Kerstviering 2015

Dominicus Gent

Kerstviering

25 december 2015

 

Klarinetmuziek

In dulci jubilo: eerste strofe

Korte meditatieve tekst

Leg mijn droom

bij die van jou

ze liggen graag

onder een deken.

Hart in hart

een ogenblik een eeuw

De boodschap

bereikt ons

we moeten ons toevertrouwen

aan de sterkere wil

In onze pupillen

staat die ster

die ons verbindt

een woord uit glans

een geslepen traan

(Rose Ausländer)


Samenzang van de gemeenschap: In dulci Jubilo

Welkom

Beste mensen, lieve kinderen, hartelijk welkom!

Een zalige Kerst aan elk van jullie, hier samengekomen om met elkaar kerstmis te vieren.

We weten ons samengebracht rond een gedeelde utopie, een droom die we blijven omhelzen en die we levend houden voor onszelf en voor elkaar:

Kerstvrede voor alle mensen van goede wille !

Als we straks de Paaskaars, de 4 adventskaarsen, de Dominicuskaars, de lichtjes in de kerstboom en alle feestkaarsjes aansteken willen we aan elkaar zeggen dat we graag proberen een echt lichtpunt te zijn, een teken van hoop.

(met de kinderen:)

Met kerst vieren we de geboorte van Jezus.

Wie weet waar Jezus geboren werd? – In Bethlehem.

Werd hij geboren in de kliniek of thuis? Nee, in een stal. Daarom zetten we elk jaar een stal.

Maar waar is nu onze kerststal? Kan iemand hem zien? Hij zit weg achter een hoge muur met stenen.

In het land van Jezus hebben mensen een hoge muur gebouwd die het ganse land verdeelt. Daardoor worden mensen van mekaar gescheiden. Die muur zorgt voor heel veel problemen. Zullen we die muur van de apartheid samen weghalen zodat iedereen weer naar Bethlehem kan en de mensen niet meer achter een muur vastzitten?

(De kinderen halen de bakstenen weg)

Licht

Nele brengt het licht uit Bethlehem dat de scouts meebrachten:

Laten we nu de Paaskaars aansteken met het Peace-light. Dat doen we elke zondag omdat in het leven van Jezus God zichtbaar wordt. Hij is een licht voor ons.

Daarna mogen de kinderen alle lichten doen branden terwijl Lore voor ons viool speelt.

Evangelie Lucas 2, 1-20

[1] In die dagen vaardigde keizer Augustus een decreet uit dat de hele wereld zich moest laten registreren. [2] Deze* eerste registratie vond plaats toen Quirinius gouverneur van Syrië was. [3] Allen gingen op weg om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad. [4] Zo ook Jozef; hij ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad* van David, Betlehem genaamd, omdat hij uit het huis van David stamde, [5] om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was.
[6] Terwijl ze daar waren kwam voor haar de tijd dat ze moest bevallen, [7] en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf*. [8] Er* waren daar in de buurt herders, die in het veld overnachtten om de wacht te houden bij hun kudde. [9] Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en de heerlijkheid van de Heer omstraalde hen. Ze schrokken hevig. [10] Maar de engel zei: ‘Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor* het hele volk. [11] Vandaag is in de stad van David uw redder geboren; Hij is de Messias, de Heer. [12] Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt.’ [13] Plotseling was er bij de engel een heel leger uit de hemel; ze loofden God met de woorden: [14] ‘Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft.’
[15] Toen de engelen weer van hen waren weggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Kom, we gaan naar Betlehem om te zien wat er is gebeurd en ons door de Heer is bekendgemaakt.’ [16] Haastig gingen ze erheen en vonden Maria en Jozef, en het kind dat in de voerbak lag. [17] Toen ze het zagen, maakten ze bekend wat hun over dit kind was gezegd. [18] Allen* die het hoorden stonden verbaasd over wat hun door de herders werd gezegd. [19] Maria bewaarde dit alles in haar hart en dacht erover na. [20] De herders keerden terug. Zij verheerlijkten en loofden God om alles wat zij hadden gehoord en gezien; het kwam overeen met wat hun was gezegd.

