Pinksteren in de vingers krijgen (2)

Dominicus Gent

Viering van zondag 17 juni 2017

Pinksteren in de vingers krijgen (2)

 

Welkom op deze zonnige zondagochtend. We willen het stil maken en ons samenzijn stellen onder de lichtende en vurige aanwezigheid van de Eeuwige 

Ontwaakt, gij die slaapt, staat op uit de dood
en Christus zal over u lichten.
Wij wachten op licht, maar het blijft donker,
op het licht van de zon, maar wij dolen in duisternis.
Als blinden tasten wij langs de wand, onzeker
als mensen zonder ogen.
Wij struikelen op klaarlichte dag,
in de bloei van ons leven zijn wij als doden.

Ontwaakt, gij die slaapt, staat op uit de dood

en Christus zal over u lichten.
Sta op en word helder, uw licht is gekomen.
De glorie van God zal over u lichten.
Hij is een mantel van licht om u heen.
Hij zal u noemen: “niet langer verlaten”
En ’s nachts zal de maan uw licht niet meer zijn,
want God de Heer zal een licht voor u zijn.

Ontwaakt, gij die slaapt, staat op uit de dood

en Christus zal over u lichten.

Wees hier aanwezig,

licht in ons midden,
kom ons bevrijden,
dat wij herleven.
God in ons midden,
Jezus Messias.

Licht van de wereld,

kom hier aanwezig.
Zijt Gij de levende,
bron van ons leven.
Kom ons bevrijden,
Zoon van God.

Zijt Gij de levende,

licht van de wereld.
Wees hier aanwezig,
bron van ons leven.
Kom ons bevrijden,
Zoon van God.

Ontwaakt, gij die slaapt, staat op uit de dood
en Christus zal over u lichten.

 

Ontwaakt, gij die slaapt. Hiermee is de toon gezet van de tweede viering in een reeks van drie. Drie vieringen die als thema hebben ‘Vensters open’ (na Pinksteren). We proberen in alle drie de vieringen te zoeken naar mogelijkheden om in beweging te komen. Om het oude, het verstarrende los te laten. We willen elkaar bemoedigen en verleiden om eens door een ander venster te kijken, om van perspectief te veranderen.

We laten ons bijbels leiden door het boek Handelingen – hét boek bij uitstek voor de tijd na Pinksteren. Vorige week hoorden we het mooie verhaal van Filippus en de eunuch van de koning van Ethiopië. Vandaag komen we meer te weten over Paulus en de jonge Eutychus. In zijn boek Handelingen vertelt Lucas over de woorden van Petrus en Paulus. Het lijkt wel een geschiedenisboek over de verspreiding van het jonge christendom in het Romeinse Rijk. Hoe deze nieuwe beweging gestalte probeerde te geven aan leven zoals Jezus hen had voorgedaan. Hoe zij leefden in zijn Geest. Het is niet alleen een geschiedenisboek maar ook een voor-beeld-boek. Lucas laat zien hoe een (voorbeeldige) christelijke gemeente er kan uitzien – met vallen en opstaan. Het wil een voorbeeld zijn, tot op vandaag.

Het verhaal over Eutychus dat NN zal voorlezen komt uit het 2de deel van het boek Handelingen. In dit 2de deel krijgt de apostel Paulus de hoofdrol, met veel achtergrondinformatie over zijn beroemde brieven. Het lied waarmee we deze viering inzetten komt uit zo’n brief: de brief van Paulus aan de Efeziërs. En we laten de lezing aansluiten door opnieuw een lied uit dezelfde brief. Maar nu eerst het verhaal van Eutychus

 

Handelingen 20.7-12

En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht.

En er waren verscheidene lampen in de bovenzaal, waar wij vergaderd waren.

En een zekere jonge man, genaamd Eutychus, zat in de vensterbank, en door een diepe slaap bevangen, viel hij, toen Paulus zo lang sprak, door de slaap overmand, van de derde verdieping naar beneden en werd dood opgenomen.

Doch Paulus kwam naar beneden, wierp zich op hem, en sloeg de armen om hem heen, en zei: Maakt geen misbaar, want er is leven in hem.

En bovengekomen, brak hij brood en at, en hij sprak nog lang met hen, tot de morgenstond, en zo vertrok hij.

En zij brachten de jongen levend weg, en werden buitengewoon bemoedigd.

