De viering van eucharistie

De viering van eucharistie


De viering van de eucharistie in Dominicus ervaar ik als een belangrijk moment. Een verdichtingsmoment. Wat zijn de belangrijke dingen in het leven? Dit moment is oriënterend voor het dagelijkse leven. Te weten waarom we er zijn en wat van belang is voor onszelf en voor onze medemensen.

Het is vooral een gemeenschapsgebeuren.

Er zijn vooral vertrouwde mensen met wie je ongeveer gelijkaardige ideeën deelt, ongeveer dezelfde verwachtingen hebt, maar er zijn ook een aantal minder vertrouwde mensen. Belangrijk is dat iedereen welkom is. We komen samen om te luisteren naar wat voorgangers te vertellen hebben en ook wat mensen uit de gemeenschap in brengen. We nemen ons eigen leven onder de loupe: waar staan we, hoe zit het met onze relaties: onze geliefden, ouders, kinderen. Er worden thema’s behandeld die handelen over ons gewone leven maar waar we ook staan met een eigen verantwoordelijkheid.

We stellen ons hierbij in een bepaalde traditie. Een geloofsgeschiedenis. We hebben op dit punt een hele lange, ingewikkelde en tegelijk boeiende ontwikkeling meegemaakt. Maar op de een of andere manier is het ons blijven boeien en zijn we er ons ook in blijven verdiepen. Vast gegeven is in elk geval de figuur van Jezus van Nazareth. Zijn persoon, leven en spreken, kunnen niet ontbreken. Jezus die als godslasteraar werd veroordeeld en wiens leven eindigde met de kruisdood, belijden wij als “opgestaan uit de doden”. Wat dit allemaal betekent is zaak van reflectie en overweging, van studie en van spirituele beleving. Het is verkondiging die niet los kan staan hetzij van ethische verantwoordelijkheid  noch van een hoop die niet klein te krijgen is.

 

We kijken even naar het verleden. Sinds de jaren 60 zijn we in een “nieuwe” andere kerk terecht gekomen. Belangrijk hierin was een soort “ressourcement”: terug naar de bronnen voorbij de kerkelijke autoriteiten die zichzelf hadden uitgeroepen tot de authentieke interpreten van die bron.

Terug naar de bron

Naar Jezus zelf. Want daar ligt toch het begin van de christelijke traditie. Of is dit te vlug gezegd? Er is in elk geval van Jezus zelf hem niets bewaard gebleven. Hij heeft niets op papier gezet. Hier of daar heeft iemand wel iets van zijn woorden onthouden maar nooit met de bedoeling daar een evangelie mee te schrijven. Dus ook niet over de vraag wat eucharistie voor Jezus betekende.

Jezus van Nazareth

 Enkele resultaten van de ressourcement.

Heeft hij wel de eucharistie ingesteld? Er bestaat consensus onder de exegeten dat Jezus het laatste avondmaal niet als paasmaaltijd gevierd heeft. Deze visie is een latere, theologische interpretatie die geïnspireerd is door het slachten van de lammeren en de voorstelling van Jezus als het ware lam Gods.

De voorstelling van een nieuw verbond (geïnspireerd door Jer. 31, 27-34)) of van het bloed van het verbond (zoals beschreven in Ex. 24, 8 waar het bloed van de offerdieren gedeeltelijk op het altaar wordt uitgegoten, deels over de mensen wordt gesprenkeld als teken van bloedgemeenschap en dus levensgemeenschap) is evenmin op Jezus terug te voeren. 

Ook het drinken van bloed (Mc 14,23 v) dat voor joden een gruwel is (zie Gen. 9,4; Lev. 17,10 vv) is te begrijpen als aansporing vanwege Marcus aan het adres van hellenistische christenen die afkerig waren van het samen drinken.

De visie van Jezus’ plaatsvervangende verzoening (Mc 14,24) die aanvankelijk werd toegepast op heel Israël (Jes 53, 12) is niet te vinden in de authentieke Jezuswoorden. Er zijn wel plaatsen waar gesproken wordt over het gewelddadig lot dat de profeten en gerechten te verduren hebben. Maar er is geen sprake van dat Jezus aan zijn dood een heilsbetekenis zou hebben toegekend. Hij heeft het wel gehad over het aanbod van het rijk Gods met de eschatologische dimensie die niet door de dood kon worden teniet gedaan.

