Dominicus Gent
Viering van zondag 7 augustus 2022
Onderweg (met Dominicus)…
Feestdag Dominicus 6/8 en 8/8
Welkom,
Goedemorgen,
welkom terug na een zomerpauze van een aantal weken, welkom u hier aanwezig, welkom u thuis of van waar u ook op dit moment met ons wil meevieren.
Het is vandaag 7 augustus, gisteren op 6 augustus was het exact 801 jaar geleden dat de heilige Dominicus, stichter van de Dominicanerorde in Bologna het tijdelijke met het eeuwige verwisselde en morgen, 8 augustus wordt traditioneel in de Kerk zijn naamdag gevierd. Vandaag dus een ideaal moment om nog eens stil te staan bij een aantal aspecten van de Dominicaanse spiritualiteit, die ook deze gemeenschap steeds geïnspireerd en gevormd heeft.
Maar eerst willen we dit samenzijn stellen onder de aanwezigheid van de Ene.
We steken de Paaskaars aan en we bidden
Bidden wij om aanwezigheid van de Ene in dit uur en in alle uren,
Bidden wij dat het licht ons op onze zoektocht mag leiden
Bidden wij om inzicht dat ons met nieuwe ogen doet kijken en uitzicht brengt,
Bidden wij om de onbevangenheid van een kind
Bidden we om zachtheid en een open geest
Bidden we dat dit licht het vuur van de hoop in ons brandend mag houden
Zingen we de viering open met het lied “Wij gaan de weg van oude woorden”
Wij gaan de weg van oude woorden,
van overlevering,
die wij van onze ouders hoorden,
in eigen luisterkring,
verhalen uit geloof geboren
om onze weg te gaan
en tekens die ons veel beloven,
als wij ze nieuw verstaan
Wij zijn een schakel van de keten,
verbintenis van hoop,
mensen op zoek naar beter weten,
oprechte levensloop.
Er is geen God aan onze zijde, die zegt: zo ga je goed.
Wel één die roept door alle tijden:
zoek verder, het komt goed.
tekst: Jan van Opbergen; muziek: Lyon 1548
Over de weg…
In Handelingen hoofdstuk 9 lezen we: Saulus “wendde zich tot de hogepriester en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij de aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen”. (Hand 9,2).
Lucas gebruikt in zijn bijbelboek Handelingen een zestal keer ‘de weg’ als omschrijving voor de Jezusbeweging. Pas later zal hij hen ‘christenen’ noemen.
Zij die in Jezus de beloofde Messias herkennen, zijn blijkbaar dynamische mensen, mensen die opstaan en vertrekken, die weet hebben van doel en richting en daarnaar onderweg zijn.
In de letterlijke betekenis van onderweg-zijn is dat in die eerste eeuw van onze tijdrekening geen sinecure. Het is gevaarlijk en zwaar in die heuvelachtige en vaak warme streek. Er is de dreiging van roofdieren en rovers die je pad kunnen kruisen – denk maar aan de parabel van de barmhartige Samaritaan. Bovendien worden afstanden bijna uitsluitend te voet overbrugd. Het zijn reizen die niet klimaatontwrichtend zijn zoals die van vandaag…, al was dat toen nog geen thema.
Beeld je in: op weg gaan zonder gps, zonder baanrestaurant, zonder GR-aanduiding, zonder degelijke stapschoenen of Touring-wegenhulp… Het is niet vanzelfsprekend en zal wellicht een zoeken, verdwalen, oriënteren en heroriënteren op sterren en zon geweest zijn.
Lukas schrijft zijn evangelie als een reisverhaal met talrijke plaatsaanduidingen en heeft ook in Handelingen veel aandacht voor de het op weg zijn van Jezus’ volgelingen. De afstanden die zij te-voet-onderweg afleggen, doen duizelen. Bijbelse dagreizen van ruim 30 km zijn geen uitzondering. Jeruzalem-Jericho, Jeruzalem-Emmaüs of Nazareth-Jordaan zijn ook zonder de huidige checkpoints behoorlijk pittig. Om nog te zwijgen over meerdaagse voetreizen van Kafarnaüm of Nazareth naar Jeruzalem, naar de Negev-woestijn of naar Egypte.
—-
In Jezus’ spoor zien we veel eeuwen later Dominicanen, rondtrekkende -itinerante- predikheren, verkondigers. Ook zij zijn kilometervreters.
Dominicus zelf reist van Osma in Baskenland naar Toulouse, een slordige 500 km over de Pyreneeën. Later gaat hij naar de paus in Rome en wandelt hij heen en weer in wat we nu de Katharenstreek noemen, evenmin platteland. Met zijn bisschop trekt Dominicus zelfs naar Denemarken.