 

Lied – Word wakker

Word wakker slaapkop
het is opstaan uit de dood geblazen
een nieuwe mens moet als een licht
opgaan in jou.

 

Overweging

Het verhaal dat we daarnet beluisterden zou bijna een krantenartikel kunnen zijn met als titel: “Jongeman valt uit het raam tijdens toespraak belangrijke prediker.” En zoals het een kwaliteitskrant betaamt, zou je er wellicht ook de reacties van lezers vinden, meestal niet gehinderd door enige kennis van zaken. Een prediker? Er zal wel weer geweld aan te pas gekomen zijn. Hij zal wel uit het raam geduwd zijn. Verdomde religieuze fanatici… schaf godsdienst af.
Of nog: ik heb gehoord dat hij in slaap zou gevallen zijn en daardoor gevallen. Komt ervan. Mij zal dat niet overkomen. Ik heb geen tijd om naar al die zever te luisteren. Ik zal wel werken en al die nietsnutten onderhouden.
Of nog een andere: dat ze de verantwoordelijken van het gebouw maar voor een paar jaar opsluiten, ramen die open kunnen. Waar halen ze het idee! Dat is vragen om ongevallen.
U herkent de toon wellicht wel, krantenfora en sociale media zorgen er niet alleen voor dat toogpraat een veel te groot publiek krijgt, je leert er ook veel over hoe mensen door een heel klein venster naar het nieuws kijken, zo’n venster waar je niet opzij kan kijken omdat de muren te dik zijn. De nuance is weg, of is te lastig om uit te schrijven, of is te langdradig om nog met aandacht te lezen, want daar is alweer de volgende opinie.

En ik ben ervan overtuigd dat elk van u bij het beluisteren van dit merkwaardig Bijbelverhaal zich ook al een aantal bedenkingen heeft gemaakt. ’t Is te hopen dat de voorgangers niet zo lang gaan preken als Paulus, of ik lig hier binnen een paar minuten ook in slaap. Of: zie je het wel, jongeren en naar de mis gaan, het is nooit een succesvolle combinatie geweest. En dan zwijg ik nog over de moraliserende boodschap die je zou kunnen afleiden uit de tekst: als je je niet openstelt voor Gods boodschap in je leven, ga je een gewisse dood tegemoet, als je niet waakzaam bent op de verleidingen van de duivel (vermomd als de god van de slaap), dan word je gestraft. Ik vermoed dat minstens één van deze gedachtegangen u niet geheel vreemd zullen overkomen.

Iedereen kijkt als van nature vanuit het standpunt dat hij of zij gewoon is want ook kijken is een gewoonte. We vormen dan snel een oordeel met de veelal gebrekkige informatie die we hebben. Dat is des mensen. Snel een conclusie trekken en hop, naar de volgende. Met dezelfde techniek hebben we de slaper al veroordeeld tot luiheid, domheid, goddeloosheid, of de spreker tot saaiheid, langdradigheid en wie weet wat nog meer.

Maar dit verhaal heeft iets speciaals, het lijkt wel een fait divers, maar bij nader toezien is het iets helemaal anders. Zoals gezegd, springt het een beetje uit de context waarin het gesitueerd is, en wellicht is dat bewust gedaan om het te doen opvallen, om ons te doen opkijken.
Vooraf gaat een hele beschrijving hoe Paulus van Efeze naar Macedonië reist en wie er met hem meegaat, na dit verhaal blijkt hij alweer vertrokken naar een andere streek. Druk, druk, druk, overal prediken, reizen van hot naar her. En dan heeft Lucas er dus dit verhaaltje tussen gegooid, amper 6 verzen lang.

