De tent van het verbond (heropening na corona…)

Dominicus Gent

Viering van zondag 23 augustus 2020  

DE TENT VAN DE SAMENKOMST

(HEROPENING KERK NA CORONA)

 

Inleiding

Hoe en waar en wanneer kunnen wij spreken over God in ons midden? Er is in de geschiedenis van de joodse gemeenschap sprake van de tent van samenkomst als de plek waar JHWH aanwezig komt. Het beeld kan aantrekkelijk  klinken. Maar tegelijk is het moeilijk te zeggen wat hiermee juist bedoeld wordt. Want hoe gaat dat: God die aanwezig komt? Wellicht helpt ons het verhaal van het boek Exodus. Het verhaal van de uittocht.

Uittocht uit de slavendienst in Egypte. Mozes leidt het volk naar buiten, weg uit vernedering en onderdrukking. En hij gaat op weg, de woestijn door, naar het land van belofte. Hij doet dit niet op eigen initiatief, neen, hij doet het in opdracht van een hogere instantie. Op weg naar het land waar het goed leven en wonen is. Het wordt een lange en moeilijke tocht van veertig jaar. Mozes moet voortdurend optornen tegen het wantrouwen en de tegenkanting van het volk dat met hem meegetrokken is. Maar uiteindelijk is het land in zicht. Mozes gaat het land evenwel niet binnen. Hij sterft buiten het land. Het lijkt wel dat de vrucht van zijn inzet hem niet gegund is. Toch was hij ontegensprekelijk de leider die de Thora van JHWH had ontvangen: de goede spelregels die de kwaliteit voor het leven en het samenleven dienden veilig te stellen. Hoe moet het dan verder in het land zonder Mozes die toch best weet hoe die spelregels dienen te worden toegepast.

Mozes’ levensverhaal confronteert ons op een plastische manier met de uitdaging van Gods afwezige aanwezigheid. Mozes hoort niet bij het land. Hij heeft in de woestijn de Thora ontvangen van God als een leerschool van menselijkheid en samenhorigheid. Om die leerschool gaat het. Het is leerschool van de woestijn. Woestijn is ontbering; het is tekort, honger en dorst. Maar juist die omstandigheden zijn symboolgestalten waarin mensen leren wat geloven is. Dat ze elkaar op de been houden en niet aan hun lot  overlaten. Want beeld je maar niets in! Ook het land van belofte is geen luilekkerland, zelfs geen ideale maatschappij. Het gevaar is namelijk heel reëel dat het binnen de kortste keren een nieuw soort Egypte wordt. Wie de leerschool van de woestijn vergeet roept algauw om de terugkeer van de slavendienst.

Er ligt heel duidelijk een uitdaging besloten in Mozes’ leven dat ons als geloofsmodel wordt voorgehouden. Het hele verhaal van de uittocht uit Egypte, de tocht door de woestijn en de intocht in het beloofde land, laat de basismetafoor zien van de joodse spiritualiteit. Het is een triptiek. En we weten dat bij elk triptiek de beide zijpanelen onze aandacht niet willen vasthouden, maar dat ze vooral de aandacht richten op het middenpaneel. Egypte en het land zijn de beide zijpanelen die de aandacht richten op de woestijn. Dààr ligt immers de leerschool hoe we omgaan met Gods afwezige aanwezigheid.

 

Lezing : fragmenten uit het boek Exodus ( hoofdstukken 25- 39)


JHWH sprak tot Mozes en zei:

“Spreek tot de kinderen van Israël en zeg dat zij de tent van de samenkomst bouwen.  Ik zal wonen in hun midden, ik zal hun God zijn die hen uit de slavendienst van Egypte heeft geleid.  En zoals ik het jou laat zien, het bouwplan van de Woning en de modellen van al zijn dingen, zo zult gij het maken. “

Mozes sprak tot het volk : “Allen die van harte geven willen voor de tent van de samenkomst, brengen een gave : goud, zilver, koper, hemelsblauwe , puperrode  wol,… 