Lied Uit uw hemel zonder grenzen…

Overweging

We zongen: Als een woord zijt Gij gegeven, als een nacht van hoop en vrees, als een pijn die ons geneest, als een nieuw begin van leven.

– Zijn we naïef? Soft? Zijn we kleinburgerlijk en ingepakt door de kerstkitsch en eindejaarsromantiek dat we nog eens rond dit oude verhaal samenkomen en vrolijk zingen? Weten we nog altijd niet beter?

Hoe kunnen we middenin de rauwe beelden en verhalen van ellende, oorlog, van toenemende armoede, van geweld, en vluchten voor geweld, een verhaal van vrede vertellen?

Toch niet omdat we onze ogen en oren sluiten voor wat gebeurt en voor wat heel erg fout gaat in onze samenleving. Nee we blijven dat verhaal vertellen omdat we miserie en onrecht niet het laatste woord laten.

Tegenover angstwekkende woorden als terreur, dreiging, crisis, haat, lafaards, profiteurs, extremisten, spreken we het Woord dat ons gegeven is. Een Woord dat we blijven doorgeven: God wil bij mensen wonen. Elke mens alleen, geen mens ooit helemaal alleen. Ook in de donkerste nacht komt licht. Precies in de nacht van vrees, moeten we het verhaal van hoop opnieuw vertellen.

En we zingen omdat we onze dromen wakker en warm willen houden. Omdat we onze droom voor een menswaardig bestaan voor iedereen vleugels willen geven….

– Het kerstkind is een vluchtelingenkind. Matteüs vertelt het expliciet. Lucas legt andere klemtonen. Maar beiden getuigen van een leven dat van meet af aan bedreigd wordt. En dat zeg ik nu niet om eventjes het verhaal vanuit de huidige exodus van mensen naar Europa, te actualiseren. Laat het verhaal een literaire constructie zijn, historisch is wel dat Jezus is geboren in bezet gebied. Een bezetting waartegen voortdurend weer gewelddadige opstanden gebeurden. Het leven dat ooit jong en met geweld zal omgebracht worden, komt ter wereld in barre omstandigheden, in een vijandige en gewelddadige omgeving.

En toch is het, zoals elk nieuw leven, beloftevol. Het weerloze kind is drager van een belofte. Van die beloftevolle toekomst getuigt het verhaal.

Zo komt het wellicht dat mensen in de meest onmenselijke omstandigheden nieuw leven op de wereld zetten.

Want elk kind spreekt van hoop op een toekomst. Elk kind roept op tot zorg voor de toekomst. 9 maanden draagt een vrouw haar kind en vaak is het verlangen veel ouder. Maar ouders dragen hun kinderen nog veel langer dan 9 maanden. Ze dragen hun kinderen het leven in. Misschien is daarom net één van de populairste manieren waarop over God gedacht wordt het beeld van de vader die blijft zorgen voor zijn kinderen.

Mensen dragen hun kinderen op vele manieren, letterlijk in de armen, in de nek, op hun schouders. Soms stappen ze heel ver en dragen hun kinderen over vele grenzen heen, op zoek naar een nieuw begin van leven. (hier de kinderwagen, de reiswieg, de draagtas en het dekentje aanbrengen). We zijn aangewezen, allemaal en van meet af aan, op dat gedragen worden. Zodra we zelfstandig kunnen stappen, vergeten we dat zo snel mogelijk en betrouwen liefst op eigen draagkracht. En het is fantastisch wanneer dat lukt. Toch blijven de behoefte én de hoop, dat als het nodig is, Iemand mij draagt. Dat Iemand sterk is wanneer ik zwak ben, dat Iemand nabij komt wanneer ik eenzaam ben, dat Iemand zegt: ‘kom maar, hier is plaats voor jou’, dat iemand het verzet overneemt wanneer ik moegestreden ben, dat Iemand haar droom bij de mijne legt en ze met een deken warm houdt. Dat iemand de ster ziet die ons verbindt.

