Pinksteren in de vingers krijgen (3)

Dominicus Gent

Viering van zondag 25 juni 2017

Aan een onbekende God

 

Welkom op deze  laatste zondagsviering voor de grote vakantie. We zullen straks het glas heffen op onze gemeenschap, op die verbondenheid tussen ons in samen zoeken, in zorg dragen voor elkaar, in de wekelijkse oefening in groot vertrouwen, in de wekelijkse training van de hoop op een gerechtigde wereld.

In deze viering staan we voor de derde keer stil bij de beweging die in Pinksteren zit: naar buiten, deuren en vensters open, mensen aanspreken, mensen laten spreken. Het christendom als grote, niet te stuiten beweging van mensen, samen op weg, stap voor stap naar een wereld waar het goed leven is, eerst en vooral voor wie daar het minst kan in delen.

Samen op weg naar een gerechtigde wereld, dat is niet simpel, het vraagt generaties volharding, dit visioen. Het vraagt bekering. Het vraagt om profetische stemmen. En het vraagt om openheid en verbondenheid tussen mensen.

Maar we zijn met velen die de weg gaan, over alle levensbeschouwingen en religies heen. En we zijn, zoals Paulus het schrijft in het handelingenfragment dat we zullen lezen, familie van God, we zijn van Gods geslacht, zegt hij.

Laten we beginnen met de Paaskaars aan te steken.

En laten we bidden:

 

Gij Ene

Gij Eeuwige

Gij Licht dat ons aansteekt

Gij Stem die ons draagt

Gij Vader en Moeder

Gij Diepste ontmoeting

Gij Diepste vertrouwen

Wees ons nabij

Zegen de ogen en handen en voeten van mensen

Die Uw liefde uitdragen, U hebt ze nodig.

Maar wij hebben ook U nodig,

Uw droom én kracht

van gerechtigheid,

van genezing,

van nieuw leven.

 

Handelingen 17,22 vv

Paulus ging midden op de Areopagus staan en nam het woord.: “Mannen van Athene, ik zie aan alles hoe diep godsdienstig gij zijt. 23Want toen ik rondliep en bekeek wat gij zoal vereert, ontdekte ik zelfs een altaar met het opschrift: Aan een onbekende god. Welnu, wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen.24De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is. Hij die de Heer is van hemel en aarde, woont niet in door handen gemaakte tempels. 25Ook wordt Hij niet door mensenhanden verzorgd, alsof Hij iemand nodig heeft, want Zelf geeft Hij aan ieder leven en adem, ja alles. 26Heel het mensengeslacht deed Hij uit een ontstaan, om de gehele oppervlakte van de aarde te bewonen, waarbij Hij de seizoenen vaststelde, en de grenzen van hun woongebied,27opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastende zouden vinden; Hij is immers niet ver van ieder van ons. 28Want door Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn; zoals sommige van uw eigen dichters hebben gezegd: Want wij zijn van zijn geslacht.  

 

Ons aanhoudend, gericht, gedeeld vermoeden… 

1
Welke beweging bewerkt de geest van Pinksteren naar de bredere maatschappelijke context vandaag? Is er inderdaad zoiets als een nieuwe spirituele openheid aan het groeien. De koning die in Gent bij Turkse moslims tijdens de Ramadan hun maaltijd komt delen. Toch een gebaar van waardering. De intense gedachtewisselingen die zich binnen de islam afspelen. De interesse van christengelovigen om de islam beter te leren kennen. 