Alle wijze harten onder u, laat hen alles maken wat JHWH heeft opgedragen: de Woning, de tent, de planken en dwarsbalken, palen en voetstukken, de tafel, het brood, de kandelaar, het gordijn, de kledingstukken…”

Zes dagen is het werken  maar op de zevende dag is het sabbat . Want in zes dagen heeft JHWH hemel en aarde gemaakt, maar op de zevende dag is Hij opgehouden en herademde Hij. “

En zo geschiedde, ieder die van harte wilde meewerken, bracht een gave voor het werk aan de Tent der Ontmoeting . Zij kwamen – de mannen én vrouwen- en  brachten van harte  broches, neusringen, zegelring en halssnoer, alle dingen van goud. Elke man bij wie hemelsblauwe wol te vinden was, en ramshuiden roodgeblakerd en geitenleer, hij bracht het. Elke vrouw met een wijs hart spon eigenhandig de wol : hemelsblauwe, puperrode, karmozijn en linnen.

Enkelen heeft JHWH vervuld met een geest van God,  een geest van wijsheid en vaardigheid en kennis , om het te maken van goud en zilver en koper, om hout te snijden, heel kunstig, om al het bedachte te maken.  Alle wijzen van hart maakten de Woning uit tien tapijten van getwijnde linnen draden  en hemelsblauwe, purperrode, karmozijnen wol, met cherubs daarin geweven- een kunstwerk.

Bezaleël  maakte de ark van acaciahout,  125 cm lang, 75 cm hoog, 75 cm breed.  Hij stak de stokken door de ringen aan de zijkanten  om de kist  te kunnen dragen. 

Mozes richtte de woning op: hij plaatste de voetstukken, bracht de planken aan, plaatste de dwarsbalken en zette de palen overeind …  Hij zette de tafel neer .   Hij schikte daarop het brood voor het aangezicht van JHWH.

Mozes zag al het werk.

Mozes zegende hen. Zo werd het dienstwerk aan de Tent van de Ontmoeting voltooid.

En het overwicht van JHWH vervulde de Woning.  

 

Duiding

Luisteren  hoe ze die tent van samenkomst moeten bouwen, en dat vervolgens ook doen, is de  grote leerschool van de woestijn.  Dat is Thora.  

Thora, dat is in de bijbel  God die zich uitspreekt. Die mensen leert en smeekt om voor elkaar te zorgen.  Daarbij hoort een  totaal nieuwe ‘dienst’, zo anders dan de harde slavendienst in Egypte.  Daarom die tent van samenkomst, met  centraal daarin een kistje, een ark met die 10 spelregels, die 10 woorden van een God.

Maar het dreigt daar- in die leerschool van de woestijn- al vlug mis te gaan : een kleine groep kiest namelijk voor een ander project.  Ze zamelen goud in, de  leider praat hen naar de mond en geeft wat ze vragen,  ze maken ze een stierenbeeld  en vieren uitbundig  feest rond dat beeld.  

Enthousiasme en samenhorigheid genoeg maar Mozes en God worden er razend kwaad over. Afgodendienst is dit, zegt de bijbel.  Afgodendienst is weliswaar een gezamenlijk project waar mensen hun energie in steken,  plezier aan beleven,   maar het is helemaal is niet gericht op  de Thora doen.  Daarom moet er in die tent van samenkomst geen afgodsbeeld staan van het recht van de sterkste, maar  toonbrood, symbool om te delen met de weduwe, de wees en de vreemdeling.  Daarom staat de ark centraal, met de woorden voor een menselijke samenleving.