– Kerst vertelt ons dat God zich definitief aan de geschiedenis van mensen verbindt. Als in een hartelijke omhelzing. Dat God onze wereld en de hele mensengeschiedenis met alle gruwel, domheid, liefde en schoonheid omhelst. Dat is niet enkel troostend maar ook choquerend. Want dat betekent ook dat we God niet in het buitenaardse of boventijdelijke moeten zoeken maar mogen ontdekken in het fragiele mensenleven, in haar schittering, in haar kwetsbaarheid. En erop vertrouwen dat we hierin gedragen worden.

Lied: Dit ene weten wij…

Verhaal : Graag vertel ik jullie groot en klein het verhaal over Ben. Een verhaal van David Grossman:

‘Je bent lief’, zei de moeder van Ben.

Ze liepen in het veld en het was laat in de middag.

‘Je bent zo ontzettend lief, zoals jij is er niemand op de hele wijde wereld’

‘Is er echt niemand zoals ik?” vroeg Ben.

‘Nee” zei zijn moeder. ‘ Jij bent de enige’.

Ze liepen langzaam verder. Een grote troep ooievaars vloog hoog in de lucht boven hun hoofd, op weg naar andere landen.

‘Maar waarom?’ vroeg ben. Hij bleef staan. ‘Waarom is er niemand op de hele wereld zoals ik?’

‘Omdat iedereen uniek is en speciaal’, lachte zijn moeder. Ze ging op de grond zitten. ‘Kom even naast me’ zei ze.

‘Ik wil niet de enige zoals ik op de hele wereld zijn’, zei Ben.

‘Waarom niet? Het is prachtig om zo uniek en speciaal te zijn’ zei zijn moeder.

‘Maar dan ben ik helemaal alleen’ zei Ben. ‘Ik wil dat er nog iemand is zoals ik.’

‘Je bent niet alleen’ zei zijn moeder. ‘Ik ben ook uniek en speciaal, en papa is dat ook! Kom bij me zitten’ zei ze, ‘op de grond ‘.

Ben ging niet zitten, plotseling werden zijn ogen groot.

‘Bedoel je dat er op de hele wereld ook niemand is zoals jij?’

‘Nee, klopt’ zei zijn moeder.

‘Dus jij bent ook alleen?’

‘Helemaal niet. Ik heb jou, en papa, en…’

‘Maar je hebt niemand die precies, precies is zoals jij?’

‘Nee, dat niet’ zei zijn moeder.

‘Dan ben je dus alleen’, zei Ben en hij ging bij zijn moeder zitten. ‘Voel je je dan niet alleen, als je alleen bent?’

Zijn moeder glimlachte, en tekende rondjes met haar vinger op de grond.

‘Ik ben een beetje alleen, en een beetje met alle andere mensen samen, en het voelt goed om een beetje dit en een beetje dat te zijn’.

De zon kwam al naar beneden en de hemel kleurde bijna rood.

‘Ik voel me alleen’, zei Ben zachtjes.

‘Maar liefje, zei zijn moeder, ‘ik ben bij je!’.

‘Maar je bent mij niet’.

Daarna zeiden ze helemaal niets. Er hing een heerlijke geur in de lucht, de geur van aarde en gras, vliegjes zoemden en mugjes vlogen dansend rond. Op de grond, vlak bij hun voeten liepen mieren. Een lange optocht van mieren. Ze zagen er allemaal hetzelfde uit, als duizend tweelingmieren. Maar toen Ben wat langer keek, zag hij dat de ene mier snel liep en de andere langzaam. Er was er een die met veel moeite een blad probeerde mee te trekken en een andere sleepte met een zaadje. En er was er een, een heel kleintje dat heen en weer rende naast de optocht. Ben dacht dat zij misschien haar ouders was kwijtgeraakt en nu naar hen liep te zoeken. Hij vroeg: ‘Dit miertje, deze ene, weet zij dat er op de hele wereld maar één mier is zoals zij?’

