Wij herinneren ons Huub Oosterhuis (Bart Pieters)
Beste allemaal, op de avond van paaszondag 2023 stierf Huub Oosterhuis. Op het feest van de ‘uittocht uit alle slavernijsystemen van de wereld’, zoals hij het noemde…
Diezelfde middag zong zijn dochter Trijntje in de Amsterdamse Dominicus, daarbij begeleid door o.a. haar broer Tjeerd, met hun vaders liedjes de sterren van de hemel.
“De steppe zal bloeien” zongen we met haar mee én we deden dat een week later ook met een 100-koppig koor tijdens Huubs uitvaart. Letterlijk te nemen ook, uitvaart, want hij werd na een magistraal aangehouden ‘In Paradisum’ naar de begraafplaats Zorgvlied gevaren, daar rust zijn lichaam nu in de buurt van Liesbeth List, Ramses Shaffy en Annie MG Schmidt…
Huubs uitvaart in de Westerkerk bevatte op zijn uitdrukkelijk verzoek elementen als het gregoriaanse ‘Requiem aeternam’ bij aanvang en de absoutes op het einde. Het was Liturgie.
Na het concert van paaszondag was Huub immers gestorven. Dat kon dus gek genoeg niet mooier. Op deze paasdag ‘werden zijn dagen vol’, zoals de hem zo dierbare joodse Schrift het noemt.
Honderden liedjes, zoals hij ze noemde, schreef hij. Liedjes die raken, die ontroeren en die taal geven aan waar wij vaak geen taal voor vinden. Ze klinken wekelijks uit duizenden kelen in Nederland, Vlaanderen, Duitsland, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika… Of ze worden mee-geneuried door hen die niet meer zingen kunnen. En die liedjes blijven we zingen tot we erbij neervallen…
Ik zong ze nóg niet mee toen ik in 1986 voor het eerst neerstreek in het Brugse Grootseminarie en de naam Huub Oosterhuis was mij maar vagelijk bekend. In de kapel waar ik toen ‘kerkte’ in Kortrijk zong men wel ‘ns een klassieker waar dan dié naam bijstond “Zolang er mensen zijn op aarde” (tekst: Huub Oosterhuis).
Toen ik daar in dat prachtige maar ook koude gebouw aan de Brugse Potterierei de ijzige wind ervaarde die door de kerk waaide en daarover sprak met een vriend bezorgde hij mij gelijk een interview met Oosterhuis.
Hij sprak daarin over eucharistie als ‘aanklacht tegen het cynisme’, over afspraken die we met elkaar moeten maken in verband met de Godsnaam en wat we daaronder verstaan en elk jaar, bij voorkeur met Kerstmis, moeten hernieuwen.
Huub Oosterhuis: pastor, dichter, oud-jezuïet, voorganger in de Amsterdamse Studentenekklesia, luis in de pels van het Nederlandse episcopaat, echtgenoot, vader, socialist…
Het triggerde mij allemaal maar dat het gevoelig lag werd ik ook snel gewaar: de teksten van Oosterhuis werden tijdens de priesteropleiding door de weinige vooruitstrevende priesterstudenten clandestien gelezen.
Ben van religie niet
Ben van religie niet.
Heb wel de stem gehoord
van het bevrijdingsvisioen
dat gloedrood in de Joodse Bijbel
staat geschreven.
‘Gelijke rechten op geluk
de zachte krachten van de solidariteit
genade brood voor ieder mens
uittocht uit alle wrede slimme
martelende slavernijsystemen
ooit en steeds opnieuw bedacht.’
De stem die dit
tot mijn geweten spreekt
is god voor mij.
En als ik zing uitzinnig ingetogen
in eigen zieletaal of Bach aanhoor:
’t gaat over dit, die god alleen ….
en verder godsdienst geen.
Op 26 oktober 2002 hadden we in Kortrijk iets te vieren. Ik had het snode plan opgevat om Huub Oosterhuis daarvoor uit te nodigen. Sommigen hadden mij dat afgeraden: “Hij is een Nederlander en vraagt veel geld” of nog: “Oosterhuis komt zijn afspraken niet na; hij belóóft te komen en stuurt dan zijn kat…”.
Ik schreef dus een ouderwetse brief naar Amsterdam en vroeg hem of hij die avond naar Kortrijk wilde komen voor een ‘Bijbelse liedavond’ mét toespraak. We zouden wel zien…
Enkele dagen later een gedragen Nederlandse stem op het bandje: “Dag Bart. Met Huub. Ik kom graag naar Kortrijk op 26 oktober. Bel me.”