Van beslissende betekenis is in elk geval de verankering van de eucharistie in de verrijzenis,  in het paasgeloof. Zoals ook de betekenis van Jezus als Christus zijn volle betekenis krijgt (na de verrijzenis) krijgt ook hiermee de maaltijd de volle betekenis van eucharistie in de zin van een maaltijd met de Verrezene. Zoals hiermee ook een ontwikkeling gepaard gaat van de verkondiging van Jezus zelf naar de verkondigde Christus door de kerk.

Paulus

We zijn dus zonder meer aangewezen op de  getuigen van het eerste uur. Zo komen we bij Paulus terecht en via hem bij bestaande groepen die hun leven interpreteren in navolging van Jezus. Het oudste document dat het heeft over eucharistie komt van Paulus. Maar die heeft Jezus niet gekend. De vroegste documenten (de brieven van Paulus) komen dus van iemand die geen leerling van Jezus is geweest. Die aanvankelijk zelfs heel vijandig stond tegenover die nieuwe beweging, en die hen wilde opsluiten. Paulus was Jood en farizeeër, en wilde de Thora plichtsgetrouw onderhouden. Maar op een bepaald moment is hij tot een nieuw inzicht gekomen waardoor hij zich heeft aangesloten bij die Jezusbeweging en daarin een vooraanstaande rol heeft gespeeld. Meer zelfs, Paulus is toonaangevend geweest wat betreft de verspreiding van het geloof in Jezus bij de niet joden. In die context lezen we ook de brieven die hij schrijft aan een aantal van deze gemeenschappen. Het gaat daarin niet alleen over de betekenis van het geloof in Jezus als de Christus maar ook over ethische kwesties en zelfs over liturgische aangelegenheden.

We vinden bij voorbeeld de weergave van de viering van de eucharistie die te vinden in 1 Kor. 10, 11 en 12. Paulus vermeldt uitdrukkelijk dat het gaat om wat hij zelf als overlevering ontvangen heeft. Het gaat dus over een reeds bestaande gewoonte of liturgische samenkomst. Men schat dat de eerste christengemeenschappen vanaf het jaar 40 te vinden zijn. Dat geldt ook voor de overlevering met betrekking tot de verrijzenis in 1 Kor.15, 3-5. Die teksten zijn niet door Jezus geschreven, ook niet door Paulus maar door eerdere volgelingen van Jezus. Sommige daarvan in reeds min of meer geformeerde gemeenschappen. Eventueel liturgische teksten.

Paulus heeft een heel eigen Jezusbeeld. Van de aardse Jezus weet hij niets. Wat voor hem belangrijk is, is dat de gekruisigde Jezus door God uit de doden is opgewekt en dat daarmee het perspectief op de definitieve vestiging van het Rijk Gods heel nabij gekomen is.

Voor Paulus staat Christus centraal in de eucharistie: Hij is het die de maaltijd voorzit, die de mensen samenroept. Zijn levensvoorbeeld spreekt van overgave tot in de dood. Zijn dood was geen absurd einde, geen radicaal fiasco. Hij blijft vertrouwen op God die hij zijn abba noemt. Dat  dit vertrouwen niet werd beschaamd wordt bevestigd door God die hem uit de doden deed opstaan. Hij is dan ook het hoofd van de gemeenschap dat samen het lichaam van Christus vormt. Hij is het fundament van de geloofsgemeenschap. Door hem wordt de gemeenschap samen gesmeed tot hechte verbondenheid en tot een samen gedragen betrokkenheid op de wereld.

Marcus, Matteus, Lucas

Marcus stelt de laatste maaltijd van Jezus voor als paasmaal (14,12 vv). Anders dan het beeld dat we bij Paulus krijgen stelt hij de maaltijd voor als eetmaal met de Twaalf, zoals hij ook bij andere gelegenheden samen met hen at. Marcus stelt deze maaltijd in verband met andere maaltijden die Jezus had met zondaars (2,15 vv), met het volk  (6, 35 vv; 8,1 vv). Het gaat dus om maaltijden als symbolen van zijn hele optreden dat gericht was naar mensen die niet meetelden.

