Maatschappelijke moeheid en verrijzenisgeloof: tegen het onvermogen – Mt 13,3-13


Viering van Zondag 28 april 2013

Een engel troost de profeet jeremias (Chagall)

Welkom op deze zondagsviering.  We steken de Paaskaars aan en maken het stil voor een groter Licht.

Gij die Eén zijt,
In licht, en schepping, en goedheid,
Gij die één bent met ons,
Met elk van ons,
Wij spreken u toe
Al hebben wij u nooit gezien, u slechts gehoord
In de wijsheid die ons is overgeleverd.
Maar we herkennen u zo diep ins ons
In dat verlangen om zelf één te zijn
In de weg die we mogen gaan
In de harten waarmee we u delen mogen
In de kracht die ons vervullen kan
In het vaak woordenloze breken en delen
Waarvan Gij moeder en vader zijt
Gij die Eén zijt,
Vervul ons in deze viering.
Wij zingen u ons verlangen toe.

Inleiding thema

We hebben de bedoeling in de vieringen enkele maatschappelijke problemen tegen het licht van ons verrijzenisgeloof te houden. Wat doen we met de vaak onoplosbare miserie die verslaving heet, als we geloven dat verrijzenis mogelijk is, verandering ten goede, nu al? Wat doen we met onze maatschappelijke moeheid, als, zoals in het evangelie Jezus zegt, ons geloof ons heeft gered?

Later op de maand hebben we het over verslaving en individualisme, vandaag over die moeheid. Ik denk dat er twee soorten moeheid zijn. De eerste is de moeheid van teveel, van niet kunnen kiezen omdat er teveel keuze is, omdat kiezen verliezen is. Dit is een luxe moeheid, van een maatschappij die zich verslikt in teveel. Maar er is, met de crisisjaren die niet ophouden, met de verharding die groeit, een andere moeheid gekomen: een diep gevoel van onvermogen tegenover de problemen rondom ons. Een knagende moeheid omdat die problemen zo hardnekkig lijken, en precies alleen maar groter worden. De schijnbare onverschilligheid van deze wereld tegenover klimaatverandering, tegenover armoede en ongelijkheid en uitsluiting, de angst voor welvaartverlies, voor chaos. Als oudere mens heb je al wat meegemaakt in je leven, en weet je dat problemen er zijn om van te leren, maar dat dat leren zijn tijd vraagt, soms veel tijd. Voor jonge mensen, met hun groot idealistisch hart en hun dromen, kan dat knagende onvermogen een zware belasting zijn.

We komen hier elke week samen om. Ignace zal tonen hoe de parabels van Jezus een inspiratie kunnen zijn en blijven om je weg te vinden door al het ongrijpbare dat in je leven gebeurt. En ik zal nadien tonen hoe tussen het onkruid ook de tarwe groeit, en dat we elkaar moeten aanmoedigen om dat te zien.

Overweging: Tegen het onvermogen…

Wij beseffen dat het onmogelijk is een antwoord te geven op de grote vragen die onze tijd bezig houdt. Wij beseffen dat het even onmogelijk is een oplossing aan te reiken ten aanzien van het onvermogen dat veel mensen in hun leven ervaren. Het onvermogen om een echte verandering aan te brengen. Tegen de moeheid en de angst die we rondom ons zien staan we machteloos. Woordeloos. Wat we wel kunnen is samen zoeken hoe we voor onszelf een weg zien in deze situatie.