De avond was een succes: de Sint-Maartenskerk, waar zijn liederen tijdens de liturgie toen regelmatig klonken en niet énkel de klassiekers, zat afgeladen vol, zelfs op het doksaal hadden we stoelen gestouwd.
Er werd gezongen dat het een lieve lust was en het was stil toen hij zijn toespraak hield. Een tjokvolle kerk op zaterdagavond. Voor een Bijbelavond. Il faut le faire, zeggen ze in Kortrijk.
Het was de eerste van enkele tientallen dergelijke avonden die in de daaropvolgende 2 decennia overal in Vlaanderen werden gehouden: van de kust tot in het diepe Limburg. Overal zijn we geweest. Meestal in een tot de nok gevulde kerk, kapel of aula. De laatste keer, je was er misschien bij, was hier in Gent, in Dominicus. Kort daarvoor had hij een kleine tia (beroerte) gehad maar dankzij de chauffeur van zijn dochter en een ijzersterke wil wilde hij hier absoluut zijn. Eerder had een liedprogramma met Bernard in Leuven (Lemmens) diepe indruk op hem gemaakt en het vooruitzicht op een nieuwe samenwerking in een gemeenschap waar hij inmiddels veel over gehoord had, waren een plus.
Huub kwam altijd al ontzettend graag naar Vlaanderen. Hier geen gedoe over het opnemen van zijn teksten in Zingt Jubilate, geen bisschoppen al té rigide bisschoppen…
We werkten vaak met koren samen of anders stond er vooraan wel een begenadigde cantor als Bernard de Cock die iedereen aan het zingen kreeg.
Het was ook in Vlaanderen (Schoten) dat hij Alex Mulder, een nederbelg en multimiljonair, opzocht in zijn kasteel en van hem gedaan kreeg dat hij ‘De Nieuwe Liefde’ en héle werking ervan financierde.
Huub was zijn afspraken hier altijd nagekomen: ik herinner me niet één keer dat hij er niét was en van de gages die hij vroeg, zou hij in elk geval nooit rijk worden. Wat hij kréég werd bovendien geïnvesteerd in de projecten, in de lonen van de medewerkers van de Ekklesia. Ja, hij woonde in een huis in de buurt van het Vondelpark maar dat was eigendom van zijn dochter. Hij reed vroeger met een aftandse auto die geen stuiver meer waard was. Huub leefde bepaald sober.
Huub werd ook de peter van het Vlaamse Oosterhuiskoor dat vaak met hem meereisde als hij hier op tournee was.
Ik leerde Huub in die méér dan 20 jaar goed kennen als een van de warmste mensen die ik heb mogen ontmoeten tijdens mijn leven. Er was zijn passionele inzet voor de bevrijdende lezing van de Bijbel zoals hij die voorstond en alle projecten waaraan hij ten grondslag lag en zolang hij leefde ook leiding aan gaf maar hij was ongemeen attent voor zoveel mensen die een beroep op hem deden. Talloos zijn de uitvaarten die hij zelf voorging, de kinderen die hij doopte in De Rode Hoed, de zieken die hij bezocht. Hij was éérst en vooral pastor: mens met de mensen.
Tussen haakjes vertel ik hier wel even bij dat hij behalve religieuze poëzie ook een meer profaan repertoire aan dichtbundels bij elkaar schreef.
Eigenlijk is Huub in zijn hart ook altijd jezuïet gebleven. Toen de Amsterdamse jezuïetengemeenschap hem enkele jaren geleden uitnodigde om een avond met hen door te brengen en samen de maaltijd te gebruiken, is hij daar graag op ingegaan. Er klonken excuses voor wat de orde hem lang geleden had aangedaan middels de generale overste en spijt ook dat het zo was gelopen.
In 2021 kreeg hij een Nederlandse bisschop op bezoek met een document getekend door de paus, nota bene ook een jezuïet, waarin die hem bedankte voor alles wat hij voor de liturgie had gedaan en betekend. Het kan verkeren…
In 1964 werd Oosterhuis priester gewijd en een jaar later benoemd als studentenpastor in de Amsterdamse Studentenekklesia.
Hij ontwierp er teksten voor een nieuwe Nederlandstalige liturgie en werkte samen met een andere jezuïet die voor hem van groot belang is geweest in zijn leven: de in 2008 op hoge leeftijd overleden pater Jan van Kilsdonk, de “Kils”, zijn godsdienstleraar uit de retorica. Een andere oud-leerling van de beroemde Nederlandse jezuïet en toenmalig ordegenoot aan zijn zijde bij het componeren van die eerste en belangrijke liedjes was Bernard Huibers die net als Huub zou uittreden maar later wel zou breken met God en christelijk geloof. Niet zo Huub.
