Nieuwe wegen (3): nieuwe ethiek…

Dominicus Gent

Viering van zondag 15 december 2013

Nieuwe wegen in de ethiek

 

Welkom

Welkom aan iedereen op deze zondagvoormiddag. Het is vandaag de derde viering in een reeks van drie, waarin we zoeken om nieuwe, hoopvolle wegen te zien in deze verwarde, opgejaagde maatschappij van ons. Het is vieren wat we elke week doen, en dat grote visioen dat we samen overdenken, dat we samen uitzingen, daarvan willen we sporen zien rondom ons, zodat we gesterkt en met meer hoop van hier weer weg kunnen gaan en meehelpen, daar waar we kunnen, op onze kleine plek.

Vandaag vragen we ons af of we nieuwe wegen zien ontstaan in de ethiek. We zullen proberen drie puntjes te behandelen: Jo zal het hebben over een nieuwe cultuur van het positieve en ik zal het hebben over zoeken naar nieuwe grenzen, en tenslotte ook over een ethiek voor de toekomst van de mensheid.

Straks zingen we elkaar tot welkom, maar laten we het eerst stil maken in ons, terwijl de kleine vlammetjes van Paaskaars en Adventskrans weer die grote horizon oproepen van bevrijding en gerechtigheid voor allen.

Laten we bidden:

Jij die ons kent, jij die ons aanvoelt,

Jij die de hele wereld draagt,

Kom naar ons toe, leer ons te leven,

Help ons te zien wat ieder vraagt:

Tijd om te leven, kans om te zijn

Een plek om nu en ooit

Gezien, aanvaard te zijn.

 

Een nieuwe cultuur van het positieve

Vroeger viel de hele wereld ongeveer samen met de grenzen van het dorp, of van een regio of misschien zelfs van een land. Wat daarbuiten gebeurde was meestal onbekend of verdween in de marge. Het had in alle geval nauwelijks invloed op het dagelijkse leven. Ondertussen zegt de boutade echter dat de hele wereld een dorp is geworden en krijgen we dan ook onophoudelijk informatie uit dat globale dorp over ons uitgestort. Het plaatst ons voor nieuwe uitdagingen en vragen, zeker ook op moreel vlak. Wat kunnen wij doen voor de slachtoffers van een natuurramp in de Filipijnen, voor vluchtelingen van een oorlog in Syrië of Afghanistan, voor economische vluchtelingen die in onze maatschappij terechtkomen, voor de gevolgen van een wereldwijde crisis die zich vertaalt in stijgende armoede hier en elders, en ga zo maar door… Er zijn nieuwe, andere wegen nodig om hier op menselijk en moreel vlak mee om te gaan.

De problemen zijn bovendien complex en soms onoverzichtelijk en de mogelijke oplossingen zijn dat meestal nog meer. Dat maakt de vraag hoe ik als individu goed kan handelen er niet eenvoudiger op. Soms denk je zelfs het goede te doen en richt je daarbij nog meer ontij aan. Komt daar nog bij dat de antwoorden over hoe te handelen die ons vroeger als vanzelf werden aangereikt door de maatschappelijke cultuur en de religie, op zijn minst sterk verwaterd zijn, de duidelijke referentiekaders van kerk, sociale idealen en vooruitgangsdenken liggen in brokstukken en splinters uiteen. Ze passen niet meer. Alleen het vrije marktdenken en het ongebreidelde recht van het individu leken lange tijd als religie te overleven, maar ook daar vertonen de fundamenten duidelijke barsten en constructiefouten. De ongecontroleerde vrije markt is duidelijk niet de langverwachte Messias. We zijn dus op onszelf aangewezen. Moreel denken en handelen spelen zich af op maatschappelijk braakliggend terrein. Kleine mensen tegenover globale vragen. Een ongelijke strijd en het is dan ook niet verwonderlijk dat velen de handdoek in de ring gooien, de ogen, cynisch geworden, afwenden en zeggen: “ach, alles is toch maar een druppel op een hete plaat”, dus kan ik maar beter voor mezelf zorgen voor het geval één of ander noodlot mij treft.

