Dominicus Gent
Aswoensdag 2017
Lied om ontferming
Wat is de mens, wat zijn de dagen die aan de mens gegeven zijn:
wankel geluk, winnen en wagen, nieuwe geluiden, oude pijn,
gras dat vergaat, niet minder niet meer,
bedacht zijn op de dood in keer en tegenkeer,
God geef de mens woorden van waarde.
Niet van brood alleen leeft hij.
God, geef de mens leven op aarde,
spreek hem van dode wetten vrij.
We zijn voortdurend bereikbaar en actief op gsm, facebook, twitter, Instagram. Winkelen is een ware calvarie omdat het consumptieaanbod een onoverzichtelijke chaos is en je onnozel wordt van het aanbod. Nochtans voelen en vermoeden we dat on-geritmeerd, on-begrensd en on-geremd leven ziek maakt.
Gelukkig zijn er ook restaurants waar je geen GSM mag gebruiken, gezinnen waar smartphones tijdens de maaltijd de kast ingaan, individuen die regelmatig een dag zonder TV, facebook, twitter en smartphone doorbrengen en mensen die naar het grootwarenhuis gaan met een paardenbril die focust op het huismerk om de veelheid niet te hoeven zien.
Misschien heb je ook deelgenomen aan de tournee minerale en vrijwillig een maand geen alcohol gedronken of ga je ook meedoen aan veertig dagen zonder vlees? Dan hoort u bij de gelukkigen die zichzelf helpen begrenzen, die de chaos hopen te beheersen.
Zich beperken, zich begrenzen beantwoordt ons inziens aan een diep-menselijke behoefte.
In het lied wat we daarnet zongen (“Wat is de mens, wat zijn de dagen die aan de mens gegeven zijn”) wordt de mens vergeleken met gras dat vergaat –niet minder niet meer-, en daarbij hebben we zingend gebeden: “God, geef ons woorden van waarde, geef ons leven op aarde en spreek ons van dode wetten vrij”. De veertigdagentijd is een prachtig cadeau -dat elk jaar terugkomt- om hier werk van te maken. Het cyclische van het kerkelijk jaar is sterk, het structureert onze tijdsbeleving én het zet processen in gang die meer zijn dan de natuurwet die ons als gras laat opschieten en vergaan. De vastentijd kan motor zijn van waardevolle, leven-gevende processen.
Ondertussen weten onderzoekers ons te vertellen dat een nieuwe gewoonte aanleren 66 dagen nodig heeft. Daarvoor is de vasten te kort… maar toch, een periode die elk jaar terugkeert toont vroeg of laat haar vruchten.
Enkele jaren geleden vertelde Ingrid in de Aswoensdagviering dat de vasten gekenmerkt wordt door goede voornemens maar dat je op Pasen steevast tot de conclusie komt dat het niet zo goed lukte als je je had voorgenomen…. Herkenbaar? Maar misschien klopt het niet helemaal in ruimer perspectief. Leren we doorheen deze processen bijvoorbeeld niet dat lukken en mislukken, weg en omweg, deel uitmaken van hetzelfde leven en kan die ervaring ons niet helpen om onszelf te aanvaarden mét lukken en mislukken? Vormt de focus die je ter harte neemt niet langzaam maar zeker (maar zeker langzaam!) jouw denken en handelen? Antoinette vertelde dat ze vele jaren na elkaar, telkens opnieuw het voornemen had in de vasten te oefenen in vertrouwen… tot op een bepaald moment dit voornemen bij de aanvang van de vasten niet meer nodig bleek…ongemerkt was dat vertrouwen gegroeid, ongemerkt was die verandering een feit.
De veertigdagentijd ingaan is de kansen aangrijpen om in een Messiaanse levensdynamiek te gaan staan, om vertrouwen en verbondenheid in de focus te zetten: zich toevertrouwen en overgeven aan goed nieuws voor deze wereld, getrokken worden door wat goed, waar en schoon is, …
Het gaat niet zozeer om zekerheden verwerven maar eerder om zekerheden loslaten opdat het nieuwe zou kunnen beginnen. In deze periode mogen we ervaren dat we niet aan onszelf zijn overgeleverd, we mogen ons toevertrouwen en dat zingen we uit.
Lied van weg en omweg
Die mij getrokken uit de schoot,
Mij mens genoemd hebt en geëigend,
Mijn ogen wende aan het licht,
Mijn voeten zette dat ik stond,
Mij hebt doen weten dat ik gaan kon,
Dat ik zou komen waar Gij zijt.
Die als ik neerzit aan de kant
Van weg en omweg, moe en dorstig,
Mij overschaduwt met uw Naam.
Die toen ik neerlag in het stof
Mij hebt omgeven met uw duister
Dat geen gedierte mij verslond.
Die ongezien mij trekt tot U,
U zal ik ongezien vertrouwen
Laat mij niet over aan mijzelf.
