God: (man) overboord?

 

Dominicus Gent

Viering van zondag 5 februari 2017

God: (man) overboord?

Eerste viering in een reeks over “Godsgeloof in een veranderende tijd”

 

Dit is de eerste viering in de reeks over ‘Godsgeloof in een nieuw tijdperk’. Een manier om de vinger aan de pols te houden is om dat via de media te observeren. Op basis van recente krantenartikels hebben we de inhoud van deze reeks vorm gegeven.

Volgende week hebben we het over “de utopisten zijn de realisten van morgen” en over hoe de godsvraag in de seculiere samenleving geen onnozele vraag is. We nemen als uitgangspunt een interview met Rob Riemen.

De derde viering heeft als thema “Geloof doet hopen”. Hier laten we ons inspireren door een artikel waarin Rik Torfs het heeft over de biografie van Tine Halkens. Het gaat over de religieuze houding van het ‘verwachten’ en hoe we op weg kunnen gaan naar een gezamenlijk gedragen project.

Vandaag denken we na over “God (man) over boord” en hoe we vandaag en morgen zonder complexen een nieuwe taal kunnen vinden voor een oude boodschap.

Laten we nu de paaskaars aansteken als symbool voor het vuur van de grote inspiratie. Een vlam die steeds opnieuw moet aangestoken worden. Ook vandaag en dan steeds weer opnieuw.

 

Schep ons een hart doorzichtig en zuiver

geef ons een geest vast en moedig. Laat ons niet gaan uit uw ogen.

Draag ons op uw adem 

en kroon ons leven met de trouw van uw Zoon.

 

Eerste overweging

19 oktober 2016. De Standaard. Een afbeelding van een om zich heen tastende geblinddoekte man grijpt mijn aandacht. Op de blinddoek van de man staat het woord ‘God’ geschreven. Op de achtergrond een behangpapier met oosterse, islamitische en christelijke afbeeldingen van goden en profeten. De kop van het artikel is ‘We lijden aan religiestress’. In de intro staat: De moderne mens gelooft niet meer in God, maar helemaal overboord gooien durft hij hem ook niet.

Het artikel is een interview met Taede Smedes, een Nederlandse godsdienstfilosoof. En het interview begint met de lyrics van David Bowies ‘Lazarus’,  een song uit zijn laatste album.

Look up here, I’m in heaven

I’ve got scars that can’t be seen

I’ve got drama, can’t be stolen

Everybody knows me now

Kijk naar boven, ik ben in de hemel
Ik heb littekens die niet gezien kunnen worden
Ik heb drama, dat niet gestolen kan worden
Iedereen kent me nu

Wellicht heb je de clip ook gezien. Met de armen open ligt Bowie op een armoedig uitziend ziekbed. Het is duidelijk dat Bowie zich met Lazarus identificeert. Hij klaagt over zijn littekens, zijn ogen zijn met een verband afgedekt.

David Bowie zei ooit in een interview: “Ik ben geen echte atheïst en dat stoort me. Er blijft iets hangen. Ik ben bijna atheïst.” In ieder geval liet hij zich voor zijn allerlaatste song inspireren door de Bijbel. Daarin is 2 maal sprake van een zekere Lazarus. Bij de evangelist Johannes gaat het over Jezus’ beste vriend, die gestorven is en door Jezus tot leven gewekt wordt. Daar moet Lazarus wel 4 dagen op wachten, want Jezus is niet gehaast, zo laat de evangelist uitschijnen. Voor Jezus is het nooit te laat om mensen nieuw leven te geven.

Bowie is een kameleon. Bowie zette trends in beweging. En dat heeft hij ook met godsdienst gedaan. Bowie was religieus, maar niet op de traditionele manier. Hij geloofde niet in een traditionele god, maar hij had wel een idee van wat god zou kunnen zijn. Hij vond zijn heil niet in traditionele religies, maar hij zei niet dat hij van al dat geloof niets moest hebben.

Als jullie straks de ‘hoopbelijdenis’ van Guido horen dan sluit die hier bij aan. Bowie grijpt zonder complexen terug naar die bijbels-christelijke inspiratie. En die complexloosheid ontroert mij.

