Innerlijke pelgrimstocht: herbergen en ontmoeten… (vasten 3 – in coronatijden…)

Dominicus Gent

Overweging voor zondag 15 maart 2020

Herbergen en ontmoeten

(vasten 3)

 

De vastentijd als innerlijke pelgrimstocht beleven sprak me onmiddellijk aan. Omdat zo’n pelgrimstocht een oud verlangen is. Negen verschillende stappen zijn er te gaan: voorbereiden, pakken, vertrekken, vertragen, ontmoeten, verdwalen, verwonderen, aankomen en veranderen. Ik begon die zondag twee weken geleden met de voorbereiding:  in een mooi zelfgemaakt schriftje zou ik mijn overwegingen opschrijven. Mijn belangrijkste voorbereiding was het voornemen om deze vastentijd bewust te beleven. Pakken hoefde niet, leegmaken kan misschien onderweg gebeuren.

Vertrekken dan, de derde stap. Hoewel een innerlijke pelgrimstocht, moet er  wel gestapt worden. Door beweging niet alleen mijn lichaam maar zeker ook hoofd, hart en gedachten tot rust en tot inspiratie brengen.

Om te vertragen, stap vier, bouw ik regelmatig stilte in en lees o.a.: ‘Wijsheid van pelgrims’, van Anselm Grün. Ook hij noemt een aantal stappen voor de pelgrimstocht, het zijn er 7: opbreken, op weg zijn, wegwijzers, herbergen, omkeer, navolging, aankomst. Ik wil iets overwegen over de herberg en ontmoeten.

Een herberg is een pleisterplaats, een tijdelijke rustplek voor wie op weg is. Je kan er slapen, eten en drinken. Je kan er rusten, bekomen en jezelf verzorgen en dat is nodig als je in onherbergzame gebieden terechtkomt. Je ontmoet de waard en andere mensen die hun eigen pelgrimsweg lopen. Het is geen bestemming en het is niet de bedoeling daar te lang te blijven. Maar de herberg  is een onontbeerlijk gegeven, een refuge. Toen we door de woestijn stapten was de herberg dat elke avond een onherbergzaam stukje grond werd omgebouwd tot een plek om opnieuw levenskracht op te doen: een tent, een tapijt om op te zitten, thee en een maaltijd, een plek om te slapen: even een hemel op aarde.

Wat kan de betekenis van de herberg zijn op een innerlijk pelgrimspad? De herberg is dan misschien de plek waar ervaring, kennis en zoeken gedeeld wordt. Waar je tastend samen antwoorden overweegt, luisterend naar je eigen woorden en die van de andere. Iedereen is er gelijk en kan een inbreng doen vanuit de levenservaring die uniek is. Dat is bvb de Dominicusviering voor mij. Ik krijg er inzichten en gebeden aangereikt, kan daar dieper op ingaan, en er verder mee leven in de komende week, als een soort leeftocht die ik mee mag nemen.

Een herberg is ook elk moment van echt ontmoeten: van je werk komen en de ervaringen van de dag kunnen delen: dan is onze huiskamer een herberg. Mekaar beluisteren, wat dieper doorvragen, nabij zijn zonder oordeel, … bij moeilijke gebeurtenissen. Die ontmoetingen zijn er in het werk en het leven van elke dag  als we er alert voor zijn: ze  kunnen zowel herkenning geven als een diepe verwondering hoe verschillend we zijn, en dat dat ook goed is.

Kunnen we in onherbergzame plaatsen en tijden een herberg zijn voor elkaar? Bij de inbreng  vroeg iemand twee weken geleden dat we voor mekaar zouden bidden om die innerlijke pelgrimstocht te kunnen gaan. Op dat moment voorzagen we niet dat de wereld met al haar ontmoetingen zo zou stilvallen! Het is een mogelijkheid die zeker overeind blijft en zowel vruchtbaar is voor de ander als voor onszelf! En daarnaast kan een telefoongesprek, een mailtje, een brief, een berichtje, …. een herberg zijn waar we mekaar ontmoeten en bemoedigen op onze weg naar Pasen.

Bij een bron ontmoette Jezus een vrouw en Hij vroeg haar om water. En uit die vraag ontspon zich een gesprek waar we hier een stukje van lezen:

Lezing Jo 4; 19 – 24

‘Here,’ zei de vrouw tegen Hem. ‘U moet een profeet zijn! Op welke plaats moeten wij God eigenlijk aanbidden? Hier op de berg Gerizim zoals onze voorouders altijd deden of in Jeruzalem zoals de Joden zeggen?’ Jezus antwoordde: ‘Geloof Mij, er komt een tijd dat de mensen de Vader niet zullen aanbidden op de Gerizim en ook niet in Jeruzalem. U aanbidt blindelings, want u kent God niet. Wij weten wie wij aanbidden, wij kennen God, want de Redder van de wereld komt uit het Joodse volk. Maar er komt een tijd, en die is er nu al, dat iedereen die de Vader echt wil aanbidden, dat overal kan doen, door de Geest die Waarheid schenkt. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is Geest en wij kunnen Hem alleen aanbidden als onze aanbidding geestelijk en oprecht is.’

 

Lied: ‘Jij die voor alle namen wijkt’

Jij die voor alle namen wijkt
Geen weg die in jouw verte reikt
Geen woord kan jou aanbidden.
Jij die niet hoogverheven troont
Licht dat in nacht en wolken woont
Een dode in ons midden.
Jij komt, wij weten dag noch uur,
Jij gaat voorbij, een dovend vuur
Een stilte in de bomen.
Roepend van ver, stem van dichtbij,
Niet overal, niet hier ben jij,
Niet god die wij ons dromen.

Geen veilig pad om langs te gaan,
Geen plek geen been om op te staan
Geen rots om op te bouwen.
Geen bron die uit de rotsen breekt
Geen bloed dat stuwt, geen hart dat spreekt,
Geen ziel om in te schouwen.
Geen gulden regel, rond getal,
Geen laatst gericht in dit heelal
Onwrikbaar onbewogen.
Maar mensen die verminkt en klein
Ontheemd ontkend toch mensen zijn,
Roepend om mededogen.

Roepende stilte, verre stem,
Als jij bestaat, besta in hen,
In mensen in ons midden.
Wees onbestaanbaar, ongehoord,
Besta in mij, onvindbaar woord,
Niet god die wij aanbidden.
Jij die mij kent, jij die mij boeit,
Ik die jou jij noem onvermoeid
En nog niet kan vergeten,
Zouden wij ik-en-niemand zijn
Ontheemd, ontkend, ontroostbaar zijn,
En van elkaar niet weten?