Paulus is bezig aan een afscheidsviering in die christengemeente: ze breken samen brood en Paulus houdt een toespraak. Je moet je dat niet voorstellen als een ellenlange monoloog in de stijl van Fidel Castro, het is heel waarschijnlijk dat er daarbij wel enige uitwisseling was tussen de spreker en zijn toehoorders. Er konden vragen, bedenkingen geopperd worden. Heel waarschijnlijk dus wel een levendige bedoening.
Het geheel speelt zich af in een bovenzaal. Dat doet denken aan de locatie van het laatste avondmaal, de zaal waar de apostelen na Jezus dood waren samengekomen, en natuurlijk ook Pinksteren. De ramen zijn open, dat was de gewoonte bij de christenen. Er was namelijk nogal wat achterdocht bij andere delen van de bevolking omdat er bij de christenen veel gesproken werd over liefde, en omdat men vertelde dat er van een lichaam gegeten werd en bloed gedronken en door de ramen open te zetten en veel licht te laten branden kon iedereen zien en horen wat er gebeurde. Veel fakkels, dat wordt expliciet vermeld, de warmte van veel mensen, een kleine zaal, weinig zuurstof, bovendien toen op het einde van een gewone zware werkdag, al lang wakker, je zou zo al van minder indommelen, spreker of geen spreker.
Eutychus, wat gelukzak betekent, valt in een diepe slaap. Wellicht kreeg hij niet die naam omdat hij zo onbekommerd kon slapen, maar ook dat zou, wat mij betreft, een reden van geluk kunnen zijn. In alle geval, hij dondert slapend van de derde verdieping naar beneden.
Hoe is dat kunnen gebeuren? Had niemand dan iets in de gaten? Als je naar een toespraak gaat en de zaal is warm en de spreker trekt het lang, dan zie je toch zo wie begint te knikkebollen… en kan je hem eens aanporren. Je valt niet van het ene in het andere moment in een diepe slaap. Maar blijkbaar is er niemand die interesse had voor de indommelende gezel, ook de spreker niet. Dat Eutychus in de vensteropening had plaatsgenomen, vertelt misschien iets over zijn status: niet echt binnen en ook niet echt buiten, een twijfelgeval. Hij hoorde er misschien niet echt bij, was niet 100% zuiver in de leer, en dus in de gemeenschap een beetje scheef bekeken en wat verwaarloosd. Hij was er wel, maar men schonk er niet echt aandacht aan.

Paulus onderbreekt ogenblikkelijk zijn betoog, en daalt letterlijk af naar het niveau van de gevallen man, die kennelijk dood is. Hij zoekt hem op, ook al noodzaakt dit hem om naar beneden te komen. Paulus legt zich over Eutychus, letterlijk staat er dat hij zich op hem laat vallen – ook hier een val – en omhelst hem. Dit gebaar doet heel erg denken aan een verhaal over de profeet Elisa die ook bij een dode jongen gebracht wordt en daar net hetzelfde doet: “Daarna liep hij naar het bed toe en ging boven op het kind liggen, met zijn mond op zijn mond, zijn ogen op zijn ogen en zijn handpalmen op zijn handpalmen. Zo bleef hij over het kind uitgestrekt liggen tot het lichaam weer warm werd.” Het is een op en top lijfelijk gebeuren. Paulus vereenzelvigt zich met de jongeman, hij omhelst hem en zegt daarmee: “Ik hou onvoorwaardelijk van jou, ik ben er voor jou, ik sta aan je zijde.” Als hij merkt dat Eutychus terug begint te ademen, maant hij de omstaanders aan tot kalmte, met dezelfde woorden als Jezus deed bij de opwekking van het dochtertje van Jaïrus: “Niet zo’n misbaar, zijn ziel is nog in hem”. Hierna keert hij terug naar boven, breekt het brood als om te bekrachtigen dat dit de ware betekenis van brood breken is, en gaat verder met zijn betoog.
Geen verwijten, geen “gij onvoorzichtige”, geen “nog chance dat ik hier was om u te redden”. Neen, de verteller plaatst dit voorval pal in het midden van het hele betoog om de toehoorders op de echte waarde te wijzen: het is niet de leer, de doctrine, maar de liefde die we wijden aan zij die op de rand zitten, het is de liefde die verrijzenis zal bewerkstelligen. Daarvoor moeten we in de juiste richting kijken: in de eerste plaats gericht op ieder mens en niet op de grote principes. Oog hebben voor de mensen in het vensterraam, die zich aan de rand bevinden, en dat zonder oordeel, zonder vooroordelen. Het vraagt waakzaamheid van de toehoorder en het besef dat zijn blik minstens fragmentair, minstens slechts gericht is op een deel van het geheel. Het laat ons voelen dat onze eerste blik, ons eerste oordeel misschien zelfs helemaal fout kan zijn.