Eerst een bedenking bij wijze van inleiding. Toen we klein waren werd ons het verhaal van Sinterklaas verteld. Kindervriend en boeman tegelijk. Een beetje zoals vader en moeder. Vanaf een bepaalde leeftijd doorprikten we dat verhaal. Sinterklaas bestaat niet. Maar wanneer de kinderen zelf vader en moeder geworden waren, spelen ze opnieuw voor Sinterklaas voor hun kinderen. Ze vinden dat “Sinterklaas spelen” namelijk wel zinvol. Althans voor even. Kinderen leren een aantal basishoudingen. Ze leren leven met een belofte: ze hopen, verlangen, kijken uit naar… Ze leren leven met uitstel. Psychologisch gesproken kun je zeggen dat hun frustratievermogen wordt getest. Toch één van de belangrijke lessen in ons mens worden: dat we loskomen van de hang naar onmiddellijke bevrediging. Wat ze ook nog leren is wensen. Ze kunnen niet alles vragen. Sinterklaas moet namelijk ook zijn begroting op orde houden. En al snel beseffen ze dat ze niet alles kunnen krijgen. Ze moeten dus leren onderscheiden wat ze het liefst krijgen en wat op de tweede plaats komt. En tenslotte leren kinderen uit het Sinterklaasgebeuren te kijken naar wat is en dankbaar te zijn voor wat men kreeg in plaats van de aandacht te richten op wat er niet is.

We zijn  bij de Franse filosoof Paul Ricoeur. De eerste naïviteit van het kind heeft bij de volwassenen plaats gemaakt voor een tweede. Tweede naïviteit suggereert dat men afstand genomen heeft van de eerste naïviteit en dat er een tweede, kritische naïviteit ontstaat. Het betekent dat men de spanning bijeenhoudt tussen twee tegengestelden: tussen kritische distantie en gelovige betrokkenheid.

Ik denk dat deze houding ons kan helpen om Jezus te verstaan. Vooral waarom hij altijd spreekt in parabels en gelijkenissen. Op de vragen die mensen hem stellen antwoordt hij steevast met een anecdote, een fait divers, iets uit het leven gegrepen, nooit met een sluitend antwoord. Hij gooit gewoon iets in het midden en laat het aan de toehoorder over wat die er mee aanvangt. In het geding is een kwestie van verstaan: of hetgeen verteld wordt misschien iets voor mij is. Of ik daaruit kan leren. Of ik me daaraan toevertrouw. “Mettre sa vie en paraboles” is de titel van het boek van Dominique Collin, die vanuit deze invalshoek kijkt naar het optreden van Jezus. Het gaat Jezus nooit om een doctrine, niet om catechismus. Hij vertelt gewoon en impliciet klinkt de vraag mee of ik mijn leven wil begrijpen en beleven vanuit dat verhaal. In die zin gaat het over geboorte. Over herboren worden. Het gaat niet om intellectuele kennis. Niet om connaître als cognitief gebeuren, maar om co-naître: geboren worden in een nieuwe samenhang, in een nieuwe betekenis, een nieuwe manier van kijken en van beleven.

 Laten we even luisteren naar dé parabel bij uitstek: Matteus 13, 3-13

Om te beginnen. De leerlingen stellen Jezus de vraag: waarom vertelt ge altijd maar in gelijkenissen? En het merkwaardig antwoord van Jezus: “jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen”. Waarom dan wel? Omdat ze er voor open staan, omdat ze willen begrijpen. Zo komen ook wij naar hier: om te luisteren, om iets bij te leren. Wij sluiten ons niet op in cynisme. We weten heus wel hoe onze wereld in elkaar steekt. Wij zijn niet onnozel. Maar we weigeren het daarbij te laten. Dit is dan ook de plaats om ons bewustzijn te ondersteunen en te versterken. Daarom: wie heeft zal nog meer krijgen. “Wie heeft” doelt op de ontvankelijkheid. Wie er open voor staat, zal steeds beter begrijpen waar het over gaat.

“Maar hun is dat niet gegeven”. Wie niet open staat, wie zich niet ontvankelijk opstelt zal zich steeds meer opsluiten in cynisme en onbegrip. Daarom zijn het de kleinen en de eenvoudigen aan wie het rijk der hemelen geopenbaard wordt. Maar zij wier hart is verhard, zij begrijpen het niet. Daarom spreekt Jezus in gelijkenissen. Omdat hij onderstelt dat je er zelf mee aan de slag gaat.

