Bidden (1)

Dominicus Gent

Viering van zondag 22 mei 2016

Over bidden (1)

 

Welkom beste mensen, hier verzameld tot gemeenschap op deze zondagmorgen.

Stellen wij ons in de tegenwoordigheid van de Onzichtbare, de Stem die ons roept.
Openen wij de ogen van ons hart om Zijn/Haar werkelijkheid te zien in en tussen ons.

Bidden we om Licht dat ons helpt om gevoelig te blijven voor al wat in en rondom ons gebeurt. Moge de paaskaars en alle andere kaarsen die we aansteken het symbool zijn van zijn/haar oplichtende Aanwezigheid.

Vandaag starten we een reeks van drie vieringen waarin we samen willen nadenken over bidden. Bidden in zijn vele, heel verscheidene en rijke facetten. Drie vieringen waarin we ook ons gemeenschapsgebed een voedingsbodem willen laten zijn voor persoonlijke geloofsbeleving.

Geloven, bidden, God zoeken: het speelt zich af doorheen een proces, een geschiedenis (zowel persoonlijk als gemeenschappelijk) van wisselende beelden waarin we voortdurend voeling hopen te krijgen met of te ontvangen van het mysterie dat we de onzegbare, de Trooster, het Allerzaligste Licht, de….. noemen.

De meeste toegankelijke en deugddoende manier van bidden voor mij persoonlijk is zingen. Aan Augustinus wordt de uitspraak toegeschreven ‘Goed zingen is dubbel bidden’. Hij doelde daarbij niet zozeer op zuiver zingen en maat houden, dan wel op het zingen vanuit het hart. Je lichaam en ziel doen eraan mee. Dan zingt het in mij en uit mij over wat is en wat nog niet is …

In deze eerste viering hopen we dat zowel zangers als zeggers in verbondenheid kunnen afstemmen op Haar Stem, op Zijn Stem. Bidden we het lied in het boek

Gij die het sprakeloze bidden hoort
achter de woorden die wij tot U roepen.
Gij die de mensen ziet als geen mens.
Gij die Uw woord in ons hebt neergelegd
in den beginne als een bron van weten.
Gij die ons hebt geschapen naar U toe.
Wek onze kracht, vuur onze hartstocht aan,
heradem ons dat wij in U volharden.
Doe lichten over ons Uw lieve naam.

    Huub Oosterhuis 

 

Overweging

De toon is gezet … Mieke heeft ons in de inleiding verteld over de reeks vieringen rond bidden. Ze gaf ons een glimp mee van wat bidden voor haar persoonlijk mag zijn. En ze nodigde ons allen uit om samen te bidden en te zingen. We zijn ingegaan op haar uitnodiging, of liever, we zijn ingegaan op de uitnodiging van de Onnoembare, Diegene die ons hier op zondag samenbrengt. Behalve de enkeling zonder stem hebben de meesten onder ons de liederen goed meegezongen, hebben we ons laten meevoeren in het gebed. Geen van ons vond het een ongepaste vraag, geen van ons heeft de kerk verlaten. Zijn we dan allemaal meegegaan in hetzelfde gebed? Wat voor de ene bidden is, is voor iemand anders eerder een meditatief gebeuren? En als het dan toch bidden is, wat bedoelen we dan? Hanteren we met ons allen eenzelfde definitie van bidden? Of zijn er evenveel omschrijvingen als hier mensen aanwezig zijn? U merkt het: bidden en bidden ter sprake brengen is niet eenduidig. Niet in de gemeenschap binnen deze ruimte en al helemaal niet buiten de muren van onze kerk.

Als we in vogelvlucht een kijkje nemen bij allerlei groepen, gemeenschappen of bewegingen, merken we dat bidden vele vormen kent. Van nauwelijks hoorbaar tot massief en overdonderend. Van stil en ingekeerd tot op grote podia in het licht van verblindende schijnwerpers.
Er zijn de charismatische groepen in hun blije en uitbundige samenkomsten; we weten van schijnbaar spectaculaire gebedsgenezingen; Afrikaanse kerken waar heerlijk ritmisch ‘The Lord’ aanbeden wordt, halleluja!; en het alom tegenwoordige ‘God bless America’ …

U kent vast het associatiespelletje: als ik xxx hoor, dan denk ik aan …
Laten we ons even gaan? Als ik het woord ‘bidden’ hoor denk ik aan …
(enkele ogenblikken stilte)

