Kan God vervangen worden door humanistische waarden?

DOMINICUS GENT

Viering van zondag 12 februari 2017

KAN GOD VERVANGEN WORDEN DOOR HUMANISTISCHE WAARDEN ?

(tweede viering rond het thema: Godsgeloof in een veranderende tijd)

 

Welkom u allen in deze viering op deze zondag. Maria Lichtmis is al een tiental dagen achter ons en we trekken ons door een voor velen moeizame tijd: dagen met aanzwellend licht dat hoop geeft en tegelijk nog bevangen door kou waaraan we ons ontworstelen willen.

Zo is het ook met onze samenleving: we zijn hoe dan ook een samenleving met bijzonder veel mogelijkheden en tegelijk blijft het koud rondom ons. We hebben ons lang opgetrokken aan de schier oneindige beloften die wetenschap en techniek leken te bieden. Stilaan komen we erachter dat die oneindigheid niet die oneindigheid is die vervulling schept.

Een oneindigheid die in ons eindige leven komt als licht, adem, als Woord, als Geest die van elders ons tegemoet treedt.

 

Inleiding

Voor deze vieringenreeks over Godsbeelden, vertrekken we in onze reflectie telkens vanuit een krantenartikel. Vandaag is dat een interview met Rob Riemen op 25 december 2016 in De Standaard. Ik citeer uit dit interview:

In Europa missen we God heel erg. Maar het is moeilijk om nog over God te spreken. Daarom spreek ik liever in termen van grote humanistische waarden.

Als het idee van een transcendente God verdwijnt, blijft alleen de allerindividueelste subjectiviteit over – ‘zoek het zelf maar uit ‘ – en daar worden we niet beter van. De massa is op drift omdat ze niet meer geleid wordt door geestelijke waarden.

Wanneer iemand begint te spreken over onze humanistische waarden, over de grote Europese waarden of geestelijke waarden, dan heb ik geleerd op mijn hoede te zijn.

Hoezo? Er is toch niets mis met waarden. Het probleem is dat die waarden meestal vaag en onbenoemd blijven, en dat je er dus niet kan over discussiëren. Ze zijn door hun vaagheid onbetwistbaar. Ze creëren een soort WIJ die deze waarden hebben. Een gemeenschap die in stand kan blijven door vooral niet concreet te worden. Want dan wel eens grote verschillen en onverzoenlijke tegenstellingen aan het licht komen. Neem nu de verkiezingsspeeches bij onze zuiderburen. Daar voluit gegaan voor de grote waarden waarvan de eigen partij uiteraard de onmisbare verdediger en engelbewaarder is. Marine Le Pen die het voor de vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid opneemt, want dat is waar La France voor staat. Wie zou er iets tegen vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid kunnen hebben? Nee toch, tot je vraagt: voor wie geldt dit en voor wie niet? Wie sluit je in dit verhaal in en wie sluit je uit? Dan komen tegenstellingen aan het licht.

Het waardendiscours wordt vaak ingezet om aan te tonen dat we samen sterk moeten staan omdat die waarden in de verdrukking komen. WIJ moeten ze veilig stellen tegenover de ‘vreemde ander’, ‘ de corrupte ander’, die deze waarden niet heeft en een bedreiging vormt. Het is een beproefd systeem, dat de ene keer al subtieler wordt geserveerd dan de andere keer.

Mijn allergische reactie tegenover het waardendiscours is weliswaar onvergeeflijk maar misschien toch een beetje begrijpelijk. Ik vraag me af hoeveel er van alle mooie waarden overblijft wanneer ze ons geld kosten of wanneer ze onze agenda overhoop halen en onze tijd in beslag nemen of ons veel moeite en inspanningen kosten? Hoeveel van onze zogenaamde fundamentele waarden doorstaan de toets van geld, energie en tijd? En dan is het maar de vraag waardoor ‘onze’ waarden reëel bedreigd worden?