We nemen vandaag Paulus als onze gids. Hij heeft zelf een merkwaardige ontwikkeling doorgemaakt die ons misschien kan inspireren. Als streng gelovige jood, plichtbewuste aanhanger van de Tora, vindt hij die nieuwe beweging rond Jezus aanvankelijk onverdraaglijk. Veel te vrij. Zo erg zelfs dat hij er te vuur en te zwaard tegen ten strijde trekt. Tot hij op de een of andere manier geraakt wordt door de aanstekelijke vreugde die van hun levensstijl uitstraalt. Want het gaat inderdaad om een levensstijl waardoor hij geraakt wordt. Het gaat niet over leerstellingen. Jezus verkondigt geen leer over God. Hij heeft zo zijn eigen praktijk om de Tora te verstaan. Hij legt de mensen die naar hem toe komen enkele eenvoudige vragen voor. Wat dunkt u? Wat vraagt de Tora?

Wie is de naaste geweest van de man die onderweg tussen Jericho en Jeruzalem werd uitgeschut en voor halfdood langs de weg werd achter gelaten, en waar een priester, een leviet en een Samaritaan langs komen? Of we belasting moeten betalen aan de keizer? “Laat me een muntstuk zien! Ach zo: een muntstuk met de beeltenis van de keizer! Dan draaien jullie dus mee in het economisch systeem van de Romeinse keizer”. En op de vraag: wat dunkt u moeten we die vrouw niet stenigen die op overspel betrapt is? En tot de Farizeeën: “Is het geoorloofd op sabbat goed te doen?” De man met de verschrompelde hand, de kromgebogen vrouw, de tien melaatsen: ze worden allemaal op de sabbat genezen. “De sabbat is er voor de mens”, zegt hij. In al die voorbeelden en parabels gaat het over deTora zonder dat God bij name genoemd wordt. God is als het ware anoniem. Hij blijft impliciet.

Het is die gedurfde nieuwe interpretatie van de Tora waardoor Paulus geraakt is. Hij heeft de vreugde gezien die mensen hierin ontdekt hebben.

Paulus weet inderdaad niets te vertellen over het aardse optreden van Jezus. Er is alleen die ervaring waarover bericht wordt dat hij onderuit gehaald is door een stem. Iemand die hem aansprak. “Waarom vervolgt ge mij?” Paulus was verblind. Opgesloten in zijn vaste overtuiging. Trouwe aanhanger van de orthodox joodse discipline. Tot zijn ogen open gaan. De kennismaking met die nieuwe Jezusbeweging opent een nieuwe wereld. De wereld van de vrijheid.

Dat is het goede nieuws: Jezus opent de poort naar een nieuwe werkelijkheid, een nieuwe levensstijl. 

En nu komt hij in Athene met zijn bekende filosofische scholen, waar Jezus niet eens bekend is. En wat doet Paulus? Hij zoekt aansluiting bij het religieuze en spirituele zoeken van deze mensen. Ik zie aan alles dat gij heel godsdienstig zijt, ik zag zelfs een altaar met het opschrift “aan een onbekende god”. Dat geeft natuurlijk te denken. Paulus voegt zich in in hun denkstijl. Hij gaat met hen mee.

Die openheid: dat is toch het vuur van Pinksteren dat bezit heeft genomen van de leerlingen. Niet het vuur van de vervolging en de vernietiging in naam van God, maar het vuur van de liefde. Niet de gemeenschap van “wij die het ware geloof bezitten” tegen “zij die buiten zijn”, maar de gemeenschap van openheid naar alle volkeren die zoekende zijn. Niet het vuur van het eigen gelijk, maar de vurige belangstelling voor de ander.

Want dat doet Paulus hier in Athene? Hij zoekt aansluiting bij de gevoeligheden en verzuchtingen van deze mensen. Het goddelijke kent vele gestalten. Dat merkt hij aan die vele beelden die mensen vereren. Beelden die vaak voortkomen uit allerlei menselijke noden en behoeften. En waar mensen zich aan vastklampen. Maar misschien is die god wel dichter dan we beseffen of vermoeden. Misschien is de zo rijk gevarieerde en zo verschillend georiënteerde zoektocht van mensen zelf reeds het gevolg van een vermoeden dat we in ons meedragen. Een soort presentie die we niet zomaar kunnen uitbeelden, maar waardoor we ons gedragen voelen. En dat is misschien wel een universeel gegeven zegt Paulus. Een gegeven dat we op het spoor komen in de zoektocht naar geluk, het verlangen naar gerechtigheid.

