond deze tafel kunnen ervaren is een voorsmaakje van wat het Rijk van God zou kunnen zijn.

We brengen ook onze overledenen aanwezig door het aansteken van de kaarsjes, en we brengen hen aanwezig die hier omwille van ziekte of andere redenen niet aanwezig kunnen zijn. Marie-Ann/Hilde steken kaarsjes aan. Laten we aan tafel gaan.

Tafelgebed: “Gezegend Gij, in uw verborgenheid” …

 

Onze Vader

Vredeswens

Wensen wij elkaar de vrede toe van kwetsbare mensen die bereid zijn ons te verbinden in die kwetsbaarheid en ook in de veerkracht die de verbondenheid ons geeft.

Communie 

Slotgebed

 

Mysterie van alle leven,

blijf ons samenroepen

rond verhalen en gebaren

van Uw zoon Jezus van Nazareth.

Deel Uw droom met ons,

bevestig ons verlangen

te mogen zien met Uw ogen.

Geef ons de ervaring dat gedeelde machteloosheid

sterkt en gelukkig maakt.

Blijf als een gloed in ons aanwezig

tijdens de week die voor ons ligt.

 

Slotlied

De woorden die wij spraken tot elkaar,
haastige harde lieve onverstane,
de nacht die wij verzwegen voor elkaar,
de bange dromen, de doorluchte wanen,
de dagen die wij gingen met elkaar
in donker woud door schaduwlicht lanen.

De mensen die wij werden één voor één,
spelende handen helderziende ogen,
lichamen stromend water steen en been,
vurige zielen vonken mededogen,
die ene die wij zijn en anders geen,
die anderen die wij nog worden mogen.

Dit niets dat overleeft ternauwernood,
dit alles dat ik ben in vrees en beven,
dit enig hier-nu tegen doem en dood,
dit korte lichte lange eigen leven
dat wij ontvangen als genadebrood,
dat ons gegeven is en blijft gegeven.