Matteus is in zijn versie afhankelijk van Marcus. Maar gezien het evangelie van Matteus die een heel eigen visie huldigt in zijn kerkvisie, vinden we er eigen accenten. We hebben al veel duidelijker te maken met kerkverbanden die reeds van enige organisatie blijk geven, zoals dat ook bij Lucas het geval zal zijn. We vinden bij Matteus de toevoeging ten aanzien van Marcus betreffende de maaltijd van : het gaat over het bloed van het verbond (duidelijk verwijzend naar het verbond op de Sinai) tot vergeving van de zonden (26,28).

We kunnen moeilijk het belang onderschatten van de betekenis die hieruit is voortgekomen voor de hele christelijke spiritualiteit, die heel zwaar beïnvloed is geweest door schuldbesef en de vergeving van zonde en schuld door het lijden en sterven van Jezus “voor onze zonden”. Dat de zin  van Jezus’ dood volgens de officiële theologie doorklinkt tot de instellingswoorden van de consecratie zegt heel wat over het gewicht dat in de christelijke traditie is toegekend aan zondenvergeving en het wegnemen van schuld. Want die keuze is dus wel bewust gemaakt. Gestorven voor onze zonden. Het kadert binnen de exclusieve klemtoon die lange tijd toegekend is aan de betekenis van Jezus’ optreden dat zijn beslissende betekenis vond in lijden en kruisdood.

Ook bij Lucas stellen we vast dat de kerkvorming sterk doorspeelt in de beleving van de eucharistie als kerkstichtend in de navolging van Jezus. Bij Lucas staat een minder joods en een eerder “heidens” publiek voor ogen, waar de zorg om de joodse Thora niet meespeelt in de mate dat dit bij Mt het geval was. Lucas’ weergave van de eucharistie (het laatste avondmaal) draagt reeds een sterkere liturgische setting. 22,15-20 vertoont de kernmerken van een liturgische viering. Ook hier is er geen sprake van een verzoeningstekst of een zondenvergeving. Wel van het “doet dit tot mijn gedachtenis”. Daarmee wordt bij Lucas de klemtoon gelegd op de navolging.

Johannes

Hier staan we voor een eigen kader waarbinnen het getuigenis over Jezus van Nazareth gebeurt. Waar de synoptici hun verhaal vertellen aan de hand van de levensloop van Jezus (Marcusev) schuift dit bij Johannes quasi helemaal naar de achtergrond. In plaats dat Jezus wordt voorgesteld als de profetische figuur die het rijk Gods verkondigt, staat bij Johannes de figuur van Jezus zelf centraal. Niet zijn boodschap, maar hijzelf is de centrale figuur. Hij is in zijn persoon de inhoud van het goede nieuws. We krijgen bijgevolg een heel eigen Jezusbeeld waarbij er geen sprake is van de instelling van de eucharistie, maar waar we in de plaats daarvan een uitvoerige uiteenzetting vinden over het manna in de woestijn en het eucharistisch brood dat nu in de gemeenschap gedeeld wordt en dat de betekenis van het manna ver overtreft. Dat is één van de tekenen die Johannes voorstelt als de grote tekenen die aansluiten bij de joodse traditie maar die tegelijk overtroffen worden in de persoon van Jezus. Hij is het levend water, het licht van de wereld, de weg en de waarheid naar het leven, het brood van het leven, enz. De gemeenschap die in de maaltijd wordt gerealiseerd is de voorwaarde om “in Christus te zijn, in Christus te blijven, één met hem te zijn”.

De thema’s  die we vonden bij Paulus en de synoptici zoals verbond, verzoening, zondenvergeving dank zij Jezus’ lijden en sterven, de parousie, ontbreken. Johannes heeft een nagenoeg compleet sacramenteel kerkbeeld getekend aan de hand van de symbolische gestalten waarin hij Jezus voorstelt.