Verder in het interview stel Smeades dat onze moderne, westerse samenleving de neiging heeft om geloof en ongeloof op een gepolariseerde manier tegenover elkaar te zetten. Maar het is niet goed te moeten kiezen voor het ene of het andere. Als je kijkt hoe moderne mensen over geloof en ongeloof spreken, stel je vast dat er heel genuanceerde posities ontstaan. De stereotypen voldoen gewoon niet meer om over geloof en ongeloof te spreken. Daarvoor is een genuanceerde benadering nodig. We stappen beter af van die stereotypen. Al blijft het lastig. Ook Smaedes blijft worstelen met die stereotype begrippen. En dat ervaar ik ook zo.

Smaedes voelt zich niet confortabel met het beeld van een traditionele, bovennatuurlijke God. Hij noemt het zelfs een dwaalleer. Dat godsbeeld heeft volgens hem de christelijke levensbeschouwing veel kwaad gedaan. Als je een God hebt die een bovennatuurlijke werkelijkheid bewoont en die zich af en toe bemoeit met onze werkelijkheid, dan botst dat met de inzichten die de wetenschap ons bracht. Dat heeft de religie veel kwaad berokkend. Steeds meer mensen nemen afstand van die bovennatuurlijke God zonder dat ze rigoureuze atheïsten worden. Ze willen de hele godsdienst niet afschaffen. Er ontstaan nieuwe vormen. En is dat nu net niet waarmee we met Dominicus bezig zijn?

 

Niet als een magische kracht, niet op de wijze der goden,
baant onze God zich een weg, niet als een ark van triomf.

Maar als een voetspoor vooruit, altijd op weg naar bedreigden
zwervend om vrede en recht, tegen de loop van het lot.

Niet als een Heer van hierna, niet als de man van hierboven
wil onze God zijn geëerd, niet als een hoofdstuk apart.

Maar als een mens onder ons, speurend naar hoop voor de minsten;
iemand die doet wat hij zegt, liefde is hij metterdaad?.

 

Tweede overweging

Als ik terugkijk op de vijfentwintig jaar en meer dat ik naar de KUC- en later de Dominicusvieringen kom, dan is er, behalve het rijke menselijke contact, één rode draad: namelijk dat ik zoveel geleerd heb, zoveel inspiratie heb meegekregen voor mijn dagelijkse leven, voor mijn visie op de wereld…

Daarom vind ik het zo jammer dat de bijbels-christelijke erfenis bijna niet meer gebruikt wordt als inspiratiebron in onze samenleving. Ja er verschijnen boeken, er zijn voordrachten, maar ze bereiken meestal gelijkgestemden. Zo’n klein programmaatje als Winteruur, ’s avonds laat op TV1 zegt veel: een gast brengt een tekst mee die haar of hem diep heeft geïnspireerd, leest die tekst en spreekt er samen met presentator Wim Helsen kort over. Ik zie daar veel literatuur passeren, teksten uit de klassieke oudheid, filosofie, maar geen stukken uit bijbel en evangelie. Het dichtste wat in de buurt kwam, was de bijdrage van Bart Paepen, pastoor van de Antwerpse kathedraal, die boeiend wist te reflecteren over het gedicht van Gerard Reve, dat wij hier dikwijls zingen: als indenk dat Gij eenzaam zijt… En Wim Helsen was helemaal mee…

Als ik daarover nadenk, zie ik twee grote redenen waarom de bijbels-christelijke erfenis niet zonder vooroordeel als inspiratie kan dienen voor zovelen op zoek naar verdieping. Het zijn twee veel te zwaar beladen woorden. Het eerste is geloven. Geloven roept vandaag zowel achterlijk op, als radicaal als eng als bijgelovig. Ik heb het ook moeilijk met dat woord, Maar ik kan mij tenminste de luxe permitteren om te zeggen dat ik een zoekend mens ben. Veel moslims zien zichzelf gewoon als gelovige, en niemand die vraagt wat dat voor hen betekent,  iedereen heeft onmiddellijk een vooroordeel of begint voor hen te beslissen. Terwijl er waarschijnlijk zoveel inspiratie schuilgaat in dat eenvoudige beleven van een oude religieuze traditie.

Het tweede woord is God. Dat is pas echt een bezet en verwoest woord. God wil dit, God wil dat… Wee degenen die weten wat hun God wil…Terwijl de bijbel het niet-weten vooropstelt: God is het niet in te vullen mysterie, zonder naam, maar wel verbonden met de geschiedenis van mensen als Belofte: Ik zal er zijn… Die inspiratie te mogen ontdekken hier, daar ben ik nog altijd diep dankbaar voor…

 

De bijbels-christelijke erfenis als inspiratie: laat ik wat hoop uitspreken:

Ik hoop dat de visioenen van Jesaja over een gerechtigde wereld kunnen klinken in politieke speeches.