Met eenzelfde grote reserve heb ik dan ook het interview met Rob Riemen (dat u op onze website in zijn totaliteit kan vinden) verder gelezen. Behalve ‘democratie als minst slechte regeringsvorm’ benoemt ook hij niet welke die grote humanistische waarden zijn, die volgens hem God moeten vervangen.

Maar hij gebruikt het waardendiscours alvast niet tégen ‘de vreemde ander die onze beschaving zou bedreigen’. Hij gebruikt het als een spiegel waarin Europa (politici en bevolking) naar zichzelf dienen te kijken om te zien wat er fundamenteel fout gaat. Met name de bloedarmoede van de politieke structuren die zich volledig in dienst stellen van economische belangen, die op hun beurt weer een kleine minderheid moeten bedienen.

In deze viering willen we stilstaan bij wat nu eigenlijk die humanistische waarden zouden kunnen zijn die gelovigen en atheïsten met mekaar delen. Die onze verschillen overstijgen en zelf een vindplaats van transcendentie kunnen zijn.

We confronteren die reflectie met de parabel van de talenten zoals Matteüs die vertelt. Lucas vertelt die parabel eveneens maar met erg verschillende klemtonen. We beperken ons tot het verhaal bij Matteüs.De parabel van de talenten. Eén van de weinige verhalen die we allemaal kennen.

Meestal met de moraal van het verhaal: iedereen heeft talenten, de ene meer dan de andere. Maar het allerbelangrijkste is dat we deze talenten goed gebruiken en tot ontwikkeling brengen. Dat is een soort moraliserende pedagogische interpretatie met een sterk individualistische visie op de mens als vrij en verantwoordelijke voor zichzelf.

Ook bij minder bijbelvaste mensen kent deze parabel weerklank. De term matteüseffect is eruit afgeleid. Daarmee wordt verwezen naar het vers uit deze parabel: Ja, aan al wie heeft zal worden gegeven,- hij wordt begiftigd met overvloed;en wie niets heeft,- ook wát hij heeft zal bij hem worden weggehaald!

En dit verwijst naar de economische realiteit: dat rijken steeds rijker worden en armen alsmaar armer. U begrijpt dat deze parabel bij maatschappijkritische christenen niet zo’n goede reputatie heeft. Want hoe valt zo’n uitspraak te rijmen met de Thora van rechtvaardigheid en solidariteit die Matteüs in Jezus verwezenlijkt ziet? Bovendien: welk beeld van God spreekt uit dergelijke interpretaties? De Schepper die aan mensen talenten heeft bedeeld, geheel ongelijk maar iedereen iets en die daar op de eind van de rit verantwoording over vraagt. De mens moet rekenschap afleggen. Wat hebt ge gedaan? Zijt ge succesvol geweest of heb je de zaak verprutst? God als veeleisende soevereine Heer, baas boven alle bazen, onbetwiste autoriteit tegenover mij. Ik die verondersteld wordt vrij en verantwoordelijk te zijn voor mijn lukken of mislukken maar wel tegenover een Heer sta van wie ik geheel en al afhankelijk ben. En al naar gelang de gepresenteerde resultaten goede of slechte punten krijg. Eigen schuld dikke bult. Wie onze meritocratie een goede zaak vindt, krijgt in deze interpretatie van de parabel hulp van het evangelie.

Is dat het godsbeeld waarvan Jezus getuigde?

Mag ik u uitnodigen een beetje afstand te nemen tegenover deze diep ingeslepen voorstelling van zaken en de parabel die we nu gaan lezen, zo onbevangen mogelijk en toch kritisch te beluisteren.

Hierbij is het misschien toch wel interessant om weten dat 1 talent, een hele grote som geld is. Die som kwam destijds overeen met 6000 drachmen en met 3 en een half jaar loon van een arbeider of een soldaat. Twee talenten staan dus voor 7 jaar loon en 5 talenten voor zo’n goede 17 jaar loon.