En zijn moeder zei: ‘Dat kan ik niet weten’.

Ben dacht even na en zei toen: ‘Omdat je haar niet bent?’

‘En iedereen is een beetje alleen maar ook samen. Ze zijn alleen en niet alleen. Hoe kan het dat allebei zijn?’

‘Jij bent de enige zoals jij,’ zei zijn moeder, ‘en ik ben de enige zoals ik, maar als ik jou nu een knuffel geef, dan ben je niet alleen en ik ben ook niet alleen’.

‘Knuffel me dan maar’ zei Ben, en hij omhelsde zijn moeder.

Zijn moeder knuffelde hem. Zij voelde zijn hart kloppen. Ben voelde zijn moeders hart ook. Zij knuffelde hem zo hard als ze kon.

‘Nu ben ik niet alleen,’ dacht Ben midden in de omhelzing, ‘nu ben ik niet alleen, nu ben ik niet alleen.’

‘Zie je wel’ fluisterde zijn moeder.

‘En precies hiervoor is het omhelzen uitgevonden’.

 

 

Soms ben je alleen maar niemand is ooit helemaal alleen.

En daarom kunnen we aan alle kinderen zeggen:

 

Slaap gerust, ik help je dromen.

Miserie heeft daarin geen plaats.

Je zult spelen in het park,

naar school gaan en de wereld leren,

je mag er zijn, je hoort er bij.

 

Slaap gerust, je hoort er bij.

Ik wil het zelf zo graag geloven.

Sorry als ik toch weer twijfel

en het even niet meer zie.

Al mijn kracht zal ik je geven.

 

Slaap gerust, verzamel kracht,

bewaar die onschuld in je ogen.

Word zelf die mens die niemand kwetst,

in jouw toekomst staat een mens rechtop.

Jij wordt niet aan de kant geschoven.

(Karel Malfliet)

 

Lied Vanwaar zijt gij gekomen…

Tafeldienst

In het spoor van de mens die in een ver verleden werd geboren, ver van hier, gaan we nu samen brood breken en wijn delen. Eten en drinken, het leven zelf delen we. Daarom zijn deze gebaren een credo van verbondenheid. Verbondenheid met de mensen van onze gemeenschap die ziek zijn of het moeilijk hebben; verbondenheid met de mensen van de buurt en van het ziekenhuis hier recht tegenover; verbondenheid met al wie overal ter wereld dit credo van brood en wijn deelt; verbondenheid met onze geliefde doden. 

 

Onze Vader

Vredeswens     

Kerstmis is het teken: een engel ons gebood, dat alleen wie brengt de vrede, mag roepen: God is groot.

Lied Middenin de winternacht…

Kerstwens voor iedereen (de kinderen delen de kaarten uit)

Die Liefde heet

zal ook vandaag

Mens worden.

Het zal niet bij woorden blijven.

Het zal handen en voeten krijgen,

geest en hart.

Het zal te zien zijn, te voelen,

aan de lijve te ondervinden

in ieder mens die zegt:

‘Ik ben er ook voor jou’

en die van die zin –

die van Gods naam –

de samenvatting maakt

van haar/zijn manier van leven.
Het zal te zien zijn

in elke keuze

elke politieke beslissing

die hoop geeft aan armen,

uitzicht aan mensen zonder toekomst,

en bevrijding aan hen die vastzitten

hoe dan ook.
Zoals de Liefde Gods, Mens is geworden

in Jezus

zo wil zij het vandaag worden

in ons.

 

(naar Carlos Desoete)