Ik hoop dat de psalmen gelezen worden in de gevangenis, en door mensen in grote psychische nood.

Ik hoop dat de psalmen ons weer leren jubelen: jubelen als je ademt en denkt: ik leef! Jubelen als je een kind ziet. Jubelen als je de grote wereld ziet.

Ik hoop dat Job ons de juiste woede en de juiste aanvaarding leert.

Ik hoop dat die onvergelijkbare mens Jezus als inspiratie kan dienen, ik zal straks een stukje inspirerend evangelie met u lezen.

Ik hoop dat de zachtheid van Maria, koppig en trouw en zwijgend aanwezig, onze harde maatschappij wat zachter kan maken, minder uitgesproken, meer luisterend.

Ik hoop dat het woord bidden zijn kwezelklank verliest, en dat men in alle openheid kan inzien dat het hier gaat over een heel diep verlangen en tegelijk een hele diepe verbondenheid, misschien zelfs over mensen heen.

Ik hoop dat kerken rustplekken zijn, voor lichaam en ziel.

Ik hoop dat Jan gelijk heeft, dat er weer onbevangen openheid komt voor het religieuze.

Ik hoop dat God synoniem wordt voor nieuwsgierigheid, openheid, zachtheid…

 

Ik dacht een tijd geleden, als ze mij zouden vragen voor dat programma Winteruur, welke tekst zou ik dan kiezen. Ik ken genoeg gedichten en fragmenten uit de wereldliteratuur die voor mij veel betekenen, maar ik zou het stukje evangelie kiezen waar Jezus te gast is bij farizeeën en er komt een prostituee binnen, zwaar huilend, en ze begint zijn voeten te masseren, die ze dan nadien droogt met haar lange haren. Wat is dit een ongelooflijke tekst! Kijk eens naar de moed van die vrouw. Ze heeft zich moeten binnendringen in een mannenbastion en wordt nu van alle kanten door mannenblikken bekeken: wat komt die vrouw hier doen? Maar het is een prostituee, dat kan toch niet! Maar ’t is wel een flink stuk, die vrouw, met die lange haren... Kwade, veroordelende blikken, wellustige blikken, zo moet ze zich heel haar leven bekeken hebben gevoeld. Zo wordt ze nog altijd bekeken, want in mijn bijbel staat boven dat stuk: Jezus vergeeft de zondares. Zondares? En de mannen dan die voor haar lichaam betaalden? Vooroordeel, in plaats van open te staan voor het waarschijnlijk diep tragische levensverhaal van die vrouw. Er moet een reden zijn, waarom ze zo oneindig verdrietig is. Misschien is Jezus wel de eerste man in haar leven die het mogelijk maakt dat ze iets als diepe liefde voelen kan. Hier geeft ze zich, te midden van steeds meer commentaar gevende mannen, over aan een indrukwekkende liefdeshandeling. We weten wat een impact een aanraking kan hebben, maar wat ze daar met Jezus’ voeten doet, is liefdevol en bijna erotisch tegelijk.
Wat mij in deze tekst zo sterk inspireert, is die grote vrijheid die Jezus van binnen bezit. Ik zou allang met die vrouw gegeneerd naar buiten zijn gegaan, gezegd: kom we gaan hier weg. Maar niet Jezus. Wat de anderen van de situatie denken, is onbelangrijk, die dodelijk droevige vrouw is het allerbelangrijkste, een mens die de liefde mag geven, een mens die eindelijk tranen kan wenen…
En als het nodig is, verdedigt hij haar.
En bevestigt hij haar nog meer.
Ik vind het indrukwekkend….

Laten we het fragment even beluisteren:

 

Bijbellezing Lucas 7,36-50

Een van de farizeeën vroeg Hem eens bij zich te eten. Hij trad het huis van de farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen, dat Jezus in het huis van de farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de farizeeër die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf: ‘Als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares.’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Simon, Ik heb u iets te zeggen,’ waarop deze zei: ‘Zeg het, Meester.’ ‘Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denariën schuldig. Omdat zij die niet konden teruggeven, schold hij ze aan allebei kwijt. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?’ ‘Ik veronderstel,’ antwoordde Simon, ‘diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.’ Jezus zei tot hem: ‘Uw oordeel is juist.’ Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: ‘Ge ziet die vrouw daar? Ik kwam uw huis binnen; gij hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd. Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield, sinds Ik binnenkwam, niet op mijn voeten te kussen. Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond. Aan wie weinig wordt vergeven, hij betoont weinig liefde.’ Daarop sprak Hij tot haar: ‘Uw zonden zijn vergeven.’ De medeaanliggenden vroegen zich af: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’ Jezus zei tot de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.’