Een mooi cadeau…. We lezen het verhaal in de vertaling van de Naardense bijbel.


Lezing Matteüs 25, 14-30

Want het is zoals met een mens die op reis gaat: hij roept de eigen dienaars en geeft zijn toebehorens aan hen over; deze geeft hij vijf talenten, die twee, die één,- aan elk naar zijn vermogen, en gaat op reis;

meteen gaat hij die vijf talenten mocht aannemen op pad om er mee te werken en hij verdient er vijf andere bij; zo ook verdient die van de twee er twee bij; maar die het ene heeft aangenomen gaat ver weg, graaft een gat in de grond en verbergt het zilverstuk van zijn heer.

Na lange tijd komt de heer van die dienaars en houdt afrekening met hen.

Die de vijf talenten had aangenomen is aangekomen en heeft vijf andere talenten erbijgebracht, zeggend: heer, vijf talenten hebt u mij overgegeven, zie, vijf andere talenten heb ik verdiend!

Zijn heer verklaart hem: uitstekend, goede en getrouwe dienaar, over weinig ben je trouw geweest, over velen* zal ik je stellen: kom binnen in de vreugde van je heer!

Als ook die van de twee talenten aankomt, zegt hij: heer, twee talenten hebt u mij overgegeven, zie, twee andere talenten heb ik verdiend!

Zijn heer verklaart hem: uitstekend, goede en getrouwe dienaar, over weinig ben je trouw geweest, over velen* zal ik je aanstellen: kom binnen in de vreugde van je heer!

Als ook hij aankomt die het ene talent heeft aangenomen zegt hij:

heer, ik heb u leren kennen als een hard mens die oogst waar u niet hebt gezaaid en bijeenbrengt vanwaar u niet hebt uitgestrooid; ik ben bevreesd geworden, ben weggegaan en heb uw talent verborgen in de grond: zie, ge hebt het uwe!

Ten antwoord zegt zijn heer tot hem: slechte en slome slaaf!, je wist dat ik oogst waar ik niet heb gezaaid en bijeenbreng vanwaar ik niet heb uitgestrooid:

dus had je mijn zilverstukken moeten voorwerpen aan de bankiers, dan had ík bij mijn komst het mijne meegekregen met rente!-haalt dus dat talent bij hem weg en geeft het aan hem die de tien talenten heeft!

Ja, aan al wie heeft zal worden gegeven,- hij wordt begiftigd met overvloed;en wie niets heeft,- ook wát hij heeft zal bij hem worden weggehaald! En die nutteloze slaaf: werp hem uit, de buitenste duisternis in!-daar zal het geween zijn en het geknars van de tanden!

 

1

Bij Matteüs vinden we die parabel in het 25ste hoofdstuk. Hij volgt op de parabel van de 10 bruidsmeisjes, de verstandige en de dwaze. En het verhaal wordt gevolgd door de parabel van het laatste oordeel waarin de toetsteen van toegang tot het koninkrijk is: wat ge aan de minsten der mijnen hebt gedaan, hebt ge aan Mij gedaan.

De parabel over de verstandige en de dwaze maagden, de parabel van de talenten en de parabel van het laatste oordeel vormen samen het 25ste hoofdstuk en spreken allen over het toegang krijgen tot, over het participeren aan het Koninkrijk der hemelen, zoals Matteüs het Rijk Gods benoemt. Koninkrijk der hemelen is niet enkel een verre toekomst in een hiernamaals maar een binnentreden nu, in een feestelijk samenleven dat mogelijk is door rechtvaardige en liefdevolle verhoudingen tussen mensen onderling. Hiertoe uitgenodigd door God als bruidegom én als minste der mensen.