De vraag is of het uiteindelijk ooit wel anders is geweest dat het uiteindelijk aan het individu ligt hoe hij handelt of welke keuzes zij maakt. De omstandigheden waren misschien duidelijker, de dwang van buitenaf ook, maar de keuze bleef uiteindelijk persoonlijk. Wanneer dat vroeger niet zo duidelijk was, lijkt het dat nu wel. Maar zijn we daarin nu compleet op onszelf geworpen, aan ons lot overgelaten?

Ook dat is niet het geval. Ik zie een aantal trends. Ik noem er vier.

De eerste: kijk maar hoe figuren als Nelson Mandela en Desmond Tutu, als de Afghaanse Malala en andere wijze mannen en vrouwen, gids geworden zijn door hun integriteit en duidelijke keuzes. Mensen voelen intuïtief aan dat in die voorbeelden het goede te vinden is, de juiste richting gekozen wordt en dat strekt tot voorbeeld voor het persoonlijke handelen. Aan dat lijstje kunnen we nu zelfs in zekere zin godbetert paus Franciscus toevoegen, die voor een man in die functie minstens probeert nieuwe klemtonen te leggen en er ook lijkt naar te leven. Wie had ooit kunnen denken dat we dat hier nu zouden kunnen zeggen… als er nu nog mensen zijn die beweren dat alle hoop ijl en ijdel is…

De tweede trend is nog niet zou oud: er lijkt in deze maatschappij een nieuwsoortig ethisch reveil bezig, één waarin luid geprotesteerd wordt tegen torenhoge lonen en bonussen van topmanagers, tegen uitstappremies voor mensen die zelf ontslag nemen, tegen allerlei vormen van fraude en corruptie en het niet naleven van wetten die het algemeen welzijn moeten beschermen. Een toch wel duidelijke trendbreuk met vroeger waar veel mensen er juist prat op gingen dat ze de fiscus te slim af waren.

De derde trend is er één van steeds meer groepen en groepjes mensen die een aantal zaken concreet anders proberen doen, soms tegen beter weten in. De beleving is er misschien zelfs authentieker dan in de tijden waar mensen goed deden “omdat dat zo hoorde”. We kunnen dat zien aan de steun die allerlei NGO’s krijgen, of het nu om projecten gaat in landen in het zuiden, of om steun aan vluchtelingen in te lande of om acties in het kader van projecten als “Welzijnszorg”, “Kom op tegen kanker” of “Sing for the climate”. En het gebeurt ook op meer permanente basis: kleinschalige initiatieven waar een aantal zelfstandigen maandelijks een bedrag afstaan voor een soort ziekteverzekering, volledig gebaseerd op vertrouwen, nieuwe geldsystemen in bepaalde wijken, groepen die materiaal en capaciteiten delen en het concept “bezit” helemaal anders gaan invullen, werken met “gemeenschappelijk bezit” en erop vertrouwen dat dat goed loopt. Nieuwe wegen die worden uitgeprobeerd.

Een vierde trend vinden we in de steeds grotere tegenreactie op sommige extreme standpunten die de media halen. De nieuwe sociale media maken het makkelijker dat er wordt genuanceerd, gecorrigeerd en tegengesproken. Er wordt in alle geval niet meer stil gezwegen en toegestemd wanneer men aanvoelt dat een verhaal niet overeenkomt met “goed handelen”. Zo las ik in het kader van het recente euthasiedebat in De Standaard een stevige reactie van Peter Burvenich en Kristin Vanschoubroek op een eerder verschenen interview met broeder Stockman. De thesis van de auteurs was duidelijk: het discours van Stockman –gij zult in geen enkele omstandigheid doden (in de zin van letterlijk het leven nemen)- is als principe theoretisch misschien wel hoogstaand, maar in praktijk kunnen we niets aanvangen met een ideologische ethiek die boven de hoofden van mensen principes en regeltjes vastlegt. We moeten juist naar de concrete mens kijken en proberen te zoeken wat goed is, wat het juiste is dat moet gedaan worden voor die ene concrete mens. Breng ethiek daar waar hij hoort, waar hij altijd gehoord heeft: terug naar de mensen.