Misschien is dat wel de god die we niet kunnen uitbeelden omdat we er zelf deel van uit maken. In hem bewegen, leven en zijn we, zegt Paulus. Misschien is dat wel ons aller  zoektocht dat we met die ongekende god op weg gaan. Want we bevroeden hem alleen maar zijdelings, in en door ons handelen. Zoals Jezus de Tora concreet maakte. Er ligt zoveel geloof impliciet verweven in ons handelen, in de keuzes die we maken, dat we kunnen spreken van een gedeeld vermoeden, een aanhoudend en gericht vermoeden. Moge deze zoektocht aanleiding zijn tot een betere verstandhouding en oprechte wederzijdse waardering.

 

2
In het Pinksterverhaal worden deuren en vensters wijd open gezet, worden vele talen gesproken. De geest wil met andere woorden waaien, gaan van de ene mens naar de andere, luisteren en spreken over die diepere betekenis die mensen zoeken in hun leven. De geest wil mensen laten vertellen over wat ze al gevonden hebben aan zegen, verbondenheid, maar ook over hun vragen en zorgen.
De geest van God als uitnodiging, als vraag, van mens tot mens, over alle tegenstellingen en vooroordelen heen.
Een beetje zoals Paulus het aanpakt, met veel respect. Of zoals in het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw. U kent het verhaal. Jezus die als Joodse man tot haar grote verwondering water vraagt aan haar, een Samaritaanse. En ervaart, tot haar nog grotere verwondering -ze is ervan aangedaan dat hij het zegt- dat hij door haar kijkt, haar miserie ziet, en benoemt, van vrouw die nog nooit geluk heeft gehad bij mannen, altijd op de verkeerde viel, terwijl ze toch hoopte op liefde, veel liefde. Het zijn er al vijf geweest, zegt Jezus, maar hij veroordeelt haar niet, zo kennen we hem. Integendeel, ik lees in Jezus’ woorden veel zachtheid en tederheid, geen moraliserende vinger. 
Als de traditie zegt dat God in Jezus kenbaar is geworden, dan toch vooral in die begrijpende liefde die hij mensen betoont, wie het ook is die op zijn weg komt. Hij gebruikt er een mooi beeld voor: een bron van levend water. Geen afhankelijkheid dus, maar elke mens kan zelf een bron zijn van levend water, als zij of hij maar die levengevende liefde tegenkomt. De Samaritaanse kan er niet over zwijgen, vertelt Johannes, zo aangeraakt is ze, zo veranderd. Paulus gaat, als hij spot ondervindt, gewoon weg, maar heeft bij sommigen toch ook die bron aangeslagen.

Laten we God aanbidden in geest en waarheid, zegt Jezus in hetzelfde fragment. De bijbelse God wil zich niet laten zien. Nee, het gaat om de weduwen, de wezen en de vreemdelingen, vertellen ons keer op keer de profeten, als er weer pogingen ondernomen worden om die God in te vullen, te recupereren, te gebruiken. De Godsvraag is eigenlijk niet zo belangrijk. Belangrijk is dat de deuren en ramen opengaan, dat de ene mens luistert naar en spreekt met de andere mens, over de wijsheid van elkaars cultuur en religie, over keuzes, zelfs over dromen en over de binnenkant. Dan vinden mensen elkaar. Van Hem hebben we het leven, het bewegen, het zijn, zegt Paulus. De Godsvraag is eigenlijk niet zo belangrijk als vraag, belangrijk is dat er elke dag bronnen geslagen worden, dat er elke dag kleine beetjes liefde toegevoegd worden aan de grote Liefde. Die is, als is ze goddelijk, wel zichtbaar, wel tastbaar in mensen.