Het is dus niet noodzakelijk naar God te grijpen om de parabel te begrijpen. Hij kan op zich bijdragen tot een beter begrip van het menselijk bestaan. Op die manier vertelt Jezus. Hij spreekt niet over God. Hij zegt: “Een zeker iemand ging eens naar zijn land om te zaaien”. De zaaier: dat is de boer. Het kan ook Jezus zijn. Ook hij zaait. Hij is de zaaier van leven en liefde. Hij zaait genereus, zonder te rekenen. En het land dat hij bezaait is het hart van de mens. Jezus hoopt dat het hart van de mens de plaats wordt voor de groei van het rijk van God. Het hart als de plaats waar het bewustzijn rijpt en vruchtbaar wordt. De afrekening is bijzaak. De vrucht  kan honderd zijn, maar ook slechts zestig, of zelfs nog minder: dertig. De neergaande lijn van de parabel zegt dat de kwantiteit relatief is. Maar hij, Jezus, vertrouwt er op dat de mislukking nooit absoluut is. Cynisme heeft niet het laatste woord.

Zo kunnen we het zaaien ook op onszelf toepassen. Ook wij kunnen zaadjes van vriendschap en liefde zaaien, van mededogen en luisterbereidheid. Vanaf de dag van onze geboorte zaaien zij die ons het leven schonken zaadjes van leven en liefde in ons hart. Dat is de meest vruchtbare gedachte om de dag mee te beginnen: een zegengebed om wat er aan goedheid in ons hart is gezaaid. Te vaak verwachten we het geluk als iets wat van buiten moet komen.

Misschien is dat wel de vondst van de koopman op zoek naar mooie parels waarover Jezus vertelt. Toen die koopman een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot hij alles te verkopen wat hij had om die te kopen. Zo is het met het rijk der hemelen. Wat is die uitzonderlijk mooie parel die de moeite waard is er alles voor te verkopen? Is dat het inzicht, het besef wat echt de moeite waard is in het leven?

En nog : het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand meenam en in zijn akker zaaide. Het is weliswaar het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten. Wat is het geduld en de moeite van het wachten waard zodat we niet toegeven aan cynisme?

Inleiding inbreng: Tussen het onkruid, het graan…

Tussen het onkruid schiet het goede graan op, zegt Jezus. En ook: forceer niets, ga niet al dat onkruid uitrukken, want dan riskeer je ook het goede graan mee te hebben. Wees geduldig maar ook aandachtig, en let op het groeien van het goede, in plaats van op de woeker van het slechte…

Het is opvallend dat de moeheid en onvermogen niet altijd mensen verlammen en angstig maken, soms zijn ze de motor van grote inspiratie en ommekeer. Ik wil daar als inleiding op de inbreng een aantal voorbeelden van geven, maar ik zal eerst wat preciezer die inspiratie proberen te omschrijven. Tegenover de leegte van consumeren, van elk-voor-zich-individualisme, groeit steeds sterker de nood aan wat men vandaag community noemt: mensen zoeken elkaar weer op en doen dingen samen. Om weer de waarde te ervaren van dat samenwerken, en van elkaar, maar ook de waarde van de dingen zelf, bvb van ons voedsel. Community is een fascinerende tegenstroom tegen de leegte die al dit kapitalisme achterlaat, creëert enthousiame en prachtige projecten en wordt hopelijk een kracht die onze maatschappij van binnen uit verandert.

Enkele voorbeelden: Thuis afgehaald is een website waar mensen die thuis iets meer eten klaarmaken, dat voor een paar euro te koop aanbieden aan wie een mailtje stuurt en dan langskomt, met alle kansen voor gesprek en contact vandien. Ik zag op de tv een gevluchte vrouw die door dat koken uit haar isolement kon raken en een zelfwaarde kon opbouwen.