In de parabel van de talenten hebben we geen problemen met de eerste twee dienaren. Het probleem zit hem bij de derde. Bij hem geen enthousiasme om met het gekregene aan de slag te gaan. Bij hem overheerst de schrik. Hij werkt niet met het ontvangen geld, hij stopt het in een gat in de grond. En hij handelt zo om ‘het geld van zijn heer te verbergen’. Het blijft in zijn ogen het geld van zijn heer. Hij heeft gekregen zonder te ontvangen. Hij gelooft niet in de gave. Hij gelooft ook niet in zichzelf. Hij blijft in de afhankelijkheidsverhouding staan: de heer is zijn baas. Hij is zelf geen eigenaar geworden. Hij is een angstig mens. Het is opvallend hoe hij aangesproken wordt, als slechte en nutteloze slaaf. Hij is de enige in dit verhaal die slaaf genoemd wordt.

Voor wie vast blijft zitten in een angstige verlammende relatie, is er geen toegang tot het koninkrijk. Dat geldt voor relaties tussen mensen zoals dat geldt voor de relatie tot God. Dat is geen straf, dat is een vreselijk logisch gevolg. Maar het hoeft niet zo te zijn of zo te blijven. In deze parabel rekenen Jezus en Matteüs af met de voorstelling van God als autoriteit waarvan mensen afhankelijk zijn en voor wie ze bang moeten zijn aangezien ze verantwoording moeten afleggen. Nee, mensen worden geroepen om eigenaar te worden van hun leven. Ze mogen partner worden van de overvloed scheppende kracht die ons zijn hele rijkdom doorgeeft. Die wij God noemen. Zij worden uitgenodigd creatief mee te werken aan het Rijk der Hemelen.

 

2

De meeste mensen In onze samenleving belijden geen persoonlijke God meer. De “hogere instantie” is nu de samenleving geworden, en degenen die het voor het zeggen hebben, zijn haar profeten.   Vooral politici komen aandraven met onze Westerse humanitaire waarden. Maar hoe zit het met het belijden van deze waarden?

De sleutel om op deze vraag te antwoorden is: voelen mensen zich verheven in deze samenleving? Voelen wij dat deze samenleving ons toerust met talenten op een manier dat we met plezier, zelfzekerheid en vertrouwen een bijdrage kunnen leveren? Zoals de eerste twee dienaren uit het evangelieverhaal. Of blijft onze samenleving mensen in onzekerheid houden, in angst waardoor we liefst zo weinig mogelijk van onszelf laten zien en onze talenten begraven, onzichtbaar gebleven in de contouren van de eigen gesloten groep ?

Een filmpje van nauwelijks 3 minuten kan daar iets over zeggen. Het is een kort filmpje, eenvoudig geplukt van internet bij Youtube, onder de titel “All that we share”. Het is afkomstig van de Deense televisie. Een honderdtal mensen bevolkt een scene, ze staan gegroepeerd in hokjes: verpleegsters, getatoeëerde machotypes, enz.   Een stem stelt een aantal vragen: wie was vroeger op school de clown van de klas, wie is er stiefouder, wie heeft er de voorbije week seks gehad, wie is er bisexueel enz. Het zijn een paar eenvoudige vragen die op zich geen diepgang op het oog hebben.  Het is merkwaardig te zien wat er gebeurt.

Ik stel voor dat we het nu even bekijken.

We vereenzelvigen mensen zo gemakkelijk met de context van de groep waarin we ze catalogeren. Maar in mensen is er meer. Wanneer dat zichtbaar wordt blijkt dit verbindend te werken met mensen buiten de eigen groep. Die nieuwe verbinding creëert een heel nieuwe sfeer. Een sfeer waar iets nieuws ontstaat: een sfeer van erkenning en vertrouwen waarin mensen openkomen en openstaan voor datgene wat gedeeld wordt.   In ieder geval iets dat deugd doet en daarom als waardevol ervaren wordt.