Na de stichting van de orde reist hij binnen een tijdspanne van enkele maanden van Rome naar het Spaanse Segovia en Madrid, later naar Parijs, naar Bologna enz… Begin er maar eens aan zonder moderne hulpmiddelen. Het zijn fenomenale afstanden en volgens zijn biografen eisten die vele reizen een fysieke tol. Dominicus overleed op amper 50-jarige leeftijd op 6 augustus. Gisteren herdachten we die sterfdag. Morgen 8 augustus vieren we zijn feestdag.
De Nederlandse kunstschilder Egbert Modderman -een jonge dertiger- maakte een prachtig kamergroot schilderij van Dominicus, bij uitstek een christen onderweg. Op 7 mei ll. mochten we dit kunstwerk in Antwerpen bewonderen.
Het schilderij spreekt door de kleuren, contrasten en nabijheid. Je kan 800 jaar terug in de tijd katapulteren en toeschouwer worden bij deze dagelijkse handeling van de predikbroeder.
De schilder zelf zegt hierover het volgende:
“Ik wilde Dominicus afbeelden als iemand uit de 13de eeuw maar zonder te historiseren. Omdat je een band met hem moet kunnen aangaan, ging ik op zoek naar een verhaal dat hem menselijk zou maken. Ik ontdekte dat hij ascetisch leefde. Als Dominicus uit preken ging, liep hij op blote voeten van stad tot stad. Maar als hij aankwam, deed hij schoenen aan, want hij wilde wel au serieux genomen worden. Dat beeld van iemand die gaat zitten, zijn schoenen netjes neerzet en eerst zijn voeten inspecteert, dat heeft iets aandoenlijks, iets vertederends. Het transformeert hem van streng en afstandelijk naar een man van wie je kunt houden”.
Opdracht geslaagd als je het ons vraagt: een dynamisch beeld van Dominicus als man onderweg.
———-
Vreemd toch dat christenen, -die dynamische groep ‘de weg’ van weleer- nu zo vaak met statische zaken geassocieerd worden: met kerk- e.a. gebouwen, met boeken, met bisschopszetels of dogma’s. Het christendom wordt vaak ervaren als een hiërarchische organisatie in plaats van als de levende beweging die we zijn en die de tekenen van de tijd onderweg blijft lezen.
Het stemt tot nadenken. Zeker wanneer je weet dat letterlijk in-beweging-blijven ook in alledaagse betekenissen belangrijk is voor onze fysieke en mentale gezondheid.
De evangelist Johannes laat Jezus over zichzelf zeggen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’
Mogelijk de aanleiding voor Saulus om Jezus’ leerlingen ‘aanhangers van de weg’ te noemen.
We beluisteren de evangelietekst met haar herhaalde krachtige aanduidingen van ‘op-weg-gaan’.
(Johannes 14, 1-7)
1Jullie moeten je niet zo laten verontrusten. Jullie geloven in God; geloof zo ook in Mij! 2In het huis van mijn Vader kunnen velen hun verblijf houden. Zou Ik anders gezegd hebben dat Ik wegga om voor jullie een plaats gereed te maken? 3Ja, Ik moet weggaan en voor jullie een plaats gereedmaken, maar Ik kom terug, en dan neem Ik jullie bij Me op, zodat daar waar Ik ben, ook jullie zullen zijn. 4En waar Ik heen ga – de weg daarheen is jullie bekend.’ 5‘Maar Heer,’ zei Tomas, ‘we weten niet eens waar U heen gaat; hoe zou de weg ons dan bekend kunnen zijn?’ 6Jezus antwoordde: ‘Ik ben de weg, en de waarheid en het leven. Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader. 7Als jullie Mij hebben leren kennen, zul je ook mijn Vader leren kennen. Sterker, nu al kennen jullie Hem en heb je Hem gezien.’
Het moge duidelijk zijn dat Johannes het hier niet over een uitstam naar zee of een Katharenreis heeft, maar over een reis die veel meer in be-weg-ing zet: een reis naar binnen vooraleer naar buiten te gaan op een weg die toekomst opent voor velen. Vragen we Gods zegen, Gods nabijheid voor die bijzondere reis met lied “Ga mee met ons”
Ga mee met ons, trek lichtend ons vooruit
naar tijd en land door U ooit aangeduid.
Leef op in ons, de mens die leven moet,
een die de toekomst heeft die leeft voorgoed.
Ga mee met ons, verberg U niet altijd,
gun ons een flits, een teken in de tijd,
dat U nog leeft, nog steeds om mensen geeft
en zonder wanhoop voor de vrede leeft.
Ga mee met ons. Wie zijn wij zonder U?
Een mens gaat dood aan enkel toen en nu.