Sedert in Engeland een klein stadje begon met overal in de stad perkjes te laten beplanten met groenten en fruitstruiken, is die Incredible Edible Community Garden een internationaal succes aan het worden. De jonge mensen van Catholic Worker hebben dit jaar op een gekraakt stukje grond hun eerste groenten gekweekt en experimenteren volgend jaar, wegens tekort aan grond, met hangende tuintjes. Een weggeefboerderijtje in volle stad, met plastic flessen en zakjes, vanuit de wil om weer te beseffen wat dat is, groenten die groeien. Vanuit de wil om afval te recupereren en slim nieuwe functies ervoor te vinden.

Geen drukkere straat dan de Land van Waaslaan in St Amandsberg (daar woont mijn schoonzus), maar sedert iemand mensen van de buurt bij hem heeft uitgenodigd is er iets op gang gekomen van buurtcontact, babbel, materiaal uitlenen.

Er is zelfs onlangs een nieuwe bank opgericht, niet door het grootkapitaal, maar van onderuit, door bevlogen mensen. Er werd wat lacherig over gedaan door beroepseconomen, maar voor mij spreekt dat geloof boekdelen, dat het geloof van kleine mensen bergen kan verzetten.

Duidelijk is dat deze projecten heel anders zijn dan caritatieve projecten als Moeders voor Moeders, of Toontje, hoe belangrijk die ook zijn. Het gaat hier om het terugvinden van eigenwaarde en bewustwording en weer greep krijgen op je leven en ontmoeting en gedeelde creativiteit. Het gaat hier om mosterdzaadjes, om parels die men vindt en waarvoor men alles verkoopt. Misschien hebt u ook zelf nog voorbeelden van zulke parels, van communities, van bronnen die gaan vloeien…

 

Tafelgebed 

In het spoor van de bemoedigende en vertrouwen zaaiende mens Jezus breken we samen dit brood en delen deze wijn. Eten en drinken, het leven zelf delen we. Het lied dat we als tafelgebed zullen zingen, daar wordt het niet alleen vertaald als delen, maar ook als gedenken, als vasthouden, als roepen in de plaats van wie niet meer kan roepen, als zorgen voor wie geen morgen meer heeft. Zo concreet is het leven dat we delen, zo concreet is verrijzenisgeloof. Moeheid valt weg tegenover het concrete gezicht van wie ons tegemoet komt, ons aankijkt als grote vraag van bestaan.

Daarom zijn deze gebaren een credo van verbondenheid: verbondenheid met de menen van onze gemeenschap die ziek zijn, of het moeilijk hebben; verbondenheid met de mensen van de buurt en van het ziekenhuis hier rechttegenover; verbondenheid met wie als ons overal ter wereld dit credo van brood en wijn delen; verbondenheid met onze geliefde doden…

Gedachtenis

 Hier rond de tafel herdenken we leven, dood en verrijzenis van Uw zoon,
Jezus van Nazareth, de eerste uit de doden, eindelijk een mens.
Hij heeft geleefd alles wat een mens te leven krijgt wanneer hij goed wil zijn,
Alles wat onmenselijk en zinloos is, en niet te harden:
Die honger, dorst en eenzaamheid gekend heeft,
Die verraden is en toch aan u heeft vastgehouden in geloof: Jezus van Nazareth 

Die in de nacht van zijn lijden en dood
Brood heeft genomen en gezegd:
Ik wil gegeten worden, ik wil delen wat ik ben,
Met jou, mijn naaste, en met ieder mens. 

Die een beker wijn heeft ingeschonken
En doorgegeven en gezegd:
Ik wil gedronken worden,
Ik zou mijn bloed, mijn ziel, prijs willen geven
Voor een nieuw verbond van alle mensen

Zo nemen wij dit brood,
Breken en delen het met elkaar,
Ten teken van ons geloof dat het onmogelijke mogelijk is:
Een nieuw verbond van mens tot mens,
Gerechtigheid gedaan, God-in-ons midden 

Zo reiken wij de beker over aan elkaar
In naam van hem die heeft gezegd:
Kun jij de beker drinken die ik drinken moet?