Dit laatste toont nog maar eens aan dat bepalen wat goed ethisch handelen is, soms moeilijke materie is en blijft. Hier zijn het mensen die vanuit dezelfde bron twee totaal verschillende standpunten innemen, maar ook in de Bijbelverhalen, die wij christenen als gids nemen, is het niet altijd allemaal zo onmiddellijk duidelijk.

We luisteren zo dadelijk naar twee fragmenten uit Matteus 25 die onmiddellijk na elkaar volgen. Het eerste is de parabel van de talenten, gekend discours, waarin een heer zijn slaven een aantal talent geeft en de opdracht daarmee te woekeren. Door de jaren heen is deze tekst platgemoraliseerd met de boodschap: je hebt als mens de plicht je talenten (overdrachtelijk dan) te ontwikkelen. Maar eigenlijk staat dat er niet, want talenten waren in die tijd alleen geld en hadden geen overdrachtelijke betekenis. De heerser vraagt dus eigenlijk aan zijn slaven om te woekeren met geld en dus een soort bankiers te worden van het soort waar we vandaag onze crisis aan te danken hebben. Is dat dan ethisch goed en voorbeeldig handelen? Wanneer we deze parabel echter lezen samen met wat erop volgt, een herhaling van de Bergrede, dan begrijp je plots dat de schrijver wellicht heeft willen zeggen: doe niet zo (wees geen slechte heerser die op puur geldgewin uit is, die oogst wat hij niet gezaaid heeft), maar doe zoals Jezus in zijn Bergrede ons leerde. Geen hoogdravende regeltjes en principes, maar concrete zaken als hongerigen te eten geven, vreemdelingen een onderdak geven en zieken bezoeken. Daar gaat het om bij ethisch goed handelen, zo alleen kan je bouwen aan het Rijk Gods.

     [14] Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. [15] Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één. [19] Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. [20] Degene die vijf talent ontvangen had, zei: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend.” [21] Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. [22] Ook degene die twee talent ontvangen had, zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij verdiend.” [23] Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar.” [24] Nu zei ook degene die één talent ontvangen had: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, [25] en uit angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt u het terug.” [26] Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? [27] Pak hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. [29] Want wie heeft zal nog meer krijgen, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.

     [31] Wanneer de Mensenzoon komt zal hij plaatsnemen op zijn troon. [32] Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; [33] de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. [34] Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. [35] Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, [36] ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” [37] Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij dat alles voor u gedaan?” [40] En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

 

Een nieuwe aandacht voor het geheel

Er is vandaag veel te doen over grenzen. Men voelt aan dat nadenken over die grenzen vandaag nodig is, misschien zelfs levensnoodzakelijk.  Er zijn grenzen aan de groei, er zijn grenzen aan wat de aarde kan verdragen, er zijn grenzen aan wat werkgevers van hun werknemers kunnen vragen (getuige daarvan de vele burn-outs), er zijn grenzen aan het verschil in grote en lage inkomens, er zijn grenzen aan de snelheid op de weg, er zijn grenzen aan het speculeren van banken, enzovoorts. Dat nadenken over grenzen is een hele goeie zaak, zou Roger Burggraeve zeggen, ethicus uit Leuven, want een grens is een verbod. En het zijn volgens hem pas de verboden die echt vrij maken. Als ik te horen krijg: tot hier en niet verder, dan weet ik wat ik niet kan kiezen, maar blijven mij nog alle andere keuzes over. Als ik hoor wat ik moét doen, dan rest mij geen andere keuze dan die ene verplichting. Verboden maken vrij omdat ze afbakenen en toch onze creativiteit niet aantasten om een andere weg te zoeken…

Het zijn geen simpele discussies die nu bezig zijn in onze maatschappij, want de problemen zijn groot. Maar we moeten er op vertrouwen dat de ommekeer bezig, dat de menselijke creativiteit begint te werken omdat ook de verboden duidelijker beginnen te worden.

