Herbronnen met de Bergrede (3): Uw ja zij een ja…

Dominicus Gent

Viering van Zondag 19 maart 2017

Herbronning met de Bergrede: uw ja zij een ja…

 

 

Welkom aan iedereen in deze derde vastenviering, waarin we pogen ons te herbronnen aan de Bergrede, aan het oude Woord dat springlevend blijkt te zijn; waarin we ons herbronnen aan elkaars aanwezigheid en gedeeld leven, hier samen in deze kerk, een uur waarin we uitkijken naar wat echt van waarde is in deze wereld…

Laten we de Paaskaars aansteken, ons geloof in licht voor deze wereld…

En laten we bidden:

Eeuwige, zegene ons en bewaar ons.

Wij hebben u nooit gezien,

maar alle goedheid spreekt van u,

elke kleine opstanding vertelt weer uw verhaal,

in elke zegening spreekt uw diepste verlangen,

alle trouw bewijst weer uw belofte.

Maak ons vrij vanbinnen,

geef ons kracht

om niet te wankelen,

vertrouwen te blijven delen,

te koesteren wat het leven ons geeft.

 

Matteus 5, 33-48 & 7,1-6

Eveneens hebt gij gehoord, dat tot onze voorouders gezegd is: Gij zult geen valse eed doen, maar gij zult voor de Heer uw eden houden. 34 Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren; noch bij de hemel, want dat is de troon van God; 35 noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank; noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. 36 Ook bij uw hoofd moet gij niet zweren, want gij kunt niet een haar wit of zwart maken. 37 Maar uw ja moet ja zijn en uw neen, neen; en wat daar nog bij komt, is uit den boze.

Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. 2 Want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden en de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken. 3 Waarom kijkt gij naar de splinter in het oog van uw broeder en merkt gij de balk niet op in uw eigen oog? 4 Of hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: laat mij de splinter uit uw oog halen, en zie, in uw eigen oog zit de balk nog! 5 Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, en dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen uit het oog van uw broeder. 6 Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren.

 

Uw ja zij een ja… 

Misschien heeft u het deze week ook gelezen of gehoord. Scott Pruitt, het door president Trump vers benoemde hoofd van het Amerikaans milieuagentschap, stelde deze week onomwonden dat niet bewezen is dat CO2-emissies verantwoordelijk zijn voor de klimaatopwarming. Ik dacht eventjes dat ik per ongeluk op een satirisch getinte website terechtgekomen was, maar het was tragisch genoeg wel degelijk die van een Britse kwaliteitskrant en het was echt nieuws. Die kerel bestaat er dus in om staalhard te ontkennen wat je eenvoudig met een proefje met een paar bokalen en thermometers kan aantonen. Die wetenschap is 150 jaar oud. Soms mag men wel eens kritisch staan tegenover wetenschappelijke vondsten, maar er zijn toch grenzen.

Het is maar één van de vele voorbeelden van berichten waar ik de laatste weken en maanden met stijgende verbazing en ongeloof naar zit te kijken en te luisteren. Het woordgebruik, de gewelddadige taal, fake news, compleet verzonnen nieuwsberichten, de termen “alternatieve feiten” en post-truth, letterlijk de waarheid voorbij, die termen zijn niet meer van de lucht. Vaststaande verifieerbare feiten worden weggezet als een zoveelste betwistbare opinie. En opinies worden plots schaamteloos als feiten geponeerd. Beleidsmakers schamen er zich niet meer voor om overduidelijke leugens de ether in te sturen om hun punt te maken. Nog anderen veranderen hun stelling alsof het niets is, misschien omdat ze ervan overtuigd zijn dat al hun toehoorders toch dement zijn of minstens compleet tureluurs geworden. Tot en met het punt dat er één zei: het doet er eigenlijk niet echt toe wat je zegt, alleen hoeveel keer je daarmee de media haalt. En die media, de pers die dit alles toch zou moeten kaderen en een plaats geven, die de uitspraken, de woordenkramerij aan verifieerbare maatstaven zou moeten toetsen, doet dit tegenwoordig met een aparte rubriek in de krant: de fact-check. Ik heb wellicht het moment gemist dat iemand heeft verordend dat journalistiek daar maar af en toe meer moet over gaan. Was het dan niet juist het hele opzet dat ieder artikel een fact-check zou moeten zijn?