Ik besluit met twee recente voorbeelden van anders kijken waar ik moest aan denken bij het bestuderen van dit verhaal. Een paar weken geleden zette Tom Waes zijn schouders onder een benefiet voor het consortium 12-12. Hij wilde daarbij tonen dat die op het terrein toch een wezenlijk verschil kan maken met de giften die het krijgt. De aanleiding daarvoor was echter een reis naar Haïti waar hij tot zijn ontzetting had gemerkt dat de toestand daar nog steeds belabberd is en dat er dus -naar zijn idee- blijkbaar niets gebeurd was met het geld dat we massaal voor Haïti gestort hebben. Een eerste blik, een te snel oordeel, maar achteraf ook het inzicht dat hij het misschien toch verkeerd voorhad en de moed om dat openlijk toe te geven en zich te engageren.

Ik herken er ook de blik in van Daniël Barenboim die deze week op de radio geïnterviewd werd over zijn bezoek aan de Palestijnse gebieden naar aanleiding van 50 jaar bezetting. Deze wereldvermaarde dirigent met joodse roots heeft zowel de Israëlische als Palestijnse nationaliteit en zei: “In mijn aders stroomt joods bloed, maar mijn hart klopt voor de Palestijnse zaak”. Hij heeft een orkest opgericht met muzikanten uit Palestina, Iran, Israël, Egypte, Turkije, Syrië, Jordanië en Libanon om te bewijzen dat er wel een gemeenschappelijke taal bestaat waar zij elkaar kunnen vinden.“ Daarmee kijkt hij dwars de andere kant op van wat normaal heeft. “Als dit conflict ooit, hopelijk snel, wordt opgelost, dan wat? Dan moeten we elkaar wel in de ogen kijken en zien wat echt is, een andere mens, beeld van god”.

Met die blik, die manier van kijken, elkaar te zien van aangezicht tot aangezicht, kunnen we een hemel zien opengaan, een plek waar vrede leeft.

 

Ik zie de hemel open gaan

Ik zie de hemel opengaan, de aarde in het licht

van mensen die elkaar zien staan, Gods eigen aangezicht.

Ik zie de wereld omgekeerd, het laagste bovenaan,

het ongeziene in het licht, uit niets groeit Gods bestaan.

Ik zie het lang beloofde land waar alles wordt gedeeld,

van grond tot licht, van steen tot brood, wij zijn Gods evenbeeld.

Ik zie een stad van puur kristal, de leugens zijn voorbij.

Wij leven in doorzichtigheid, Gods waarheid leven wij.

Ik zie de aarde vol sjaloom, de ongeest weggeleefd!

Ontmaskerd staan wij voor elkaar, en zie: de vrede leeft

 

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Het kinderversje klinkt ons bekend in de oren. Zien wat een ander niet ziet of anders proberen te kijken en te zien … NN gaf al enkele voorbeelden van mensen die in beweging gezet worden door een andere manier van kijken. We kunnen er met ons allen beslist vele voorbeelden aan toevoegen.

Onlangs las ik in een tijdschrift een column met als titel ‘Wonderkind’. Een wekelijks verhaal van Sanne Kloosterboer over haar dochter met een zwaar verstandelijke handicap. Ze schrijft over Yaël, een meisje van 12, dat haar leert onbevooroordeeld te kijken naar mensen. Ze zegt: Yaël is mijn grote voorbeeld. Zij beoordeelt mensen nooit op hun uiterlijk, accent, religie of wat dan ook. Over zichzelf zegt ze: soms slaan mijn vooroordelen me in mijn gezicht. Ze ziet zichzelf nochtans als iemand met een open en tolerante geest, maar o wat is die neiging anderen in een hokje te stoppen toch hardnekkig. Dochter Yaël heeft, voor zover ze dit kan zien, maar één criterium voor mensen: aardig of niet aardig.

Zou dit het zijn (wel zéér uitgepuurd en kort door de bocht) waar het uiteindelijk om draait ?

Zetten Waes, Barenboim, en zovelen met hen ons op dat spoor?

 

Wat zet u en mij in beweging om anders te kijken, om een nieuw venster te openen en iets toe te laten dat nieuwe mogelijkheden aanreikt.

Er is nu tijd om dit te delen hier voor de micro of in de stilte van ons samenzijn.

 

Tafeldienst

Laten we aan tafel gaan en net zoals de gemeenschap van Eutychus en Paulus samen brood breken en wijn delen.

