Dominicus Gent
Viering van Pinksteren
Zondag 15 mei 2016
Welkom aan iedereen op deze Pinksterviering. Deze dag waarop we vieren dat ons troost is aangezegd. Meer nog: een trooster, zei Jezus, een helper die ons tegemoet komt. Die ons heeft gezien, die ons kent bij name. Misschien wel de enige bij wie dat mogelijk is, zo onvoorwaardelijk als Jezus het formuleert in het evangelie van Johannes.
Het is misschien een te groot geloof voor een mens alleen. Hoe kan een mens alleen zich vastklampen aan die belofte van nabijheid, van nieuwe kracht, zonder te wankelen, te twijfelen, zonder dat de zwakheid het weer wint.
Maar de leerlingen van Jezus waren niet alleen. Ze hebben na zijn dood elkaar niet losgelaten. Hoe wezenloos hun verdriet ook was, ze bleven elkaar opzoeken, herinneringen ophalen, breken en delen in praktijk brengen omdat dat zijn laatste boodschap en wens was.
Samen is de eerste troost. Dat weten we, anders kwamen we hier niet elke week met elkaar vieren. Vieren dat er Licht is dat mensen overstijgt, Goedheid is die ieder blijft zien, Kracht is die alles wil herstellen en bewaren…
Daarom steken we ook de Paaskaars aan.
Laten we deze viering openzingen met de bede: Kom in mijn klein bestaan, dat mijn binnenkant ontdooit, dat ik genees van angst en schroom, dat mijn ziel geneest.
Lezing uit de Schrift
Uit het Johannesevangelie: Als jullie Mij liefhebben, zul je ter harte nemen wat Ik jullie opdraag. En Ik zal de Vader vragen jullie een andere Helper te geven, die voor altijd met jullie zal zijn, de Geest van de waarheid. De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb. (14, 14-26.26)
Uit de Handelingen: Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf. (2, 1-4)
Overweging over ‘Op één plaats bijeen op Pinksterdag’
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Dat kan tellen als begin en situering van het verhaal. De joodse christenen die indertijd dit verhaal zelf lazen of hoorden voorlezen, wisten meteen al – zonder uitleg – hoe de vork aan de steel zat. Ze kregen hier direct de context. Het is zoals je nu zou zeggen: de Gentse feesten waren juist begonnen, en de vrienden zaten samen… Daar hoeft geen uitleg bij. Zo was en is ook ‘de dag van Pinsteren’ een bekend begrip in joodse religieus-maatschappelijke oren. Het behoefde geen uitleg. Voor ons echter is die context niet meer zo evident. Daarom toch enige duiding.
Onder de vele joodse religieuze feesten heb je de zogenaamde pelgrims- of bedevaartsfeesten. Toen de tempel nog bestond, pelgrimeerden de joodse gelovigen driemaal per jaar naar Jeruzalem. Deze pelgrimsfeesten heten Pesach, Pasen – Sjavoeot – Pinksteren, Soekkot – Loofhuttenfeest. De oorsprong van die feesten ligt in Kanaän, vóór de Israëlieten dat land in bezit namen. Het waren agrarische, seizoensgebonden religieuze feesten die te maken hadden met de verschillende oogsten, Kanaänitische feesten dus die de Israëlieten hebben overgenomen, maar waar ze hun eigen religieuze duiding aan gegeven hebben. Zo was het feest van de ongedesemde broden (Matsot) in de lente oorspronkelijk een landbouwfeest van de Kanaänieten waar het nieuwe begin, de allereerste tarwe-oogst van het jaar werd gevierd. Brood zonder zuurdesem, dus zonder iets dat voortkomt uit een vorige oogst. Welnu de Israëlieten hebben dat feest gekoppeld aan hun Pesach-feest waarin ze hun bevrijding uit Egypte herdachten, hún totaal nieuwe begin. Dat was ook in de lente gebeurd! En het feest van de ongedesemde broden werd ahw verjoodst en ingekaderd in die uittocht uit Egypte.