Wat waardevol is, wat deugddoet: dat refereert naar waarden. Een echte beleving van die waarden begint in de samenleving in de straat met kleine, gewone dingen: geen zwerfafval meer, zorg om bloemen, buurtfeesten waarin geburen met hun talenten naar voren komen, aandacht voor buren, aandacht voor ouderen, mensen met een beperking en mensen in armoede. Maar ik denk ook aan: het onthaal van al die mensen die door de mazen van het net vallen. Ontelbare vrijwilligers maken dit onthaal waar: daar waar ze voedsel en kleding bedelen.   Inzet die als vanzelfsprekend wordt aangevoeld en dag aan dag doorgaat. Ja, elite, laat het toch eens voelbaar en ervaarbaar zijn dat jullie de inzet van deze mensen erkenning en ondersteuning geven.  

Nogmaals blijken die waarden ook prioritair in de inzet van geld en middelen vanuit het beleid ?

Zijn armoedebestrijding, onderwijs, welzijn, culturele ondersteuning echt prioritair ? Worden middelen ingezet om in deze geglobaliseerde wereld mensen toe te rusten om de confrontatie met het anders-zijn van vluchtelingen en migranten aan te kunnen ? Of functioneren deze domeinen in het beleid als een schaamlapje voor wat werkelijk belangrijk is: de economie die draait rond een kleine elite van mensen ?   Zien wij in de harde begrotingscijfers hoe belangrijk dit echt is voor onze beleidsmakers ? Het antwoord daar zal het begin zijn van antwoord of die vermeende humanitaire waarden ook echt vooropstaan.

Geven onze beleidsmakers er blijk van dat zij echt contact hebben met wat bij mensen leeft die buiten het net vallen ? Of kunnen zij meer dan alleen debatteren over armoedecijfers zoals deze week gebeurde in het Vlaams Parlement ?   Kunnen zij het wezen van de armoede in hun vergadering echt laten doordringen ? Dat mensen werk hebben dat is belangrijk, zo betogen politici.   Maar wat dan met de kloof tussen de complexe technologie in bedrijven en de achterstand in kennis en vaardigheden die vele mensen dreigen op te lopen – worden daar middelen op ingezet ?

Mogen wij dromen dat zowel vanuit de straat en als vanuit het beleid iets van bundeling ontstaat, geenn steekvlampolitiek van goodwill maar iets dat zachtjes aanzwelt tot een onderstroom die vrijmaakt en ons goed doet voelen, die ons goesting geeft om een eigen bijdrage te leveren aan het welzijn van de samenleving. Een bundeling ook die de klassen en nationaliteiten doorbreekt.

En vanuit die volheid zou het wel eens kunnen dat zo’n samenleving terug als geheel meer als bezield ervaren wordt en dan is de naam van een God noemen misschien niet eens zo belangrijk meer omdat hij zo nabij is.

 

Tafelgebed

We delen brood en wijn – dienst van tafel –  breken en delen

En we bidden
in onzekerheid en onmacht – hoe te gaan in deze wereld
In hoop – gevestigd op een stem die richting geeft en verenigt
en in herinnering – van wat ons al eens is aangezegd en voorgedaan

Zo roepen wij tot jou, Levende,
en stemmen ons op jou af

Wees gezegend
jij die licht en leven bent
voorbij de schaduw van dood
Levenslicht, Naam boven ons uit

Gezegend jij om mensen die jouw weg durven gaan
om zovelen die moed putten uit wat hen is aangezegd
woorden van goedheid en geluk:  jij mag er zijn
jij – ook al aarzel je zelf – jij bent op de goede weg

Gezegend jij om die lange rij van mensen
tot op vandaag                                                                                 

 

Zo zegenen wij dit brood en deze beker,
zoals ons is voorgedaan door Jezus van Nazareth.
die uitdeelde tot het laatst van zijn leven.

Doe als ik, zou hij hebben gezegd,
om voor altijd verbonden te zijn.

Zo bidden wij hem achterna
om hoop en richting,
om vrede en gemeenschap
tussen alle mensen