Een bloemlezing van woorden en begrippen waarvan ik vermoed dat ze hier gedacht zijn:
  Als ik ‘bidden’ hoor denk ik aan:
handen vouwen of open handen; buigen; knielen; ogen sluiten …
  Als ik ‘bidden’ hoor denk ik aan:
samen bidden voor het eten; gebed voor het slapengaan; het rozenkrans gebed en de Lourdesgrot in Oostakker in de maand mei; de lange litanie bij een priesterwijding; een schietgebedje; een stilte-uur; het getijdengebed in de abdij; de aanbidding van het ‘allerheiligste’; psalmen; Onze Vader; zondag; …
  Als ik ‘bidden’ hoor denk ik aan:
Alleen, persoonlijk, stilte, mediteren, natuur. Maar ook samen, met velen, zingen, reciteren, mantra, …
  Als ik ‘bidden’ hoor denk ik aan:
Smeken, vragen, opstand, danken, loven, troost.

Als ik ‘bidden’ hoor denk ik aan … ik kan nog wel eventjes doorgaan. We verzamelden al een mooie, kleurrijke waaier aan begrippen en woorden niettegenstaande lang niet alles wat hier werd gedacht ook stem kreeg.

Toch nog eentje (met stip door u ‘gedacht’ ? 😉 
  Als ik ‘bidden’ hoor denk ik aan:
Iemand, een persoon, een tegenover, God, contact, relatie, …

Is het zo dat ik mij in gebed richt tot iemand – Iemand, met een hoofdletter? Dat bidden relatie is? De traditie waarin wij staan heeft het wel degelijk over relatie, over Iemand. We leerden van jongs af aan iemand aan te spreken in het gebed. De ‘Onze Lieve Heer’ uit onze kindertijd werd in stoerder tijden ‘Heer’ en ‘God’ tot ook die aanspreking voor sommigen een brug/een man te ver werd. De tegenover overstijgt dan de persoon, overstijgt de God Moeder – God Vader tot wie we ons richten. Het geheim waarin we ons gedragen weten, groter dan ons hart, laat groei en evolutie toe.

Een andere mogelijkheid is dat bidden de uitlaatklep is van wat diep in iemand leeft, de expressie van eigen gevoelens en inzichten. Gedachten krijgen vorm, woorden geven stem aan vragen naar de zin van het leven. We kunnen het zelfexpressie noemen. In de omschrijving van wat bidden kan en mag zijn hoeft het ene (wat ons overstijgt) het andere (de zelfexpressie) niet uit sluiten. Integendeel.
Hoe en of iemand bidt, tot wie iemand zich richt in gebed: het is geen statisch gegeven. Zoals het geloof, waarin het gebed haar woning heeft, evenmin statisch is maar een proces is waarin mensen trachten naar het geheim, het mysterie dat we God noemen. Met ons allen geven we op allerhande manieren gestalte aan het verlangen voeling te krijgen met het mysterie. Dit één in verscheidenheid ervaar ik als een groot geschenk. Ik hoor het in het gedicht van Gerrit Achterberg, het lied dat we hier al vaak gezongen hebben: ik kan alleen woorden ontmoeten. U niet meer, maar hiermee houdt het groeten aan, zozeer dat ik wel moet geloven dat gij luistert, zoals ik, omgekeerd, uw stilte in mij hoor. Woorden van iemand die onmiskenbaar uit een traditie van geloven en bidden komt. Het lied gaat over verlies, gemis (?) misschien verlangen. Geleefd, doorwroet, worstelend. En, à la limite, niets anders kunnen dan Aanwezigheid ervaren.
Lezing Johannes 4,19-26

‘Heer,’ zei de vrouw, ‘ik zie dat U een profeet bent. Onze voorouders hebben op die berg daar God aanbeden, maar volgens jullie is Jeruzalem de plaats waar men moet aanbidden.’ ‘Geloof Me,’ zei Jezus, ‘er komt een uur dat men niet meer op die berg daar en ook niet in Jeruzalem de Vader zal aanbidden. – Jullie aanbidden wat je niet kent, wij aanbidden wat we wel kennen; de redding komt immers uit de Joden. – Er komt een uur, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in  en waarheid: dat zijn de aanbidders waar de Vader naar uitziet. Godjavascript:void(0) is geest, en zij die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.’ De vrouw antwoordde: ‘Ja, er komt een messias, dat weet ik.’ (Messias betekent: gezalfde.) ‘Als die er is, zal Hij ons alles verkondigen.’ Daarop zei Jezus tegen haar: ‘Dat ben Ik, degene die met u spreekt.’