Maar ons is het hier om het tweede feest te doen, de Sjavoeot: het Tarweoogstfeest (volgens de oudste teksten) of het Wekenfeest (volgens Leviticus) of het Pinksterfeest (volgens 2 Makkabeeën en Tobit). Het werd zeven weken na Matsot gevierd, dus op de vijtigste dag na Pasen, de dag na de zevende sabbat. Vandaar de latere Griekse naam Pentekoste (vijftigste) waar ons ‘Pinksteren’ is van afgeleid. Ook het tarweoogstfeest was oorspronkelijk een Kanaänitisch landbouwfeest en had een nauwe verwantschap met het feest van de ongedesemde broden. Zoals ik al zei: in het begin van de oogsttijd eet men het brood van de nomaden, zonder zuurdeeg ten teken van vernieuwing; op het eind van de korenoogst offert men gerezen brood, het brood van alledag bij de sedentairen, hetgeen betekent dat de tijd van de oogst voorbij is en men met de voortbrengselen daarvan het gewone leven hervat. Tegelijk voltooiing (7×7+1!) en nieuw begin. Dit verband met de ongedesemde broden (en later met pasen) verklaart de naam die de rabbijnen aan dit feest gaven: ‘atseret’ (afsluitende bijeenkomst ter voltooiing), en zelfs ‘atseret van het paasfeest’.
Ook aan het tarweoogstfeest hebben de joden hun eigen religieuze betekenis gegeven. Ze hebben het gemaakt tot eveneens een dag van dank voor de gave van de Tora, voor de wetgeving op de Sinaï, een herdenking van het verbond van Jahwe met zijn volk. En nog uitgebreider: alle verbonden met God die Israël kan vinden in zijn geschriften, worden herdacht, vanaf dat van Noach tot dat van de Sinaï. Zo bv. vierde op Pinksteren de sekte van Qumran, die zichzelf de gemeente van het nieuwe verbond noemde, de vernieuwing van het verbond en daarom was het haar belangrijkste feest. Als je dat nu allemaal samen ziet, dan is het goed te begrijpen dat tot op vandaag Pinksteren dus ook de dag is waarop de joodse gemeenschap bijeengeroepen wordt in de synagoge om zich te bezinnen over de Tora, het woord van de Heer, o.a. dat een oogst pas goed is, als hij goed verdééld is, – niet alleen over de schuren van de rijken, maar ook over de tafels van de armen. Ja, het was al duidelijk vermeld in een van de teksten over het tarweoogst- of pinksterfeest, namelijk de rechtsregel over het deel van de oogst dat bestemd is voor de armen. Bij al de rijkdom van de oogst moet gedacht worden aan de ‘randbewoners’, de armen en de vreemdelingen!
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Vlak voor zijn hemelvaart had Jezus zijn leerlingen gezegd in Jeruzalem te blijven om de belofte van de Vader af te wachten; enkele dagen later zouden zij gedoopt worden met de heilige Geest. Deze ‘nederdaling van de Geest’ situeert Lucas op de Pinksterdag, de vijftigste dag na Pasen, wanneer het paasfeest na zevenmaal zeven dagen wordt ‘volgemaakt’. Wat een prachtige samenhang. Om dat te onderstrepen, doet Lucas er nog een schep bovenop. Het gedruis, de stormwind en het vuur in zijn verhaal herinneren aan het verhaal over het Sinaï-verbond. Zoals de twaalf stammen van Israël afwachtend rond de Sinaiberg verzameld waren, zo zijn ook nu de twaalf bijeen. De hevige wind verwijst bovendien naar de Geest: het Hebreeuwse ruach betekent zowel ‘wind’ als ‘geest’. Het meest opvallende resultaat van de werking van de Geest is dat de leerlingen “beginnen te spreken”: zij treden vrijmoedig naar buiten met hun paasboodschap. Iedereen verstaat hen. M.a.w. het is een universeel gebeuren. Net zoals de Tora volgens de joden bestemd is voor alle volken, en net zoals bij de oogst Israël en de hele wereld de armen en de vreemdelingen nooit mag vergeten, zijn volgens de christenen de vruchten van het leven en de opstanding van Jezus een universeel gebeuren. Alle mensen worden geroepen om met de gave van de Geest gul om te gaan naar het voorbeeld van Jezus van Nazaret.
Maar wat betekent dat concreet?
Jezus had aan de leerlingen gezegd: jullie hebben gezien hoe ik geleefd heb, hoe ik als het ware zo goed als God zelf ben geweest, op de eerste plaats voor mensen die naar de rand van de samenleving en van het geloof zijn uitgerangeerd. Ik ben als het ware Gods tedere en beminnende lichaam geweest en zo ben ik heel dicht, bijna intiem, bij de mensen gekomen, bij de zieken, de doden, de melaatsen, bij iedereen die uitgestoten is en waar niemand iets moet van hebben. Ik heb altijd aan al die mensen gezegd dat God hen nooit uitrangeert, hen nooit laat vallen én zelf heb ik ze ook nooit laten vallen. Dat ik zo gehandeld en gesproken heb, heb ik altijd ervaren als een opdracht van God zelf, die ik mijn Vader noem. Maar er komt een tijd dat ik er niet meer zal zijn. Dan moeten jullie op jullie beurt doen wat ik heb voorgedaan. Je kunt dat echter niet zonder hulp. Mijn Vader zal een Helper sturen, de Heilige Geest. Met wiens kracht jullie ook Gods tedere en beminnende lichaam kunnen zijn. Ik heb mij altijd afgevraagd waarom Pinksteren zo zintuiglijk is, waarom het ons zo dicht op de huid zit. Wel, heel simpel. Omdat Jezus zo zintuiglijk was in zijn liefdevolle omgang met mensen, ook omdat hij dicht op de huid zat van wie de macht had en met die macht mensen naar de rand duwde. Over dat lichamelijke van de Geest zullen we straks mediteren, aan de hand van het gregoriaanse ‘Veni, Sante Spiritus’.