 

Tafelgebed

Gij die weet wat in mensen omgaat, verzamel ons rond deze tafel van één. Symbool voor de verbondenheid met elkaar en met wie wij de onnoembare noemen. Verbonden met zij die er vandaag niet kunnen bij zijn. Verbonden met onze lieve doden waarvoor we de kaarsjes aansteken. Verbonden met allen waar ook ter wereld die zich in de voetsporen van Jezus inzetten voor een rechtvaardiger wereld. Aan deze tafel willen we ons leven delen met elkaar, ons vertrouwen, onze vreugde, maar ook onze twijfels, ons verdriet en gemis.

Onze Vader

Vredeswens

Vrede brengt ons in hier bijeen. Met vrede worden we begroet. In vrede zijn we aan elkaar toevertrouwd. Vrede zullen we uitstralen. Deze vrede wensen we elkaar hier en nu toe.

Slotlied

Klamp je niet krampachtig vast aan wat was, maar open je ogen en zie. Zet de deur wijd open. Sta open voor wat er staat te gebeuren. Het is iets nieuws.

*

Het artikel van Taede Smedes vind je hier: http://www.standaard.be/cnt/dmf20161026_02541806

Of als u geen abonnee bent hieronder:


Look up here, I’m in heaven

I’ve got scars that can’t be seen

I’ve got drama, can’t be stolen

Everybody knows me now

Taede Smedes begint zijn boek over God met een verrassend personage: David Bowie. Hij citeert uit ‘Lazarus’, een nummer uit Blackstar, Bowies laatste cd die nauwelijks een week voor zijn dood uitkwam en waarin hij de luisteraar letterlijk vanuit de hemel toezong.

Het is geen toeval dat Smedes The Thin White Duke introduceert. ‘Bowie is de ultieme kameleon’, zegt hij. ‘Hij zette trends in beweging. En dat heeft hij ook met godsdienst gedaan. Bowie was religieus, maar niet op de traditionele manier. Hij geloofde niet in een traditionele god, maar hij had wel een idee van wat god zou kunnen zijn. Hij vond zijn heil niet in traditionele religies, maar hij zei niet: “Ik moet van al dat geloof niets hebben”. Kijk, onze moderne, westerse samenleving heeft de neiging om geloof en ongeloof op een gepolariseerde manier tegenover elkaar te zetten. Je moet het ene of het andere. Bowie geloofde daar niet in.’

U vindt die tegenstelling ook achterhaald?

‘Als je kijkt hoe moderne mensen over geloof en ongeloof spreken, kan ik alleen vaststellen dat er heel genuanceerde posities ontstaan. De stereotypen voldoen gewoon niet meer. Daarom vind ik dat we beter van die stereotypen afstappen. Al blijft het lastig. Ook ik blijf worstelen met begrippen.’

U spreekt over religieuze atheïsten en posttheïsten.

‘Veel natuurwetenschappers hebben afscheid genomen van het idee van een bovennatuurlijke God. We hebben er totaal niets meer mee, beweren ze. Maar als ze vervolgens spreken over de natuur en de kosmos, raken ze daar zo van onder de indruk dat ze het woord “heilig” in de mond durven te nemen. De werkelijkheid die zij waarnemen, heeft een intrinsieke waarde die ze als heilig erkennen. Alleen geloven ze niet in een god die daarboven zweeft en de hele boel onder controle houdt. Dat idee is definitief weg, maar toch vinden ze dat er iets meer aan de hand is, dan ze kunnen waarnemen. Er licht iets op in de werkelijkheid dat een religieuze taal nodig heeft.’

‘Ik noem hen religieuze atheïsten. Zij gaan op een andere manier met het geloof om dan de rechtlijnige atheïsten als Richard Dawkins en Daniel Dennett. Ze hebben een puur materialistische visie op de werkelijkheid. Ze geloven niet in intrinsieke zingeving. Je moet zelf zin geven, vinden zij. Alleen zeggen ze er niet bij hoe je dat moet doen.’

Uzelf heeft zelf ook weinig op met de traditionele, bovennatuurlijke God. U noemt het zelfs een dwaalleer.

