Godsdienst en keuzes maken – Jacobusbrief

 Viering van zondag 11 augustus 2013

Biddend welkom

Goede morgen,
laten we elkaar verwelkomen
en de Eeuwige groeten
met “het lied op de drempel”…

Gij, Onuitsprekelijke,
we hebben elkaar opgetild,
en we hebben U genoemd:
Naam die ons geschapen heeft.
Kwetsbaar beeld van God met ons.
Warme straling, nieuw begin.
We vragen U:
wees hier aanwezig,
kom in ons midden.

(paaskaars)

Dat uw licht in ons mag branden,
hier – in deze viering,
straks – als we terug thuis zijn.

Geef dat wij
ons rotsvast vertrouwen
in U
niet verliezen,
maar help ons tegelijk
niet uw Naam
te misbruiken
voor onze zelfgemaakte
zekerheden.

Amen. 

 

In aansluiting met wat Jo en Marie-An verleden week hier hebben gezegd over stereotiepe denkpatronen, gaan we het in deze viering hebben over het belang van godsdienst en levensopvatting bij de keuzes die mensen maken.

 

Eerste duiding: “Godsdienst en ideologie”

Van Jordanus van Saksen, de opvolger van Dominicus, wordt gezegd dat de man zo’n uitstraling had dat moeders hun zonen thuishielden als hij, op zoek naar nieuw talent voor de Dominicanenorde, ergens kwam prediken. Het is van alle tijden: mensen, vooral jongeren, ronselen voor de goeie zaak. Ik was 15 jaar, en bij ons op ’t college, kwam een broeder enthousiast reclame maken voor zijn congregatie. Ik stond in vuur en vlam. De broeder is nog bij ons thuis geweest, maar gelukkig hebben mijn ouders hem én mij duidelijk kunnen maken dat ik later, na het college, zelf in volle vrijheid mijn keuze zou mogen maken. Wat ook gebeurd is. Dit is nog een vrij vertederend voorbeeld. Erger is het, wanneer jongeren religieus ge-enthousiasmeerd  worden en vervolgens geronseld om hun leven op het spel te zetten door te gaan vechten tegen de vijand van de goeie zaak. En dit in naam van een consequente beleving van godsdienst, geloof of levensovertuiging. Waarom zou je niet op een idealistische manier je geloof mogen, ja zelfs moeten omzetten in daden? Dan kan dat geloof ook echt zin geven aan je leven.

Twee voorbeelden. Dicht bij ons zijn er de moslim-jongeren die, tot wanhoop van hun ouders, naar Syrië vertrekken om met de Syrische opstandelingen te vechten tegen het regime. En tijdens de laatste wereldoorlog waren er de jongens die zich aansloten bij het Vlaams Legioen om, samen met de Nazi’s, Europa te gaan bevrijden van het zogenaamde goddeloze bolsjevistische gevaar. Tussen beide groepen vind je een opvallende gelijkenis.  Bepaalde extremistische religieuze leiders – imams, priesters of paters – gebruiken het geloof als onomstotelijke overredingskracht. Van een van mijn, ondertussen overleden, confraters is bekend dat hij jongeren opzwepend toesprak met een geweer in zijn hand en riep: Rome of Moskou. Dat kan in onze hedendaagse oren potsierlijk klinken, maar ik kan mij een gelijkaardig scenario ook nu bij moslimjongeren best voorstellen.

Over die problematiek nadenken is een kiese zaak. Wie zijn wij om achteraf de grote standpunten in te nemen over keuzen en overtuigingen in het verleden van anderen. Dat kunnen en willen we niet. Al was het alleen maar omwille van datgene wat Jonathan Littell, een in het Frans schrijvende Amerikaanse jood, schrijft, en ik citeer. “Ik ben schuldig en u niet, mooi zo. Als u geboren bent in een land en in een tijd waarin niemand uw vrouw en kinderen komt vermoorden, en waarin ook niemand u komt vragen andermans vrouw en kinderen te vermoorden, prijs dan de Heer en ga in vrede. Maar vergeet dit nooit: u hebt misschien meer geluk gehad dan ik, maar dat maakt u nog niet tot een beter mens.” Dat kan tellen. Enige nederigheid is dus geboden. Wat willen we dan wel doen?