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Dat geldt ook voor ons, mensen van Dominicus. Wij zijn heel verre nazaten van de eerste leerlingen. Die voltooiden op Sinksen als het ware hun bekeringsproces. De ‘atseret’, voltooiing, volle oogst van hun bekering. Pas dan begrepen zij de volle draagwijdte van Jezus die in zijn hele doen en spreken de Tora ten einde toe had volbracht: de levend geworden gerechtigheid Gods, vermoord, maar over de dam van terreur en doodsgeweld de ‘eersteling’ uit de doden geworden. Ze hadden het eindelijk door, het nieuwe Verbond in Jezus. En wat zien we? Wat kunnen wij hier van de leerlingen leren? We zien dat ze al helemaal in het begin opnieuw zieken genezen, dat ze effectief herverdelen, en dat ze opkomen voor de minsten en voor elkaar. Het waren eenvoudige mensen. Ze stonden in vuur en vlam omdat ze het vuur hadden overgenomen, gekregen, van hun omgebrachte leraar die ze bleven volgen. Ze vlamden tegen dodelijke machten, met het vuur van Gods liefde. Ze werden erom verbrand, aan brandende kruisen van Nero in Rome of in het verbrande Jeruzalem van Titus. Het waren waarschijnlijk niet de grote helden, zoals ik zeker geen held ben, maar ze vertrouwden erop, ze geloofden dat God ooit zal voltooien wat zij met hun leven bijdroegen aan zijn komende Rijk van vrede en geluk voor alle mensen. In zo’n geloof wil ik leven en sterven.
Lied: Kom met uw Geest ons tegemoet, schenk uw gaven zevenvoud….
Schenk ons uw Geest van wijsheid die van eigendunk zuivert.
Uw Geest van verstand die behoedt voor onverstand.
Uw Geest van raad die radelozen uitkomst biedt.
Uw Geest van sterkte die zwakken te hulp komt.
Kom met uw Geest….
Schenk ons uw Geest van kennis die bevrijdt van achterstand.
Uw Geest van Godsvrucht die vanuit uw Liefde doet spreken.
Uw Geest van eerbied die ons respect geeft voor U en voor elkaar.
Kom met uw Geest….
Bezinning op basis van Veni Sancte Spiritus
Het Veni Sancte Spiritus is een van de vijf grote sequenties van de mis. Veni Sancte Spiritus: Kom Heilige Geest, en zend ons de stralen van uw hemels licht…
Sommige van die vijf zijn meer bekend: bijvoorbeeld het Dies Irae van de dodenmis, of het Satbat Mater van Maria onder het kruis.
(tekst & letterlijke vertaling: zie verderop)
Dit gregoriaanse Pinksterlied heeft iets dat diep ontroerend algemeen menselijk is: het grote verlangen naar rust, vrede, verbondenheid, opnieuw op adem komen, een plek vinden, gereinigd worden, weten opnieuw waartoe we als mens bestaan… Vandaar dat onophoudelijke vragen: veni, kom. Alsof een kind roept om zijn ouders. En zijn we, in de uren van onze verlorenheid, niet allemaal kinderen…?
Ik schreef een nieuwe versie van dit oude Pinksterlied…
Als ik geen adem meer heb,
mag ik tot je roepen: kom? Grote Adem, kom?
Als de wereld mij zwaar wordt,
mag ik vragen dat jij mij verlicht?
Onmogelijk groot Licht, zal je mij vinden?
En mag ik roepen met wie niets heeft
en zeggen: bescherm ons, jij die moeder en vader bent?
Uit jou viel toch ons leven?
Kom, dat we krijgen wat we nooit dachten te krijgen:
het geschenk dat ons weer mens maakt, trots op ons eigen leven.
Kom, als verdriet een mens uitteert,
iemand toch moet tranen wegvegen,
rust brengen in een hart. Iemand toch.