Licht op in ons, wees vuur en vlam van hoop,
houd steeds in ons de toekomstmens ten doop.
tekst: Jan van Opbergen; muziek: W.H. Monk
In het spoor van Dominicus…
“Bewegen, bewegen, bewegen”. Als u de zoveelste herhalingen van F.C. De Kampioenen volgt, dan is deze slagzin u wellicht niet onbekend. Aan het woord is Oscar Crucke, de meestal onfortuinlijke voetbaltrainer die daarmee zijn jongens probeert tot beter voetballen aan te sporen. Maar het had echter evengoed een slagzin van de Dominicaner orde kunnen geweest zijn, niet om de eerwaarde paters en zusters tot beter voetballen te brengen, daar heb ik zo geen zicht op, maar wel als basishouding van waaruit ze zouden moeten leven.
Die beweging zit al van in het begin in het DNA van de Dominicanen. Ze kozen er bewust voor, om net zoals Jezus en Paulus dat hadden gedaan, zich niet in kloosters te vestigen, maar om rond te trekken. Dat werd in de dertiende eeuw nogal scheef bekeken. Ze werden als onverantwoordelijk beschouwd, hun prediking als betwijfelbaar, hun gedrag als niet waardig genoeg voor religieuzen. De dominicaan Thomas van Cantimpré neemt op een bepaald moment de verdediging van hen op: “Welaan, mijn broeders, jullie hoeven niet beschaamd te zijn wanneer men u gyrovagen (zwerfmonniken) noemt, want in jullie gezelschap vertoeft ook Sint-Paulus, de leraar van de naties… Terwijl monniken in hun kloosters blijven, trekken jullie rond met Paulus en doen jullie het werk dat jullie gevraagd is te doen. En ik hoop dat wanneer jullie onderdrukking ervaren in de wereld, jullie toch vrede mogen bewaren in Christus, evenveel of misschien nog meer vrede dan wie zit te mopperen in hun kloosters.”
Het rondtrekken bracht hen in contact met nieuwe inzichten, met mensen die niet in kerken kwamen, met de problemen van de wereld.
U weet ondertussen, enfin als trouwe bezoeker van deze vieringen, zou u het ondertussen in alle geval wel stilletjesaan moeten weten, dat de Dominicaanse spiritualiteit gebaseerd is op vier pijlers: het gebed, de verkondiging, de studie en het gemeenschapsleven. Maar het woord “pijler” vind ik eigenlijk niet zo goed gekozen, want het doet denken aan iets heel erg stevigs, onveranderlijk, bij voorkeur statisch en uit harde steen opgetrokken.
Bovendien is het meestal niet de bedoeling dat de verschillende pijlers iets met elkaar te maken hebben. Volgens de meeste bouwkundige voorschriften staan ze bij voorkeur los van elkaar omdat er anders stabiliteitsproblemen kunnen opduiken. Maar in het kader van de Dominicaanse levenswijze geeft dit, denk ik, een beetje een verkeerd beeld. Want die vier pijlers zijn op zichzelf helemaal niet zo statisch en vooral onderling hebben ze alles met elkaar te maken.
Ik probeer dat te illustreren met een tweetal voorbeelden. Een eerste over de studie en het preken.
Zoals u weet, hechtte Dominicus heel veel belang aan de studie. Het was hem in zijn ontmoetingen met de Katharen duidelijk geworden dat het niet wijs zou zijn om zich te beperken tot een paar morele terechtwijzingen, omdat die toch weinig effect zouden hebben. Als de waarheid van Gods Woord ingang zou kunnen vinden, dan zou dat alleen maar kunnen wanneer je over een scherpe en kritische kennis van de Schrift en de kerkelijke leer zou beschikken om de andere te kunnen overtuigen en dat kon dan alleen maar door lang volgehouden studie.
Over studie en preken schreef Humbertus van Romans: “Hoewel de genade van het prediken een goddelijke gave is, zal een verstandig prediker, door zorgvuldig te bestuderen waarover hij wil prediken ervoor zorgen dat zijn prediking prijzenswaardig is. Gods woorden moeten opgeslagen worden in onze harten en zorgvuldig bestudeerd worden en dan pas aangeboden worden aan de mensen.”
U begrijpt nu hopelijk waarom ik hier vooraan steeds een beetje met knikkende knieën sta. Alle gekheid op een stokje: er zit enorm veel beweging in deze paar zinnen, er moeten wegen afgelegd worden. Er is beweging over en weer tussen hoofd en hart, tussen enerzijds diep nadenken, kennis en feiten aftoetsen, voor en tegens afwegen voor jezelf en voor de wereld, maar anderzijds ook de woorden van de Schrift laten binnenkomen, laten doordringen, je laten inspireren, langzaam en bewust de weg gaan naar meer en dieper begrijpen. En tegelijkertijd is er ook nog die andere beweging: want het is goddelijke gave, het is iets dat naar jou wordt toegebracht. Het vinden van een verkondigings-waardige waarheid zit helemaal vervat in al deze elementen die in een perpetuum mobile blijven bewegen. Hier merk je al hoe de vier pijlers geïntegreerd moeten zitten: de studie ter voorbereiding van de prediking, maar ook het gebed om inzicht en de uiteindelijke interactie met de gemeenschap. En ook omgekeerd, want je neemt ook weer de kennis van de gemeenschap, van de maatschappij mee voor een volgende keer. De kern blijft beweging, onderweg zijn.