En zo kom ik tot mijn tweede punt.

Er is vandaag veel te doen over duurzaamheid. Duurzaamheid slaat niet alleen op hergebruik van grondstoffen, maar wil, denk ik, ook steeds meer iets zeggen over onze plaats in de wereld, en onze toekomst daarin als mens. Als we grondstoffen leren hergebruiken, dan is dan niet alleen om economische redenen, maar ook en vooral omdat deze wereld niet van ons alleen is, integendeel ons gegeven is om goed te bewaren, en door te geven aan onze kinderen en kleinkinderen. Mijn leven staat niet op zichzelf, hoe belangrijk het ook is dat ik mag werken aan mijn eigen geluk. Maar mijn leven dient een groter doel: dat deze aarde bloeien zal, tot het welzijn van alle mensen. Geen bezit van wat er is, maar zorg om wat er is. Geen rijkdom om persoonlijk mee uit te pakken, maar een veel grotere rijkdom, om samen dankbaar voor te zijn: de immense schoonheid van dit bestaan, aan ons allen uitgedeeld, een schoonheid waarover in Genesis geschreven staat: en de Eeuwige zag dat het goed was…

Ook hier is het geen simpele ommekeer, geen enkelvoudige weg. Er zal veel creativiteit nodig zijn om ons gedrag meer af te stemmen op de grote wereld rondom ons, dan enkel op die kleine wereld die wij zijn. Maar we kunnen maar hopen, en die hoop vieren, daarom komen we samen, omdat we onverwoestbare hopers zijn…

De jonge Tjechische econoom Tomas Tedlacek beweert in zijn boek ‘De economie van goed en kwaad’ dat economie evenveel, zoniet nog veel meer kan leren van de kunst, van de religies, als van hun zogenaamde wetenschappelijke modellen. Is de hele discussie rond Griekenland er niet een van wet tegenover genade, komt het voor het strengste land, in casu Duitsland, er niet op aan zich te herinneren hoe ze zelf werden geholpen na WO2?  Voor mensen die leven met het oude Bijbelboek klinken de vragen rond grenzen en duurzaamheid niet nieuw, de hele Bijbel  is een onophoudelijke reflectie over wat een goed leven is voor allen. Maar ik wil hier de keuze herhalen die Marie-Ann en Annemie formuleerden in de eerste viering over Nieuwe Wegen: de keuze van de Bijbel, en zeker van het evangelie in het spoor van Jezus, voor degenen die het minst kregen: de weduwen, de wezen, de vreemdelingen. Daarom is duurzaam niet alleen dat we het milieu ontlasten en op langere termijn leren denken, maar is duurzaam overal we er samen in slagen om mensen kansen te geven, nieuwe bloei. Goedheid zal de wereld redden, brengt een klein steentje dat in het water wordt gegooid niet talloos veel golfjes voort? Oordeel niet, zegt Jezus, maar probeer te begrijpen, en probeer graag te zien, zoveel als mogelijk, altijd opnieuw…

Laten we dat bijbelse visioen van een duurzaam leven voor ieder uitzingen in het lied ‘Dat een nieuwe wereld komen zal’…

Laten we het samen stil maken, en ons eigen klein verhaal, uitgesproken of niet uitgesproken, meenemen in die grote beweging van rechtvaardige beschermende grenzen, van duurzame geborgenheid voor allen, en ons toevertrouwen aan een Goedheid die ons overstijgt en ons toch bij Naam wil kennen. Schillebeekx noemde die Goedheid “pure positiviteit”…