En dan horen we vandaag: “Uw ja moet een ja zijn en uw neen een neen.” en “Zweer geen eden”. Twee passages uit de Bergrede, die we als onze centrale leidraad doorheen de vasten gekozen hebben. Ondubbelzinnige taal. Gebruik je woorden niet lichtzinnig, wat je zegt is niet leeg en zonder betekenis. Ik lees het als een pleidooi voor integriteit: zeg wat je kan borgen, wees standvastig. Zeg maar ja wanneer je ook zeker bent van die ja, zweer geen eden, doe geen beloftes die je niet kan waarmaken. Wees spaarzaam met je woorden, wees er zuinig op, ja, vast met je woorden. Ga na of ze waarheidsgetrouw zijn, letterlijk trouw aan die diepe Waarheid die ons leven omringt. Anders maak je ze beter niet. Want ieder woord is een daad in de Bijbel, ieder woord creëert werkelijkheid en is dus met voorzichtigheid uit te spreken, is niet vrijblijvend en lichtzinnig te hanteren. Je kan er kwaad mee aanrichten, je kan er ook het goede mee oproepen.

Het spreekt dus voor zich dat de voorbeelden uit mijn inleiding daar wellicht mijlenver van afstaan. Het woord is daar niets meer waard, een consumptiegoed, een wegwerpartikel dat de honger niet stilt. Die woorden scheppen alleen chaos en verwarring. En gelukkig ook protest. Een paar dwaze, vileine woorden van Trump zetten honderdduizenden vrouwen in beweging. Sinds de afschildering van de kwaliteitskrant, the New York Times als verspreider van fake news, schiet het aantal abonnees spectaculair de hoogte in. Oorlogsveteranen zetten zich aan de kant van de Dakota-indianen als reactie op de gewelddadige taal van Donald Trump.

Dat zijn openlijke, duidelijke en voor de hand liggende voorbeelden van hoe woorden misbruikt worden. Maar er is ook nog een ander, een subtieler niveau waar bepaalde woorden gebruikt worden om een ander doel te bereiken, om een gedachte ingang te doen vinden.

Ik heb dat bijvoorbeeld met het woord vloedgolf. Ik ben namelijk geen al te beste zwemmer en die woorden jagen me dus als vanzelf de stuipen op het lijf. Geen wonder dat veel mensen – er zijn blijkbaar veel slechte zwemmers – hetzelfde overkomt wanneer iemand het woord vluchtelingenstroom en “ze overspoelen ons” gebruikt voor wat de vluchtelingencrisis (nog zo’n woord) wordt genoemd. Tijd voor een fact-check, denk ik dan, feiten en cijfers. En dan blijkt dat West-Europa maar op een klein zijriviertje van de grote stroom ligt. Waarom dan het woord “overspoelen” gebruiken, tenzij om een andere agenda ingang te doen vinden. Een woord is immers niet neutraal, het brengt een hele gedachtewereld, een denkkader mee, het woord creëert net zoals in de Bijbel, een werkelijkheid. Diezelfde hebben het ook over het vluchtelingenprobleem. En dan stel ik mezelf de vraag: voor wie is het vluchtelingenprobleem echt het grootste probleem? Wellicht in de eerste plaats voor de vluchteling zelf, maar dat is meestal niet wat de aangever bedoelt. Hij roept de werkelijkheid van een absoluut probleem op, terwijl er in vergelijking wellicht wel veel grotere problemen zijn: honger, oorlog, de toekomst van onze planeet…

En nog zo eentje: “normen en waarden”. Weet u waarover onze West-Europese politici het hebben wanneer ze die woorden in de mond nemen? Ik weet nog steeds niet wat ze er concreet mee bedoelen. Maar wel dat wij er ons geen zorgen moeten over maken, wij hebben ze immers al. Het zijn de anderen die er zich moeten aan aanpassen want zij hebben ze wellicht niet. Misschien laten ze het bewust vaag, om er achteraf nog alle kanten mee op te kunnen. Opnieuw een ja die geen ja is…

Jan Blommaert schreef er een paar jaar geleden een boekje over, getiteld “Let op je woorden”, waarin hij het algemeen geldend taalgebruik fileert en zich afvraagt waarom bepaalde woorden gebruikt worden en hoe ze aan hun betekenis gekomen zijn. Hij heeft het bijvoorbeeld over de begrippen werkgever en werknemer die je voor ’t zelfde geld ook helemaal anders zou kunnen gebruiken: de werkgever is degene die zijn arbeid geeft aan degene die jouw arbeid nodig heeft en je daarvoor betaalt. Dat is geen vrijblijvend woordspelletje, maar toont opnieuw dat woorden niet neutraal zijn en altijd iemands standpunt en belang oproepen. De loonlast is wellicht niet zo zwaar om dragen voor zij die een loon ontvangen en wellicht ook niet voor de topvrouw van Yahoo die deze week haar opzeg gekregen heeft met een bijkomende zware loonlast, excuseer premie, van een paar miljoen dollar. In zo’n geval gebruikt men het woord loonlast blijkbaar niet.