We hoorden uit het 4de hoofdstuk van het Johannesevangelie. Een klein stukje uit het verhaal waar, aan de bron, Jezus de Samaritaanse vrouw ontmoet. Het is geen vanzelfsprekende ontmoeting. Jezus, een Judeeër, wordt niet verondersteld te praten met een Samaritaan, een vrouw dan nog. Dat Jezus gespot wordt in Samaria is al een klein wonder. Normaliter lopen Judeeërs met een grote boog om Samaria heen. Want Samaritanen zijn geen zuivere joden. Ze kennen wel JHWH uit de Thora, maar ze houden er ook nog enkele afgoden op na. Jezus representeert het ware geloof van Israël met de plaats Jeruzalem waar de tempel staat. De Samaritaanse vertegenwoordigt het volk uit Samaria met hun heiligdom op de berg Gerizim. De tempel en de berg: plaats waar de respectievelijke volkeren God aanbidden. De vrouw voelt aan dat Jezus geen doorsnee is maar een profeet. Ze vraagt hem naar het huis van God. Wat zal het zijn: de berg van haar voorouders of Jeruzalem? Jezus man, vertel jij mij nu eens waar God woont. Het antwoord van Jezus mag duidelijk zijn: er zijn geen heilige plaatsen ter aanbidding. God woont waar Jezus is, en elders woont hij niet. Met andere woorden: er zijn geen regels, geen dogma’s over waar je moet bidden, waar je God moet eren. God is geest en wie hem aanbidden, moeten hem aanbidden in geest en waarheid, in geestkracht en waarachtigheid. Of nog anders gezegd: inspirerend en vertrouwend. Niet het heiligdom waar men aanbidt is essentieel, maar wel de geest (de spirit) waarmee dat gepaard gaat.

Ik had het daarnet over bidden en geloven: het zijn geen statische gegevens. Ze liggen niet voor eeuwig vast – God zij dank – . In elke tijd geschiedt God telkens opnieuw. In de geschiedenis van deze wereld, en in de geschiedenis van ieder van ons, krijgt de belofte van goed leven voor allen telkens weer nieuwe handen en voeten. Geloof in het visioen van gerechtigheid en vrede komt tot uiting als mensen vertrouwen tonen, open staan en ontvankelijkheid aan de dag leggen. Zoals de Samaritaanse wil luisteren naar wat Jezus te zeggen heeft. Geloof uit zich daar waar mensen opstaan tegen onrecht. Geloof krijgt voedsel waar verlangen en dankbaarheid mogen groeien. En daar krijgt bidden een belangrijke plaats: bidden als intensivering van wat diep in mensen opborrelt, in heel veel verschillende vormen. Hier kom ik weer bij het begin: als ik ‘bidden’ hoor denk ik aan …

God is geest, God geschiedt waar blijheid is en trouw, waar rouw is en verdriet. Bidden en aanbidden gebeurt in meditatie, in studie, in werk. Bij uitstek op zondagmorgen, in deze viering, mogen we stilstaan en bidden. Zingen.


TAFELDIENST

Aan tafel gebeuren mooie dingen: stilstaan, essentie laten doordringen, bidden, zien hoe wij voor elkaar bestaan in de dagelijkse momenten van bij elkaar zijn. Met aandacht ontvangen al wat het leven in zijn gratuïteit voor ons heeft toebereid, en dat delen, zoals Jezus het ons heeft voorgedaan. Hij die brood en wijn nam en het uitdeelde en daarmee zei: dit is het allemaal, hierin zit de waarheid over mijn en jullie bestaan. Brood en wijn delen is de ander als je naaste zien. Brood en wijn delen is schepping mogelijk maken, de bron van goed in elke mens kracht geven, toekomst mogelijk maken. Brood en wijn delen is bidden. En in ons gebed nemen we ook hen mee die hier omwille van werk, studie, ziekte, toewijding aan mensen of vakantie vandaag niet in ons midden zijn. En laten we ons ook verbonden voelen met onze lieve doden van wie velen onder ons waarschijnlijk het bidden geleerd hebben.

“Zoals er mensen zijn die zingen,
niet omdat zij dat willen,
maar omdat er een stem in hen oprijst,
zo zijn er ook mensen die geloven,
die bidden, niet uit angst en niet
uit hoop op beloning, maar omdat
zij krachtens hun wezen
niet anders kunnen”

A. Herzberg.