We willen wel nadenken over de vraag hoe we ons kunnen wapenen om onze godsdienst of onze levensovertuiging niet te gaan gebruiken als een ideologie. In welke betekenis gebruik ik hier ‘ideologie’? Het woord ‘ideologie’ wordt dikwijls in twee verschillende betekenissen gebruikt. Er is een neutrale definitie waarbij ideologie gelijk staat met wereldbeschouwing of maatschappijvisie. En er is een kritische definitie waarbij ideologie wordt beschouwd als vals bewustzijn. Ik ga uit van die kritische definitie, waarbij ideologie dan elke vorm van denken is die de neiging vertoont om zich te ontwikkelen tot een gesloten systeem en zich immuun opstelt tegenover om het even welke vorm van kritiek of vernieuwing. Elke godsdienst of filosofie of wetenschap kan ontaarden in ideologie.

Je kan het merken aan een aantal zaken als levensovertuiging of godsdienst een ideologie is geworden. Ik som die even op, en laat elk van jullie concreet invullen.

– Als ik zeg dat mijn opvatting, of mijn godsdienst of mijn eigen interpretatie ervan alleen de waarheid op zak heeft en dat ze de hele werkelijkheid kan verklaren, dan sta ik niet open voor echte vernieuwing van inzicht. Dan is ook elk gesprek overbodig, tenzij om de ander mijn inzicht op te dringen. Dat gaat op zijn beurt gepaard met een autoritaire praktijk: aangezien ik de waarheid heb, vind ik dat ik het recht heb om in naam van die waarheid anderen te beoordelen, te veroordelen en zelfs te elimineren. De ander en de vrijheid van de ander worden hier totaal miskend. Dictaturen, éénpartijstelsels en secten zijn hier pijnlijke voorbeelden van.

– Ook nog kenmerkend voor een ideologie is, dat ze niet openstaat voor nieuwe ervaringen. Als ideoloog zal ik nieuwe ervaringsgevens alleen maar aanvaarden wanneer ze passen in mijn eigen verstaanshorizon Als ik niet kritisch sta ten aanzien van mijn eigen denkbeelden, als ik blijf vastzitten in bijvoorbeeld een verouderd wereldbeeld, of een negentiende eeuwse opvatting over lichamelijke beleving, enz., dan zie ik nieuwe feiten gewoonweg niet, of ik ga ze als onbelangrijk of als moreel slecht beschouwen, of ik ga ze als uitzonderingen bekijken.

– Bovendien stel ik als ideoloog mijn eigen uitgangspunten nooit in vraag. Want dan sla ik een bres in mijn eigen zekerheid. Maar meestal zijn die uitgangspunten allesbehalve onbetwijfelbare fundamenten, maar eerder opties en waardeoordelen die niet strikt kunnen bewezen worden. Maar dat potje moet ik gedekt houden, om individuele chaos te vermijden.

– Tenslotte is er het gebruik van cliché’s, ongecontroleerde uitspraken die men overneemt of napraat: “men zegt”; “het is wetenschappelijk bewezen dat”; “het staat zwart op wit in de bijbel”.

De vraag dient hier gesteld of in het geval van de jongeren die naar Syrië trekken of van de jongens die naar het Oostfront gingen, de godsdienst, islam resp. christendom, ideologisch werd misbruikt. Ik ben geneigd om daar ja op te antwoorden. Maar ik spreek daarmee geen enkel oordeel uit over de jongeren die effectief zijn gaan vechten. Anderzijds is er de vraag of ons christendom dan niet mag oproepen tot idealistische inzet, politieke stellingsname, morele beslissing enz. De tweede duiding gaat met die vraag verder.

Tweede duiding: “Egotripperij of maatschappelijke keuze”      

Ik wil graag met jullie nog even blijven stilstaan bij de tekst van het lied dat we zonet zongen. Het is immers een lied dat we al van bij het begin van deze vieringen, 30 jaar geleden, kozen omdat het zo sterk onze overtuigingen verwoordt.