Het geeft te denken en om als christen de ware ja’s en neen’s te herkennen, is aandacht nodig en goed luisteren. De oefening om te proberen te weten te komen of de ja’s en de neen’s oprecht zijn, te zoeken welke realiteit er wordt beschreven, vanuit wiens perspectief wordt gekeken en of er niet moet geherformuleerd worden, die oefening is een hele opgave. Het is echter iets wat deze, onze gemeenschap zou moeten liggen, want een Dominicaanse houding bij uitstek. Laten we dus die aandacht in elkaar wakker maken en elkaar alert houden om de woorden vanuit het juiste perspectief te blijven zien, waarheidsgetrouw, trouw aan die ene grote Waarheid.

 

 

LIED: De woorden die wij spraken tot elkaar 

De woorden die wij spraken tot elkaar
haastige harde lieve onverstane
de nacht die wij verzwegen voor elkaar
de bange dromen de doorluchte wanen

de dagen die wij gingen met elkaar
in donker woud door schaduwlichte lanen
de mensen die wij werden een voor een

spelende handen helderziende ogen

lichamen stromend water steen en been
vurige zielen vonken mededogen
die ene die wij zijn en anders geen
die anderen die wij nog worden mogen

dit niets dat overleeft ternauwernood
dit alles dat ik ben in vrees en beven
dit enig hier-nu tegen doem en dood
dit korte lichte lange eigen leven
dat wij ontvangen als genadebrood
dat ons gegeven is en blijft gegeven.

 

Over ‘tegen-woorden’ …

Zegen, genade, vrede, opstanding…: elke week zingen wij hier woorden die we in het gewone leven zelf bijna nooit gebruiken. En als we het wel doen, schrikken we precies een beetje, het lijkt wel of iets uitdrukken wat in deze opbrengstmaatschappij uit de toon valt. Ik heb het zelf onlangs meegemaakt. Ik kreeg een mail van een vrouw die een hond zocht voor haar zoon, om via die hond hem wat uit zijn psychische moeilijkheden te halen, hem buiten te laten komen, hem toch een beetje van zijn game-verslaving af te helpen, hem wat structuur te geven, enz. Een hond had ik niet maar ik mailde terug dat ik haar wel mijn zegenwens kon geven en mijn hoop dat al haar inzet eindelijk vrucht zou mogen opleveren. Ik schrok een beetje van dat oude woord in mijn mail en dacht: laat ik dat nu staan of niet?

Ik heb het laten staan omdat het woord zegen voor mij een van die echt grote woorden is, groter dan hun woordenboekdefinitie, met een perspectief waarover we inderdaad zo moeilijk kunnen spreken, maar waarover we wel kunnen zingen en dat we elkaar kunnen toewensen: een gezegende wereld, voor u, voor mij… Ik wou die vrouw, via mijn woord zegen, meetrekken in, zoals we straks zullen zingen, “die slingerende stoet naar goed wijd land, een spoor van mensen die de nacht verslaan.” Zegen, genade, vrede, opstanding en nog veel andere woorden, dat zijn volgens de joodse geleerde Abraham Heschel, de echt religieuze woorden: woorden met een belofte in, met een kracht die meetrekt, met een blik die ver reikt, woorden die niemand willen vergeten, ook de kleinste niet, ook niet de mens aan wie niemand nog denkt.

 

Het zijn woorden die de tijd overstijgen, toekomstwoorden, maar met de kracht van een lange weg, gegaan door duizenden die ook vooruitkeken, en hoopten, en bleven gaan. Ik zat ooit in een huwelijksviering van een jonge collega. Het was in St Bernadettekerk en er was een moment dat mij hevig ontroerde. Dat was toen pastoor Dries Morel – u kent hem nog wel – zijn twee handen op het hoofd van de jonge trouwers legde. En ik dacht: in die oude handen komt het oeroude verlangen samen van mensen naar een goed leven, en in dat gebaar wordt dat oude verlangen weer nieuw, want ook die twee jonge trouwers zullen het doorgeven, aan weer nieuwe mensen. Een gloed van liefde, zegt het lied, een ademtocht, de nagalm van ooit een stem…

Het zijn ook tegen-woorden, deze oude woorden die wij zingen: in een maatschappij waar tijd geld is, waar alles belang heeft in zoverre het iets opbrengt, en onmiddellijk opbrengt, zijn deze woorden koppige, harde, onverwoestbare hinderpalen, uitsteeksels die hinderen, die vertellen van een andere wereld, van een andere droom, van een andere belofte.