En dat geldt bij uitbreiding voor alle andere vormen van prediking, want deze hier is er maar één van, maar prediking gebeurt ook met concrete daden, in een voorbeeldig leven, in het bijstaan van allen die ons nodig hebben, in het aanklagen van situaties die mensen kleineren en verknechten. Iets waartoe we allen uitgenodigd en geroepen zijn.
En Dominicus indachtig gaat het daarbij niet in de eerste plaats over het preken voor eigen kerk maar om zonder rugzak, zonder wandelstaf en zonder jas de dialoog aan te gaan met de andere en de andersdenkende. Dat wil zeggen: zonder rugzak of zonder te veel pasklare antwoorden om onrustig makende vragen te blokkeren, zonder wandelstaf zodat je je kwetsbaarheid niet kan afweren, zonder jas om je te beschermen tegen storende invloeden. Als je al die vastigheden achterwege kan laten en je kan laten bewegen, kan je op zoek naar het ware en het goede.
Een tweede voorbeeld gaat over het gebed. We hebben van kleinsaf geleerd dat we onze aandacht in ons gebed moeten richten op God. We proberen naar hem toe te bewegen. Maar er is in het gebed, in de religieuze ervaring, ook een andere beweging mogelijk. In plaats van naar God te kijken en daardoor ook weg te kijken van de dingen, van de wereld zelf, kunnen we de vervoering in het gebed ook omgekeerd zien: de contemplatief die vanuit God naar de dingen kijkt, die deelt in Gods blik. Het echte doel, schrijft Simone Weil, is niet God te zien in alle dingen, maar dat God, door ons, de dingen zou zien die wij zien. Yves Congar, een Franse Dominicaan, schreef in die zin:
“Als mijn God de God van de Bijbel is, de levende, diegene die is, was en zal komen, dan is God niet te scheiden van de wereld en de mensen. Dan is het mijn opdracht mijzelf aan God te geven zodat ik in Hem schakel kan zijn tussen zijn daden, de wereld en de andere mensen. Mijn relatie met God is geen rituele daad, want die vertrekt van mij naar Hem, maar eerder een geloofsdaad, waarin ik mij toevertrouw aan het werk van de levende God”.
Dat gebed is van een heel andere soort: het is er één dat me opnieuw in beweging zet, één dat me richt naar mijn eigen leefgemeenschap waar ik het verworvene in praktijk kan brengen, waar ik kan oefenen en inzichten bijschaven, en me uiteindelijk stuurt naar de ruimere mensengemeenschap.
Leven in constante beweging, schijnbaar zonder houvast, met twijfel als verplichte basisingesteldheid lijkt een lastige klus. Dat is het soms ook. Maar er zijn ankerpunten: in de diepe ervaring dat er een Andere is, in het kunnen terugvallen op een gemeenschap van gelijkgezinde zoekers, in het weten dat we onze diepste intuïtie mogen vertrouwen dat het goed komt, ooit,
Laten we dus blijven wandelen, net zoals de eerste dominicanen, wandelen door de seizoenen, de beweging gaande houden, op onverkend terrein, als een zegening.
Zingen we dit uit met het lied “Ik wandel door Gods seizoenen”
Ik wandel door Gods seizoenen,
het leven een nieuw begin,
een zegening niet te noemen.
Ik wandel, ik leef en ik zing.
Om alles wat wordt geboren,
het lied en het mensenkind
en niemand weet van te voren:
hoe ver waait het zaad op de wind?
Om alles wat wordt geschonken,
het leven, de nacht, het licht.
Het water welt uit de bron
en ik open mijn handen en drink
Wij wand’len door de seizoenen,
vervulling, een leven lang,
een zegening niet te noemen.
Wij zingen en zeggen dank
tekst: Filip van de Wouwer; muziek: Vic Nees
Sandalen – Gery Helderenberg – (uit: Omdat ik u bemin – 1951)
Langs rijzende tarwevelden
ging Jezus blootsvoets door ’t zand
terwijl Hij de discipelen vertelde
van de Vader en ’t andere land.
Door avondzon beschenen
lag de landweg als een tapijt,
korrels kropen tussen de tenen
maar thuis stond koel water bereid.
Excellenties en doorluchtige heren
ziet men met muiltjes van brokaat.
Zalig de voeten van wie niet verleren
de ruwe weg die Jezus gaat.
Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons nieuw online platform: http://Bijlichten.be
Ga er in gesprek met de auteurs van de filmpjes!
Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.