Twee handen schoongebleven door onpartijdigheid, spreken van een geloof dat op ‘veilig’ speelt, geen risico’s neemt. Dat eigenlijk vooral fatsoen nastreeft en de status quo. Dat zich niet mengt in de complexe maatschappelijke situaties. Dat zich comformeert met toestanden en wantoestanden. Liever dan vuile handen te krijgen, dan vergissingen en fouten te maken en terecht of ten onrechte kritiek te krijgen. Het is een geloof aan de kant van de macht, van de bestaande verhoudingen ook al noemt het zich ‘onpartijdig’, precies omdàt het onpartijdig wil zijn.

Tegenover schoongebleven handen staan wellicht vuile handen. Handen die uitgestoken worden, die het risico nemen partij te kiezen. Het risico lopen om een verloren zaak te dienen, handen die zichzelf op het spel zetten. Bij het einde van dat eerste vers volgt een oproep om de handen ‘uit te steken’, in toewijding aan God. Wat die toewijding inhoudt wordt verderop verteld.

Om onpartijdig te blijven moet je wel ogen en oren afsluiten voor de ellende die heel direct op ons afkomt. Dat vertellen ons de verzen twee en drie.  Ogen en oren afsluiten voor de miserie die niet enkel via de media tot ons komt maar zich aan onze grootwarenhuizen, aan onze kerken, op de Zuiderse stranden…. toont.

Je voor die ellende afsluiten betekent blijkbaar dat ook de hoop van deze mensen je ontgaat. We horen hun lied niet, besluit het derde vers, een hoopvol mensenlied.

Maar met onze handen, ogen en oren kan er ook iets anders gebeuren. Ze zijn immers tot alle goeds in staat. ‘Herscheppen wij de aarde’  zingen we in alle bescheidenheid (!). Tot niet meer of niet minder worden we geappelleerd: tot herschepping, tot een nieuwe vormgeving, nieuwe verbanden, nieuwe beelden, nieuwe gehelen.

Dit houdt in dat we een ‘keuze maken,  vroeg of laat’. We kunnen niet langer bunkeren in onpartijdigheid. Dat lijkt al een eerste heel ruime inhoud voor wat toewijding aan God kan betekenen: herscheppen van de aarde.

De verzen vijf en zes geven verder een richting aan:  het leven delen, met al het lief en leed opdat geen leed ongeweten zou blijven, geen traan ongezien, geen man, geen vrouw vergeten….

Waar dat gebeurt is God ons aan te zien.

Onze liederenbundels zijn meerdere malen opnieuw samengesteld. Sommige liederen bleken te tijdgebonden, raakten versleten enz…. Dit bleef behouden. Blijkbaar blijven we ons op een of andere manier herkennen in dit lied en kan het ons blijven oriënteren.

Op de vraag of ons christendom mag oproepen tot idealistische inzet, politieke stellingname en ethische keuzes antwoordt dit lied heel duidelijk: ja. De aarde zo herscheppen dat God ons aan te zien zou zijn. Christelijk geloven is niet enkel een kwestie van de binnenkamers waarin persoonlijk heil gezocht kan worden, christelijk geloven heeft alles te maken met partij kiezen en je handen durven uitsteken opdat geen leed ongeweten zou blijven, geen man, geen vrouw vergeten.

Hoe banen we dan een weg tussen, enerzijds, ideologisch misbruik van godsdienst waarin mensen geslachtofferd worden omwille van de schoonste idealen en, anderzijds het soort burgerlijk gesetteld godsdienstbedrijf dat vooral moet dienen om mijn persoonlijk religieuze behoeften te bevredigen? Een soort spirituele egotripperij die de samenleving laat voor wat ze is en het hoofd wegdraait of de schouders ophaalt bij het gezicht van onrecht en ellende.

De vraag is veel te complex om hierop antwoorden te formuleren. Elk antwoord roept heel wat nieuwe vragen op. Ik stel voor dat we ons oor te luisteren leggen bij een tekst uit het tweede testament. De brief van Jakobus kan ons met zijn heel concrete aanwijzingen misschien wel wat inspiratie bieden. Het loont de moeite de brief in zijn geheel eens te lezen. Hij is ons niet zo vertrouwd op een enkele passage na. Voor vandaag koos ik enkele fragmenten rond thema’s die volgens mij een aanzet tot antwoord bieden.