 

Recente ontwikkelingen

  1. De grondpijlers van de geloofsgemeenschap

De traditionele steunpilaren van de geloofsgemeenschap zijn vanaf de start de KUC-vieringen grondig in vraag gesteld en hebben geleid tot een heel nieuwe inhoud en vormgeving van de vieringen. Het wordt duidelijk in de innerlijke vervlechting van verkondiging , diaconie en liturgie.

a) Vanaf de jaren 70 staan we voor indringende bevragingen betreffende de inhoud van ons geloof. Zie E. Schillebeeckx met zijn Jezusboeken: een nieuwe inhoud voor de Jezusfiguur en zijn prediking had directe gevolgen had voor de geloofsbeleving. Het bleek in de bevrijdingstheologie, feministische theologie, het verzet tegen JP II, de 8 mei beweging. Zie J. Pohier die de liturgische  praktijk tegen het licht hield. De klemtoon op schuld en de behoefte aan verzoening roept vragen op die weerspiegeld worden in de liturgie. E. Drewermann brengt nieuwe inzichten aan dank zij zijn dieptepsychologische benadering. Er zijn de voortgaande exegetische inzichten die voortdurend vaste overtuigingen in vraag stellen. Er bestond een wijd verbreide belangstelling geïnformeerd te worden over de nieuwe inzichten die vooral in kringen van theologen circuleerden en waarvan zo weinig doordrong naar de basis. Mensen hadden de buik vol van de flauwe preekjes die inhoudsloos klonken. Er was honger naar degelijke kennis van de inzichten die nieuwe perspectieven openden. Vele stemmen ondersteunden deze inzichten. D. Sölle is een onvergetelijke figuur. En nog zovele anderen. Een ander godsbeeld, Jezusbeeld, kerkbeeld, sacramenten, enz. Het één sloot aan op het ander.

b) Een nieuw inzicht van wat eucharistie kon zijn daagde uit om geloof handen en voeten te geven in onze maatschappelijke engagementen en onze politieke keuzes. En het kon niet blijven bij alleen maar gepreek voor de afwezigen. Ook in eigen kring diende de diaconie te worden waargemaakt. Velen stelden zich vragen omtrent hun opstelling in maatschappelijke kwesties. Vaak voelden ze een tegenstelling of toch minstens een spanning  tussen de evangelische voorkeursoptie voor de armen en de concrete keuzes waar ze in hun beroepsactiviteiten mee te maken hadden.  De confrontatie met de uitdagingen enerzijds en de onmogelijkheden anderzijds waarmee men te  maken had bracht mensen soms in gewetensnood. Soms hadden mensen het gevoel met een schuldgevoel opgezadeld te worden waar ze geen blijf mee wisten. Ook die geluiden en de bezinning daarrond diende een plaats te krijgen binnen de liturgische viering.

c) Eucharistie is vooral een viering. Maar wat hebben we dan wel te vieren? Het blijkt niet meteen. Misschien wordt de inspiratie van het evangelie en het voorbeeld van Jezus op dit punt bijzonder relevant. Ook Jezus vond niet zomaar gehoor toen hij zijn blijde boodschap verkondigde. Hij kreeg te maken met verdachtmaking en werd beschuldigd van godslastering. In plaats van verwelkomd te worden diende hij tegen een mislukking aan te hikken. Dit is duidelijk het geval op het einde van zijn leven. Ogenschijnlijk een mislukking. Maar toch blijft hij vasthouden aan zijn vertrouwen op diegene die hij zijn vader noemde. Hij mag dan door de knieën gaan, het is voor hem een “door de knieën gaan” voor God. Het is een gebaar van zelfgave. Onvoorwaardelijk. Hij dient niets terug te nemen van wat hij gezegd of gedaan heeft. Uiteindelijk wordt hij door zijn vader in het gelijk gesteld. Dat zegt ons het verrijzenisgeloof. Hier staan we voor de beslissende geloofsvraag. Of wij in staat zijn te leven vanuit diezelfde hoop. We vieren dat deze hoop niet klein te krijgen is. Dat drukken we uit in een aantal eenvoudige maar veelzeggende beelden en symbolen. Wij stellen ons vertrouwen dat we hoe dan ook gedragen worden door een aanwezigheid, een presentie die we toezingen, een hand die ons draagt. Vanuit deze overtuiging diende het ritueel van de eucharistie herzien te worden, zodat het ook die geloofsovertuiging op een heldere manier kan uitdrukken.