(foto: Jo Van Hoorde)

*************************************************************************

EEN MOOIE MAIL VAN PAUL BLONDEEL IVM DE VOORBIJE VIERING

“Ik herlees de evangelietekst van zondag.  Die twee alinea’s die onderling zo in tegenspraak lijken.  De ene keer krijgt wie arm is niets en wordt hem ontnomen; twee zinnen verder krijgen de ‘schapen’ te horen hoe liefdadig ze geweest zijn in hun aardse leven.  Zijn dit de woorden van dezelfde leermeester?

Of zou het over iets anders gaan?  Over de baanbrekende durf die de schapen hebben betoond, bijvoorbeeld, door lief te hebben en in die betekenis ‘bij te verdienen’?  Wat een wonderlijke economie lijkt er dan te ontstaan: wie alles voor zichzelf houdt en op die manier angstig is, die zal niet laven en lessen; hij zal tellen, willen meetellen, berekenen.  Talenten, lees ik, zullen groeien door ze weg te geven; door te laven, te lessen, te bekleden.  Zowaar ‘nieuwe wegen’.  Is de vrijgevige en vrijmakende economie utopisch, een nog niet bestaande plek?  Ik denk dat Hij het wel zo vertelt.  Als een enkelvoudige toekomstige tijd: de schapen zal hij rechts van zich plaatsen…  zij zullen hem vragen…, dan zullen de rechtvaardigen antwoorden… Het is nog niet; het is een soort toekomst zoals we na de communie bijna steeds de toekomst zingen.

Voor mij merkwaardig (en spiritueel relevant) is hoe de eerste alinea in de tegenwoordige tijd staat, eigenlijk in een onvoltooid verleden tijd: een man ging op reis, riep zijn dienaren bij zich; keerde na lange tijd terug en vroeg hun rekenschap…  Dit Is wat wij kennen, de eerste werkelijkheid, de wereld waarin wij bestaan.  In deze werkelijkheid denken we niet anders te kunnen: berekenen, investeren, doen wat we kunnen.  En ja, erg vaak zijn we angstig.  We moeten onze boterham verdienen, winst maken.  “Loven en bieden op waarheid en waan” – maar Oosterhuis voegt er nog een strofe aan toe.

Ik lees ook dat er een poort is naar een tweede werkelijkheid.  Die poort is het tegendeel van angst, die saaie, zeurende metgezel die zo velen in de greep houdt.  De grens tussen eerste en tweede werkelijkheid zie je niet; ze wordt zelfs niet zichtbaar wanneer je ze overschrijdt (wat met veel andere grenzen wel het geval is).  Vandaar dat ‘de schapen’ zo verbaasd zijn: “Heer, wanneer hebben wij u gelaafd, wanneer gelest of bekleed?”  Ze beseffen niet dat ze ongezien en vrijwel ongeweten het goede hebben gedaan (belastingen betalen; niet willen wennen aan bedelaars; zorg geven waar zorg gevraagd wordt; …).  Ik denk dat ik dit er wel van begrijp, hoewel ik het zelf niet leef en waarmaak: ongeweten (in) de tweede werkelijkheid leven.  Het verschilt radicaal met de werkelijkheid van de drie knechten uit de eerste gelijkenis.  Die geven rekenschap en verantwoording, ze weten waar het op staat.  Ze leven volledig in de eerste werkelijkheid.

Ik weet niet of mijn lezing juist is maar ik vind het deugddoend om samen onder die teksten te schuilen en ze te laten stralen en inwerken op ons.

[ ik vertelde het bovenstaande in grove lijnen  tegen mijn buurman in de kerk zondagochtend.  Die zei me dat ik het moest doorvertellen. Bij deze dus. Groetjes, Paul ]