En plots snap ik ook iets meer van het evangelie van vorige week, waarin gezegd wordt dat er meer moet zijn dan een oog voor een oog, dat je dubbel moet meegaan dan wat van je geëist wordt, dat je je andere wang moet aanbieden, en je vijand moet liefhebben. Ik denk (zoals Dani ook zei in de inbreng) dat een mens vanbinnen helemaal vrij geworden moet zijn, om zoiets onverwachts aan te kunnen: niet meer reageren als een slachtoffer, en ook niet meer reageren louter vanuit het eigen recht, maar als iemand die daar boven staat, en zodanig vrij is kunnen worden, dat die onverwachte krachtige creativiteit om-iets-anders-te-doen-dan-verwacht alle geweld oplost. Ghandi wou het zo proberen, Mandela deed het toen hij uit zijn lange gevangenisjaren kwam, Jezus geeft er voorbeelden van in de evangelies.

Maar wat is dat dan: vanbinnen vrij zijn, en daardoor sterk? Ik denk dat het te maken heeft met die oude woorden. Wie vanbinnen werkelijk zegen, en genade, en vrede, en opstanding beleeft, werkelijk heeft leren beleven, die leeft van een andere kracht dan die van eigenbelang, van eigen winsten, zelfs van eigen rechten.

Maar er is geen cursus, of therapie, of training waar je die innerlijke vrijheid kunt leren. Het leven zal je het leren, met vallen en opstaan, met steun van anderen, met veel zingen en luisteren naar de dromen van anderen, met leren krijgen en leren geven, ook afgeven, met de eerlijkheid van een ja die een ja is en een neen die een neen is, met vasthouden aan het geloof in een grote verbondenheid tussen mensen, zoals onze voorouders en ouders ons dat hebben geleerd. Voor moslims in het woord broeder zo’n oud woord. Een paar weken geleden kwam hier in de viering Mohammed el Bachiri aan bod, die zijn vrouw verloor tijdens de aanslagen in Brussel. Is de man die onze moeder doodde nog altijd onze broeder, vragen zijn kinderen. Ja, zegt El Bachiri, ja nog altijd. Alleen is hij een andere weg gegaan, een verkeerde weg. Maar hij is nog altijd onze broeder…

 

LIED: Vroeg in de morgen

Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
nog in ons hart de dichtheid van de nacht.
Jij bent niet die wij dachten.
Uit het vuur riep ons bij naam een stem.
Wij zagen niets. Jij riep: “Ik zal er zijn”.
Op licht en schaduw, bomen aan de bron, op stilte leek die naam.
Een gloed van liefde schroeide ons gezicht.
Om wat wij hoorden (maar wat hoorden wij?),
om wat op vrijheid leek,
omdat het moest en blijven niet meer kon,
zijn wij gegaan, onstuimig en verward,
om nergens om, om jou –
om liefde over alle grenzen heen.
Een troep die sloft en zwerft, de richting kwijt.
De nagalm van een stem.
De weerklank van wat woorden in ons hart.
Een slingerende stoet naar goed wijd land.

Een eeuwenlang smal pad.
Een ademtocht, de route van het licht.
Het duizendschone schitterende licht,
een file in de nacht,
een spoor van mensen die de nacht verslaan.
Die strompelen tot waar ? Tot waar jij bent,
in rusten aan de bron,
in gloed van liefde, vuur dat niet verflauwt.
Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
met niets dan in ons hart: “Ik zal er zijn”.

 

Tafeldienst

 

Als beeld, als gebaar van vrede bij uitstek, brood breken en delen, wijn schenken.

Een simpel beeld, wat woorden, eenvoudige gebaren die de kern van Jezus’ denken en doen samenvatten. Woord en beeld dat, wanneer het met aandacht en invoelen, keer op keer herhaald wordt, zich inslijpt in ons denken en doen.

Net zoals Jezus zei: “dit brood en deze wijn, dit ben ik helemaal, hierin zit mijn hele leven”, creëert dit een nieuwe werkelijkheid voorbij de vastgeroeste beelden, voorbij de vaste vormen, woorden en gebruiken, en doet het ons de ander echt zien wie hij of zij is: een broer, een zus, een mens zoals wij.

Een gebaar dat ons aandacht doet krijgen voor waar het echt op aankomt: mensen aanraken met buitengewone aandacht en liefde, onze eigen zoektocht naar geluk laten doorkruisen door het gelaat van de kwetsbare andere, de bron van goed doen in elke mens aanboren, nieuwe toekomst en leven mogelijk maken.

Week na week, jaar na jaar, eeuw na eeuw doen we dit al, niet alleen, maar schouder aan schouder met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden.

Tafellied: Gij die weet wat in mensen omgaat…


Onze Vader

Vredeswens 

In het besef dat we met een klein woord elkaar iets heel groots wensen, zou ik zeggen: laten we elkaar nu vrede wensen…

Slotlied: Zegenen wij elkaar met licht…

 

*

foto: G.Vanhercke (Lissabon)