Nadat de afgodendienaars zwaar gestraft is, wordt de breuk tussen God en zijn volk weer hersteld.  Deze leerschool van vallen en opstaan maakt van de bijbel net zo’n realistisch en menselijk boek. Pas doorheen de breuk komt er een nieuw verbond. Het verhaal vertelt hoe mannen en vrouwen de tent van de ontmoeting bouwen .  En tenslotte  eindigt het verhaal   met  God  die afdaalt van zijn berg  en  komt inwonen in die tent, dicht bij de mensen.

Wat een vreemd slot van een boek dat  begint  met een schets van harde slavendienst in een  politieke, militaire en economische dictatuur.  Waarom volgt er dan als slot van dit boek dan geen krachtig  politiek-economisch slot, met bv. een sterke anti-faraofiguur?  Waarom geen beeld van dé rechtvaardige koning en een rijk van vrede?

Neen,  we krijgen geen euforisch happy end, maar  uitgebreide passages over de materialen, de afmetingen van de tent, de toewijding aan datgene wat moet gedaan worden. We krijgen een visioen van bevrijde arbeid, of zoals de bijbel het benoemt:  dienst in vrijheid, werk dat gezegend is. 

“Mozes ziet al het werk dat ze gemaakt hebben.  Hij voltooit het werk.  Hij zegent hen. “

Horen we hier niet het refrein van het scheppingsverhaal :  ‘God zag alles wat hij had gemaakt. ‘’Voltooid heeft God zijn werk . ‘’God zegende de zevende dag.’ 

Deze vrije dienst door mensen heeft een diepe religieuze betekenis, is echte ‘ gods-dienst’.    Dit dienstwerk is een weerspiegeling van dat grotere scheppende werk van God, zo suggereert de tekst.   Zoals God de wereld schept voor mensen om er  in vrijheid te wonen, zo scheppen  mensen doorheen een woning voor Gods aanwezigheid onder hen, gericht op de spelregels van goed leven en goed samenleven. 

Het verhaal stelt een scherp onderscheid: er is samenwerking onder mensen waarop geen zegen rust, maar een vloek , zoals de harde slavendienst, of afgodendienst.    Maar er is ook dienst waarin wel zegen gelegen is.  Waarin is die zegen voelbaar?   Ik denk dat in deze verhalen over vrije dienst ervaringen genoemd worden, die wij kunnen herkennen.   Geen euforische ervaringen,maar heel realistische en genuanceerde aspecten.

1.Vrije dienst : is samenwerking van gewone mannen en vrouwen  die het beste van zichzelf geven en  dit bovendien van harte doen.  Er is geen dwang. Er is vrijheid, weliswaar binnen het kader van de Thora dat God voor ogen heeft. 

2.Dit is een  werk van lange adem – de ellenlange beschrijvingen roepen  een hier en daar een sfeer op saaiheid, herhaling en  moeite op – maar juist al volhoudend ervaren mensen toch diepe voldoening.  Heel anders dan het instantfeest van de afgodendienst.

3.Dit werk realiseert iets moois,  met  prachtige design, warme kleuren.   Werk van vakbekwame vluchtingen.  Resultaat om trots op te zijn, en  plezier in het maken.

4.Opvallend is dat deze ‘vrije dienst’  tot stand komt in een context van werken én ophouden met werken.  Altijd opnieuw klinkt de oproep  om sabbat te houden, om te genieten en te herademen.   Hoe boeiend dit werk ook is, er is altijd de grens van de sabbat.   Geen  overwerkte geëngageerden, maar samen gedragen verantwoordelijkheid. Een ritme dat leefbaar is.  Ook dat is een belangrijke spelregel voor goed leven en goed samenleven. Wat een kritisch perspectief voor onze burn-outsamenleving.

Zo samenwerken en samen rusten, dat is Thora doen,  en we mogen erop vertrouwen dat daarin zegen ligt.    In het scheppingslied zegent God zelf zijn scheppingswerk en zegent hij de zevende dag.  In het begin van het boek Exodus zegent God de vroedvrouwen, die het leven van Mozes redden.  Hij zegent hen ‘met huizen’.    In dit verhaal  is het Mozes, die zelf de bouw voor de woning van God , en het werk  van alle deelnemers zegent.   Ik denk dat dit zegenen en gezegend worden erg belangrijk is om de vrijheid en de vrije dienst vol te houden.   Deze vrijheid van spreken is ons aangezegd.  Laten we dit elkaar voldoende zeggen, en laten wij elkaar voldoende zegenen.