Net zoals Jezus zei: “dit brood en deze wijn, dit ben ik helemaal, hierin zit mijn hele leven”, laat dit iets van het ongrijpbaar mysterie oplichten van leven voorbij alle vormen van dood, van nieuw leven wanneer we elkaar opnieuw aankijken van aangezicht tot aangezicht. Gebaren, die wanneer ze keer op keer herhaald worden, zich inslijpen in ons denken en doen.

Zo wordt een levende bron wordt aangeboord, zo wordt nieuwe toekomst opengelegd, zo maken we een stukje verrijzenis mogelijk. 

Week na week, jaar na jaar, eeuw na eeuw doen we dit al, niet alleen, maar schouder aan schouder met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden.

 

 

 Gij die weet wat in mensen omgaat

aan hoop en twijfel, domheid,

drift, plezier, onzekerheid.

Gij die ons denken peilt

en ieder woord naar waarheid schat,

en wat onzegbaar is onmiddellijk verstaat.

Gij toetst ons hart en Gij

zijt groter dan ons hart;

op elk van ons houdt Gij uw oog gericht;

en niemand of hij heeft een naam bij U,

en niemand valt of hij valt in uw handen,

en niemand leeft of hij leeft naar U toe.

Maar nooit heeft iemand U gezien.

In dit heelal zijt Gij onhoorbaar.

En diep in de aarde klinkt uw stem niet;

en ook uit de hoogte niet,

en niemand die de dood is ingegaan,

keerde ooit terug om ons van U te groeten.

Aan U zijn wij gehecht, naar U genoemd.

Gij alleen weet wat dat betekent. Wij niet.

Wij gaan de wereld door met dichte ogen.

Maar soms herinneren wij ons een naam,

een oud verhaal dat ons is doorverteld,

over een mens die vol was van uw kracht,

Jezus van Nazareth, een jodenman;

in hem zou uw genade zijn verschenen,

uw mildheid en uw trouw; in hem zou voorgoed,

aan het licht gekomen zijn hoe Gij bestaat:

weerloos en zelveloos, dienaar van mensen.

Hij was, zoals wij zouden willen zijn:

een mens van god, een vriend, een licht,

een herder, die niet ten eigen bate heeft geleefd,

en niet vergeefs, onvruchtbaar, is gestorven;

die in de laatste nacht dat hij nog leefde,

het brood gebroken heeft en uitgedeeld,

en heeft gezegd: “neemt, eet, dit is mijn lichaam,

zo zult gij doen tot mijn gedachtenis.”

Toen nam hij ook de beker, en hij zei:

“Dit is het nieuw verbond, dit is mijn bloed,

dat wordt vergoten tot vergeving van uw zonden.

Als je uit deze beker drinkt, denk dan aan mij.”

Tot zijn gedachtenis nemen wij daarom dit brood,

en breken het voor elkaar:

om goed te weten wat ons te wachten staat,

als wij léven, hem achterna.

“Hij was,zoals wij zouden willen zijn”

Als Gij hem hebt gered van de dood,

God, als hij dood en begraven, toch leeft bij U,

redt dan ook ons en houdt ons in leven,

haal ook ons door de dood heen, nu

en maak ons nieuw,

want waarom híj wél,

en waarom wij niet?

Wij zijn toch ook mensen.

 

Vredeswens

We hebben het al gezongen vandaag: ‘ontmaskerd staan wij voor elkaar, en zie: de vrede leeft’. Laten we elkaar inspireren om los te komen van vastgeroeste gedachten en zo nieuwe inzichten mogelijk maken. Wensen we elkaar de vrede.

 

Slotlied  – Uit staat en stand

Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld
Omgewaaid. Ontwortelde plataan.
Toen heeft hij licht onder zijn schors gevoeld,
een vlaag van knoppen die op springen staan.

Uit jij en jou en woorden weggevlucht.
Ergens heen gejaagd. Boomgrens voorbij.
Op adem komen in de dunne lucht,
je eigen hartslag horen. Vogelvrij.

Uit eigen aard en huid naar iemand toe,
onontkoombaar. En niet wonen meer
tot ik Hem, Hij mij vinden zal, en hoe-
een zee van dromen gaat in mij tekeer.

 

*

Foto G.Vanhercke: Vitry (Parijs)