Iemand die niet voorbijloopt, maar blijft,
zwijgend, en soms met dat ene juiste woord.
Iemand, Jij, zo dicht bij mij.
Het is mogelijk, jij zegt het niet, maar mijn lichaam weet het.
Kom, geef ons werk dat ons sterk maakt.
Breng rust in ons hoofd.
Kom toch, dat de kramp overgaat in onze borst.
Want jij bent het licht waar geen woorden voor zijn
en dat alles zo overdadig volstroomt,
mijn ogen en alles dat is in deze wereld.
Jij bent het grootste geven, niets is er
dat niet aanwezig is door jou, niets vergeet je,
jij schept mij en deze wereld met je zwijgende, trouwe licht.
Daarom, schijn in ons vanbinnen,
was het vuil uit ons,
drenk ons met levend water,
strijk zalf op al onze wonden.
Maak los wat verlamd is, of wat niet meer durft te bewegen.
Breng warmte in oude koude angst, dat we weer léren bewegen.
En als we maar blijven verloren lopen,
ach, zal jij ons dan terugbrengen?
Want dit is het waarom wij roepen: om vertrouwen.
Om geloof in onszelf, om vriendschap met de wereld,
om een oog dat ons ziet, een hand die ons raakt, een stem die onze naam kent,
en alle namen van de wereld.
Kom, jij bent alles wat ik krijgen kan, en alles wil ik je geven.
Kom, grote Goedheid, kom nu en morgen en overmorgen,
ga mee met ons mensen, ook als we struikelen
en moe zijn en niet meer willen.
En als we ooit echt achterblijven, in het uur van onze dood,
moge het dan zijn in jou,
jij de grootste vreugde
jij de mooiste aanwezigheid
jij de sterkste trouw
jij die ons kent van den beginne
en voor altijd
Stilte
Tafeldienst
Laten we aan tafel gaan.
Dit is de tafel van breken en delen, van bijeen zijn en elkaar niet loslaten.
Zoals we niet los willen laten wie hier vandaag niet kan zijn, wie van onze gemeenschap ziek is. En heel speciaal denken we aan de mensen die op de vlucht zijn voor oorlogsgeweld, en de mensen in deze stad aan wie niemand denkt.
We denken aan wie, net als ons, ergens in de wereld in Jezus’ naam samenkomt.
Dit is ook de tafel van herinnering, aan Jezus, aan wie ons is voorgegaan, onze geliefde doden.
Onze Vader
Vredeswens
In de officiële liturgie is er vlak voor de vredeswens zelf een mooi gebed om vrede. We kunnen het zo bidden: “Jezus Messias, Gij hebt aan uw leerlingen gezegd: vrede laat ik jullie, mijn vrede geef ik jullie. Blijf niet staan bij onze mislukkingen, maar sterk onze pogingen om er iets goeds van te maken. Geef vrede en houd ons bij elkaar.” Geven wij aan elkaar een teken van vrede.
Communie – ondertussen
Veni, Sancte Spiritus, et emitte caelitus lucis tuae radium.
Kom, Heilige Geest, zend de hemelse straal van uw licht.
Veni, pater pauperum, veni, dator munerum, veni, lumen cordium.
Kom, vader van de armen, kom, schenker van gaven, kom, licht van de harten.
Consolator optime, dulcis hospes animae, dulce refrigerium.
Allerbeste trooster, zachte gastheer van de ziel, zoete troost.
In labore requies, in aestu temperies in fletu solatium.
Rust bij het werk, verfrissing bij hitte, vertroosting bij verdriet.
O lux beatissima, reple cordis intima tuorum fidelium.
O, allerzaligste licht, vul het binnenste van het hart van uw gelovigen.
Sine tuo numine, nihil est in homine, nihil est innoxium.
Zonder uw genade is er niets in de mens, is er niets onschuldigs.
Lava quod est sordidum, riga quod est aridum, sana quod est saucium.
Reinig wat vuil is, maak nat wat droog is, genees wat gewond is.
Flecte quod est rigidum, fove quod est frigidum, rege quod est devium.
Maak soepel wat stroef is, verwarm wat koud is, leid wat afgeweken is.
Da tuis fidelibus, in te confidentibus, sacrum septenarium.
Schenk uw gelovigen die op u vertrouwen, de heilige gaven zevenvoud.
Da virtutis meritum, da salutis exitum, da perenne gaudium, Amen. Alleluia.
Schenk voldoening voor weldaden, schenk het uiteindelijk geluk, schenk de eeuwige vreugde. Amen. Alleluja.
*
Foto’s G.Vanhercke (Issoire)