Wie is Jakobus die deze ‘brief’ schreef?

Steeds meer exegeten zijn de mening toegedaan dat het wellicht de broer van Jezus is. De broer die hem tijdens zijn leven niet gevolgd is maar die na dood en verrijzenis van Jezus in de eerste kerk in Jeruzalem een leidinggevende rol heeft gespeeld. Hij wordt ‘de rechtvaardige’ genoemd. De ‘tsaddik’. Degene die door vroom en wetsgetrouw handelen zijn geloof beleeft. Inhoudelijk sluit hij heel sterk aan bij het evangelie van Matteüs. En in het bijzonder bij de Bergrede.

 

Lezing uit de Jacobusbrief (fragmenten)

2:5 Hoort, beminde broeders-en-zusters van mij:
heeft God niet wie arm zijn voor de wereld
uitgelezen als rijken in geloof
en erfgenamen van het koninkrijk
dat hij beloofd heeft aan
wie hem beminnen?-

2:8  Als ge (echter)
de Wet van het koninkrijk vervult,
naar het Schriftwoord
‘beminnen zul je je naaste, als jezelf’ (Lev. 19,18),
dan doet ge góed;

2:14 Wat baat het, broeders-en-zusters van mij,
als iemand zegt geloof te hebben
maar de werken niet heeft?
Dát geloof kan hem niet redden!

2:15 Als een broeder of zuster
niets hebben om aan te trekken
en gebrek hebben aan het dagelijkse voedsel,

2:16 en er zegt iemand, een uit u, tot hen:
‘gaat heen in vrede,
kleedt u warm, en eet goed!’-
en ge geeft hun niet eens
wat zij voor het lichaam behoeven,-
wat baat dat?

2:17 Zo ook het geloof:
als het geen werken inhoudt,
is het dood, op zichzelf genomen.

2:24 Ziet dan in dat een mens
door zijn wérken een rechtvaardige wordt
en niet door geloof alleen!

3:13 Wie is er wijs en verstandig bij u?-
laat hij door zijn goede wandel
zijn werken tonen,
in een zachtmoedigheid
die bij wijsheid hoort;

3:14 maar als ge bittere naijver en twistgierigheid
in uw hart houdt, beroem u niet
en liegt niet tegen de waarheid!-

3:15 dat is niet de wijsheid die van bóven komt,
maar een aardse,
al-te-menselijke, demonische;

3:16 want overal waar naijver
en twistgierigheid is, daar heersen
onrust en allerlei laakbare praktijken;

3:17 maar de wijsheid van bóven is allereerst kuis,
en dan ook vredelievend,
vriendelijk, volgzaam,-
vervuld van barmhartigheid
en goede vruchten,
onpartijdig en ongeveinsd;

3:18 maar de vrucht van de gerechtigheid
wordt in vrede gezaaid
door hen die vrede dóen.

 

Om wijsheid willen we bidden

met het lied in de kaft nr 73 (Om herscholing in wijsheid)

 

Tafeldienst: inleiding

We gaan aan tafel en gedenken Jezus van Nazareth.
De man die mens en samenleving confronteert met zichzelf
De waarheid over ons bestaan aan het licht brengt.
Die mensen aanraakt met een buitengewone aandacht en liefde
En daardoor de bron van goed doen in elke mens vrijmaakt.

Hier staat de tafel van mensen die hun eigen zoeken naar geluk laten doorkruisen
Door het gelaat van de vreemde, kwetsbare en gekwetste andere.
Een tafel waaraan we allen genodigd zijn,
Waar elkeen gehoord en gezien mag worden
En tot haar recht mag komen.

Rond deze tafel voeden we onze honger naar vrede
Onze dorst naar liefde
Zo gedenken we het laatste avondmaal van Jezus
Verbonden met allen die lijden aan onwaardige verhoudingen
Verbonden met allen die opstaan tegen onrecht
Verbonden met allen die strijden om menswaardigheid
Met bekende en onbekende tochtgenoten
Verbonden met allen van wie we onderweg afscheid hebben genomen, onze lieve doden.

 

(foto G.Vanhercke – St Baafsabdij Gent)