 Bij mensen die samen  een  tent van samenkomst  bouwen en  bijtijds van ophouden weten om te vieren,  bij zulke mensen wil God komen inwonen.  Zijn overwicht vulde de tent. Nog niet de hele wereld, maar toch al deze tent van samenkomst, daar in de woestijn.

 

Eucharistisch tafelgebed


Gij die weet wat in mensen omgaat, aan hoop en twijfel, domheid, drift, plezier, onzekerheid,

Gij die ons denken peilt en ieder woord naar waarheid schat, en wat onzegbaar is onmiddellijk verstaat:

Gij toetst ons hart en Gij zijt groter dan ons hart. Op elk van ons houdt Gij uw oog gericht. En niemand, of hij heeft een naam bij U. En niemand valt of hij valt in uw handen, en niemand leeft of hij leeft naar u toe.

OMDAT GIJ HET ZIJT, GROTER DAN ONS HART, DIE MIJ HEBT GEZIEN EER IK WERD GEBOREN.

Maar nooit heeft iemand u gezien. In dit heelal zijt Gij onhoorbaar. En diep in de aarde klinkt uw stem niet. En ook uit de hoogte niet. En niemand die de dood is ingegaan, keerde ooit terug om ons van U te groeten. Aan U zijn wij gehecht. Naar U genoemd. Gij alleen weet wat dat betekent. Wij niet. Wij gaan de wereld door met dichte ogen.

OMDAT GIJ HET ZIJT, GROTER DAN ONS HART, DIE MIJ HEBT GEZIEN EER IK WERD GEBOREN.

Maar soms herinneren we ons een naam, een oud verhaal dat ons is doorverteld, over een mens die vol was van uw kracht, Jezus van Nazareth, een jodenman. In hem zou uw genade zijn verschenen, uw mildheid en uw trouw. In Hem zou, voorgoed, aan het licht gekomen zijn hoe Gij bestaat: weerloos en zelveloos, dienaar van mensen.

OMDAT GIJ HET ZIJT, GROTER DAN ONS HART, DIE MIJ HEBT GEZIEN EER IK WERD GEBOREN.

Hij was zoals wij zouden willen zijn: een mens van God, een vriend, een licht, een herder, die niet ten eigen bate heeft geleefd en niet vergeefs, onvruchtbaar is gestorven. Die in de laatste nacht dat hij nog leefde, het brood gebroken heeft en uitgedeeld en heeft gezegd: neemt, eet, dit is mijn lichaam – zo zult gij doen tot mijn gedachtenis.

Toen nam hij ook de beker en hij zei: dit is het nieuw verbond, dit is mijn bloed, dat wordt vergoten tot vergeving van uw zonden. Als je uit deze beker drinkt denk dan aan mij.

OMDAT GIJ HET ZIJT, GROTER DAN ONS HART, DIE MIJ HEBT GEZIEN EER IK WERD GEBOREN.

Tot zijn gedachtenis nemen wij daarom dit brood en breken het voor elkaar, om goed te weten wat ons te wachten staat, als wij leven hem achterna. Als Gij hem hebt gered van de dood, God, als hij, dood en begraven, toch leeft bij U, red dan ook ons en houd ons in leven, haal ook ons door de dood heen, nu. En maak ons nieuw, want waarom hij wel en wij niet, wij zijn toch ook mensen.

OMDAT GIJ HET ZIJT, GROTER DAN ONS HART, DIE MIJ HEBT GEZIEN EER IK WERD GEBOREN.

 

*

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)

*

foto’s G. Vanhercke

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.