Toen een collega daar in de sixties moest uittreden omdat hij wilde trouwen en de bisschoppen van geen wijken wilden weten, koos de Amsterdamse ekklesia ervoor om ‘buiten de verantwoordelijkheid van de bisschoppen’ verder te gaan. 95% van de bezoekers stond daarachter.
Huub had toen ook besloten om te trouwen met Josefien, een violiste. Een jaar later is hij dan als gehuwd man voorgegaan in de eucharistie en dat was natuurlijk over alle Romeinse grenzen heen. Hij kreeg dreigbrieven; ze zouden hem van het altaar sleuren en de wereldpers smulde ervan.
Zijn voorgaan in de eucharistie toen kostte hen de aanstelling als studentenpastores. Ze moesten de kapel van het Ignatiuscollege, waar ze elke zondag 3 diensten hielden, verlaten en trokken in 1971 naar de protestantse Amstelkerk waar ze gewoon verder deden.
Huub realiseerde zich dat die hele onzalige geschiedenis met de roomse kerk en de eigen omgang met haar liturgische traditie achter hen lag, maar het was op dat ogenblik niet duidelijk hoe het dan wel verder moest.
Hij ging in de leer bij rabbijn Yehuda Aschkenasy, een overlevende van Auschwitz. Hij doceerde jodendom aan de Amsterdamse katholieke hogeschool en gedurende een jaar ging Oosterhuis elke dinsdag naar hem toe om te ‘lernen’. De eerste vraag die Huub hem stelde ging over het begin van psalm 14: ‘De dwaas zegt in zijn hart: er is geen god.’
‘Wat betekent dat?’ vroeg Oosterhuis, ‘ wie is die dwaas?’ Ze gingen lezen. Hij sloeg het Elia-verhaal op, over de wijngaard van Nabot, die koning Achab wilde kopen, wat Nabot weigerde, waarop Achab Nabots zoon vermoordde en de wijngaard in bezit nam. Achab was een ‘dwaas’.
Zo doorliepen ze de héle Bijbel. Zo kwam Huub er geleidelijk in en hij is er altijd in gebleven.
Van Ashkenasy leerde hij dat het Exodusverhaal (uittochtverhaal) de kern van de Bijbel is. Die gesprekken gaven hem nieuwe grond onder de voeten. ‘Uittocht uit alle wrede slimme / martelende slavernijsystemen / ooit en steeds opnieuw bedacht’. Die mantra is Huub altijd blijven herhalen; het is het bevrijdingsvisioen dat ‘gloedrood geschreven staat in de Joodse Bijbel’ dat hij altijd trouw is gebleven en dat hij heeft vertaald in al die teksten. In de Bijbel is God de stem die tot ons spreekt over die uittocht.
Huub trok ongeveer anderhalf jaar op met Ashkenasy en was vanaf de middelbare school ook bevriend gebleven met Ton Veerkamp die de Bijbel las vanuit zijn politieke engagement in Berlijn met socialistische jongeren uit Iran en Vietnam.
De inzet voor een andere politieke toekomst, die Oosterhuis ooit heeft doen fungeren onderaan een SP-lijst – hij haalde 10.000 voorkeurstemmen – had hij van Veerkamp.
Volgens Huub kan je de Bijbel wél vertalen in een politiek programma. Het generaal pardon waarvoor hij zich had ingezet, was daar een voorbeeld van. Dat gold volgens hem ook voor andere politieke items. ‘Daar kun je voor kiezen op grond van wat je in de Bijbel hebt gelezen’, vond hij.
NIEUW
Die nieuwe wereld, die komt anders
dan wij dachten en hoopten.
Zij komt met droogte wolven overstroming
aardbevingen brandende wouden,
luchtlagen verzadigd van CO²
misbruikte kinderen liegende kerken
met wreed getwitter in smoking
naakt in vernedering komt zij.
En wij aanschouwen en omhelzen haar,
zijn in haar. Niet wetend hoe verder.
Wij zullen stilte zingen, oefening
in solidariteit en volharding.
Wij zijn, zeg maar, van geloof hoop liefde
deze drie – de grootste is de liefde.
In zijn huwelijk met Josefien die nóg leeft en tijdens Huubs uitvaart aanwezig was, werden 2 kinderen geboren: Tjeerd en Trijntje, allebei zéér muzikaal bevlogen. Hij nam zijn kinderen al vroeg mee naar de diensten van de ekklesia waar ze speelden maar ook vertrouwd geraakten met hun vaders liederen.