‘Ze heeft de christelijke levensbeschouwing inderdaad veel kwaad gedaan. Als je een God hebt die een bovennatuurlijke werkelijkheid bewoont en die zich af en toe bemoeit met onze werkelijkheid, zet dat natuurlijk de deur open voor zaken als wonderen. Maar dat botst natuurlijk met de inzichten die de wetenschap ons bracht. Volgens mij heeft dat religie veel kwaad berokkend, want het gaf de atheïsten de kans te bloeien. Maar ondertussen zie je – en dat blijkt ook uit de sociologische onderzoeken – dat steeds meer mensen afstand nemen van die bovennatuurlijke God zonder dat ze rigoureuze atheïsten worden. Ze willen de hele godsdienst niet afschaffen. Er ontstaan mengvormen.’

Met hoeveel zijn die religieuze atheïsten?

‘Ik kan daar geen getal op plakken. Ik stel alleen vast dat ze in opmars zijn. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland en ook in Vlaanderen een grote meerderheid los is van het traditionele geloof in God. Het percentage atheïsten is gestegen van 14 naar 24 procent, maar tegelijk blijven veel van die atheïsten zich ook ietsisten noemen. Ze geloven in iets.’

Ondertussen klinkt de stem van de islam steeds luider in West-Europa. Welke invloed kan dat hebben op de religieuze atheïsten?

‘Dat is een lastige vraag. Er bestaat niet één vorm van islam. Er zijn zeker stromingen die modern zijn. Of er ondertussen ook moslims zijn die zich religieuze atheïsten noemen, durf ik niet te zeggen. Maar je hebt binnen de islam een sterke mystieke stroming. Binnen die stroming kan ik mij voorstellen dat er religieuze atheïsten zitten. Maar er zullen zeker spanningen optreden tussen moslims en religieuze atheïsten. Spanningen die er in Nederland ook bestaan met de diepgelovige protestanten uit onze Bible Belt.’

Zou het kunnen dat, onder invloed van de ­islam, de westerse mens opnieuw ‘geloviger’ wordt?

‘Dat hangt ervan of hoe de politiek op de islam reageert. Wat je ziet in Nederland – maar ook in België is dat nauwelijks anders – is dat de politiek heel sterk inzet op secularisatie. De scheiding tussen kerk en staat wordt steeds rigoureuzer. Religie moet uit het publieke domein verbannen worden en het geloof moet louter een privézaak worden. Maar dat wordt met zoveel verbetenheid verkondigd dat secularisatie een nieuwe religie dreigt te worden. Dat is geen goede zaak. Op termijn is dat niet houdbaar. De mens is nu eenmaal een religieus wezen. Ik denk dat op termijn opnieuw meer ruimte ontstaat voor religie in het publieke domein. En dat is geen slechte zaak, want het debat over religie is op dit moment veel te gepolariseerd.’

Maar hoeveel religie laat je dan toe in de ­samenleving?

‘Dat we nu zover willen gaan in het terugdringen van religie uit de samenleving, heeft natuurlijk alles te maken met onze worsteling met het fenomeen islam. We zijn heel bang geworden voor fundamentalistische vormen van islam. Maar die angst heeft stilaan hysterische vormen aangenomen. Mensen weten langzamerhand niet meer wat religie eigenlijk is. We moeten leren meer relaxed met religie om te gaan. We lijden stilaan aan religiestress. Politici hebben er last van, maar ook de media zijn er gevoelig voor.’

God verdwijnt, maar wat komt er dan in de plaats?

‘Zoekgedrag. Mensen zijn nu eenmaal ongeneeslijk religieuze wezens. Ze zoeken altijd naar iets hogers. Sommigen zoeken hun heil in spiritualiteit, anderen gaan zich bezighouden met chakra’s. Maar er zijn ook veel rationelere vormen van religie. En daar is dat religieuze atheïsme een voorbeeld van. En sommigen willen ook een band met de traditionele godsdiensten behouden. In West-Europa is dat in de eerste plaats de christelijke traditie. Maar de posttheïsten nemen wel uitdrukkelijk afstand van ideeën als het hiernamaals. Voor hen gaat het in de eerste plaats om het hier en nu, al blijven ze wel nadenken over de rol van Jezus. Maar het blijft ook iets paradoxaals. Hoe meer God verdwijnt uit de samenleving, hoe groter hij soms lijkt te worden.’

‘God, iets of niets?’, Taede A. Smedes. Amsterdam University Press. 312 blz., 19,95 euro.