  1. Ontdekking van de joodse traditie

De nieuwe benadering  van de mens Jezus zoals die de laatste decennia vorm heeft gekregen heeft ook de ogen van de christelijke traditie geopend voor de traditie waaruit hij afkomstig was en waar hij in deelde. Jezus was geboren en getogen jood, kind van joodse ouders, opgevoed volgens de Thora. Hij heeft deze traditie nooit vaarwel gezegd. Hij heeft er ongetwijfeld een eigen, persoonlijke duiding aan gegeven en er in zijn beleving heel aparte accenten in gelegd, maar jij was jood en is dat zijn hele leven gebleven. Dan moest hij ook wel veel wijsheid en inspiratie hebben geput uit zijn joodse traditie voor zijn persoonlijk leven.

Zo kreeg geleidelijk een andere ingesteldheid de voorrang ten aanzien van de joodse traditie dan vroeger het geval was. We leerden waardering op te brengen en inspiratie te vinden in de joodse geschriften, niet in het minst in de profetische geschriften. Vooral de bevrijdingstheologie vond in talloze verhalen inspiratie voor de situatie waarin hun medemensen waren beland. Te denken is aan de verhalen die spreken over bevrijding. Het verhaal van de uittocht uit het slavenhuis van Egypte werd toegepast op tal van gelijkaardige situaties die dringend een perspectief van bevrijding behoefden. Mensen eigenden zich dit verhaal toe. Het werd “hun” verhaal. Niet alleen de bekende profetische gestalten konden inspireren, er was ook heel wat wijsheid te putten uit de joodse Thora waar “gerechtigheid” een ware sleutelrol speelde als de droom van elke gemeenschap. “Gerechtigheid” staat als een visioen aan de hemel geschreven. Gerechtigheid doordringt de hele beleving tot in het heel concrete toe, zoals blijkt uit de wetgeving. Het blijkt bv. uit het belang dat gehecht wordt aan de sabbat, het sabbatjaar en het jubeljaar. Het gaat namelijk niet om een puur individuele beleving, het gaat telkens om het individuele en het gemeenschappelijke samen.

  1. De gemeenschap

Tot voor Vat II was de mis de zaak van de priester. Eucharistie was een individuele aangelegenheid. Priesterlijke identiteit was helemaal gelinkt aan de heilige mis. Een priester hoorde thuis in zijn pastorie. Hij diende zijn relaties met de gewone mens zoveel mogelijk te beperken. Alleen voor sacramenten in nood diende hij beschikbaar te zijn. Zijn voornaamste bezigheid was echter zijn dagelijkse mis. Hij stond er in naam van de kerkgemeenschap die hij in de geest vertegenwoordigde. De verplichte misdienaar diende als symbolische representant van de gemeenschap. Dit was de spiritualiteit van de priester die gestalte kreeg na het concilie van Trente. Het beeld van de priester als mislezer was algemeen bekend.

Het kerkbeeld van Vat II heeft een fundamentele verschuiving veroorzaakt door de gemeenschap voorop te plaatsen. Kerk betekent: samengeroepen uit de volkeren om gemeenschap te vormen rond de Verrezene. Het betekent niet alleen een spirituele band met Christus, het betekent meteen ook een onderlinge band van verbondenheid met elkaar.

Zo is gaandeweg een bewustzijn gegroeid waarin onderlinge vertrouwdheid  ook geleid heeft tot heel wat persoonlijke relaties en tot betrokkenheid bij mensen in problemen. Er zijn verschillende verantwoordelijkheden opgenomen die gezorgd hebben voor het blijven voortbestaan van de gemeenschap. Ook in haar materieel bestaan.

 

Ignace D’hert o.p.
30/08/2020
lezing op het halfjaarlijkse Breed Beraad van Dominicus Gent