Broer en zus vormden in de jaren-1990 de spil van de Nederlandse groep Total Touch. Trijntje ging daarna succesvol solo verder en bouwde een internationale carrière uit die haar bracht tot bij de nog niet zo lang geleden overleden Amerikaanse componist Burt Bacharach, op wiens begrafenis ze zong. Tjeerd bouwde een belangrijke opnamestudio uit waar de grootste Nederlandse artiesten opnemen én was jarenlang muzikaal leider van het langlopende project Kinderen Voor Kinderen… Zijn echtgenote, Edsilia Rombley, is ook een succesvolle Nederlandse zangeres.
Tjeerd was de voorbije jaren ook af en toe actief als componist van muziek op zijn vaders teksten en Trijntje zingt ze nu méér dan vroeger regelmatig tijdens liedprogramma’s.
Zijn oudste kleinzoon, Jonas, nu 19 jaar, vertelde vorige Allerheiligen, Huubs verjaardag, in een aflevering van het Nederlandse ‘Kruispunt’ over zijn bijzondere opa. “Hij was niet de opa waarmee je ging voetballen maar hij was er altijd voor ons. Hij was geïnteresseerd in wat we deden, had graag mijn vriendin ontmoet. Dat is er niet meer van kunnen komen. Ik kende hem als opa maar met ouder worden leerde ik de man kennen met wiens dood het 8-uur-journaal op tweede Paasdag vorig jaar opende: Huub Oosterhuis. Die net als ik in de Rivierenbuurt opgroeide en die voor zoveel mensen van grote betekenis is.”
Huub was gescheiden van Josefien maar inmiddels al lang samen met journaliste Colet van der Ven die ook voorganger is in de Amsterdamse Dominicus.
Als iemand aan een van zijn kinderen of kleinkinderen kwam, kreeg die Huubs toorn over zich. Toen Trijntje in haar eerste huwelijk jarenlang werd bedrogen door de vader van Jonas en de andere kinderen, was hij erg scherp voor de man die zo lang zijn schoonzoon was geweest.
Wie hij in zijn hart had zitten, kon zonder beperking op hem rekenen. Toen mijn papa, die hij nooit had ontmoet, was gestorven, kwam Huub – toen al tachtiger – zonder dat ik het wist over uit Amsterdam en was aanwezig in de kerk…
Ik geloof in het verhaal dat hier de zondag wordt gelezen. En uitgelegd. En bezongen. Aan de hand van teksten van Huub Oosterhuis en anderen. Ik geloof in wat geschreven staat. Geloven in het visioen, je daaraan toevertrouwen. Is geloven in het verhaal hetzelfde als geloven in de God van dat verhaal? Ook in de zin dat die God zou bestaan?
Daarover zullen de meningen – ook vanavond – wel verdeeld zijn.
Het is evenwel niet nodig om te geloven in het bestaan van God, op welke manier ook, om dat verhaal op een zinnige manier te lezen. Om er deel aan te krijgen. Om er inspiratie aan te ontlenen. Om er door te worden opgebouwd. Om in beweging te worden gezet. Dat is dan wel een horizontale beweging, geen verticale – onder ogen zien wat er gebeurt op deze aarde beneden.
Soms praat je met iemand over deze dingen. Over wat nog wel of juist wel en over wat niet meer. Huub werkte samen met Alex van Heusden, die samen met Huub de Bijbel bestudeerde en tot op het laatst aan een Thora-vertaling werkte, de zogeheten ‘vijf boeken van Mozes’.
Dat was niet enkel gestaag doorwerken, er was ook veel gesprek. Zo vroeg Huub Alex op een dag, voor hem totaal onverwacht: ‘Geloof jij het nog allemaal?’. Zijn antwoord: ‘Neen niet meer. Niet wat ons te geloven voorgehouden werd. Dat allemaal niet meer. Maar ik woon in het verhaal.’ Huub knikte. En zweeg.
Hij had toen al een liedtekst klaar die bij dat gesprek aansloot:
Openbaar u aan mij
bekende onbekende.
Die over u van heinde
en verre heeft gehoord
wil nu de spijs ontvangen
van één herkenbaar woord.
Eén herkenbaar woord. Eén. Wat zou dat woord kunnen zijn?
Onnoembaar onbekende,
zeg iets tegen mij.
(Bart Pieters opende met deze herinnering de Oosterhuis-herdenking in Dominicus Gent, januari 2024)