(H. Oosterhuis)
De hele vastenperiode door zullen we reflecteren over fragmenten uit de Bergrede zoals ze in het evangelie van Mattheüs te lezen staan. Ik denk dat het niet overdreven is te stellen dat deze Bergrede zowat het DNA van de christen is. In deze herbronningstijd van de vasten willen we er ons door laten inspireren.
Vandaag beluisteren we de Zaligsprekingen.
1 Toen hij de menigte zag, ging hij de berg op.
Daar ging hij zitten met zijn leerlingen om zich heen.
2 Hij nam het woord en onderrichtte hen:
3 Gelukkig die zich arm weten,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
4 Gelukkig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
5 Gelukkig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
6 Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
7 Gelukkig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
8 Gelukkig wie zuiver van hart zijn,
want zij zullen God zien.
9 Gelukkig de vredestichters,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
10 Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
11 Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van mij uitschelden,
vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich,
want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel;
zo immers vervolgden ze de profeten.
De spreekwijze die we een zaligspreking noemen is geen uitvinding van Jezus. Ze zijn geregeld terug te vinden in het Eerste Testament. Het Griekse woord voor zalig/gelukkig luidt: makarios. Dat betekent: gefeliciteerd, ge hebt chance. Die zaligsprekingen zijn gelukwensen.
Niet zozeer voor iets wat al gebeurd is, een geboorte, een examen, een nieuwe job enz…. maar wel als belofte voor de toekomst. Een belofte van heil. Gelukkig als je zo handelt, het komt goed.
Deze zaligsprekingen hebben eveneens de klank van ‘Blessed’. Gezegend wie zo is, gezegend wie zo doet en doe jij evenzo. De zaligsprekingen prijzen gelukkig en wekken terzelfdertijd op om te leven volgens deze ingesteldheid. Ze situeren zich in de samenhang van belofte en oproep.
We staan stil bij de eerste zaligspreking. Omdat de formules in wezen allemaal variaties zijn op eenzelfde thema, facetten van één diamant. Al die beloften drukken symbolisch uit welk geluk van Godswege de betrokkenen zal toevallen. Ze mogen dan wel te lezen zijn als het visioen van de uiteindelijke verwezenlijking van het Rijk van God, de samenleving van gerechtigheid, solidariteit, vrede en liefde. Maar wie handelt volgens de Zaligspreking participeert in feite al aan het koninkrijk, is dit Godsrijk al binnengegaan.
Als authentieke jood, grootgebracht in een godsdienst van de praxis, van het doen, situeert Mattheüs de realisatie van het koninkrijk der hemelen reeds in de menselijke existentie zelf. In dit leven kan het gebeuren. In dit leven staat het te gebeuren. Wanneer iemand de Thora vervult zoals Jezus ons die voorhoudt, ondergaat het eigen leven een transformatie en breekt het rijk der hemelen door op aarde.
Gelukkig die zich arm weten.
Bij ons beter gekend als: zalig de armen van geest.
In het huidig gesproken Nederlands roept deze uitdrukking connotaties op die ver van de bedoeling staan. Het gaat niet over simpelen, mensen met beperkte mentale mogelijkheden, gebrek aan intellectuele capaciteiten. Helemaal niet.
Wat is ‘zich arm weten’?
Wie materieel arm zijn. Dat is geen doelstelling. Armoede is geen na te streven ideaal, het is een triestige realiteit. En het is de armoede zelf die een schande is. Het zijn niet de armen die een schande zijn. Het is ontstellend dat we dit in deze tijd moeten duidelijk stellen. De schandvlek van de armoede wordt opnieuw veel te veel en volkomen ten onrechte op rekening van de armen geschreven. Wie zich arm weten, dat zijn om te beginnen, wie arm zijn.
De zaligsprekingen van Lucas focussen in het bijzonder op deze mensen. Mattheüs echter gaat hierop verder door. Wie zich arm weet is de mens die beseft dat alles haar gegeven is. Je hebt een goede gezondheid: je doet er misschien veel voor maar eigenlijk is het jou gegeven. Anderen die er veel meer voor doen, hebben soms een veel mindere gezondheid. Je hebt talenten, emotioneel, sociaal, relationeel, intellectueel. Waar heb je die ooit verdiend? Je hebt ze gekregen. Ook al heb je er heel hard voor gewerkt. Ook je werkkracht heb je gekregen. Alles in je leven heb je gekregen.
Nuchter beschouwd kan je zeggen: ik werd in het bestaan geworpen, ik heb er niet om gevraagd, ik heb er niet voor gekozen. En dat is waar. Wanneer je dat geworpen zijn leert beleven als een genade voor jezelf of voor de ander, word je een arme van God.
Dat is de grondhouding die elke zaligspreking wil uitdrukken. Dat is niet zo eenvoudig in een klimaat waarin vooral de persoonlijke verdiensten, de prestaties, dank zij onuitputtelijk geachte inzet en doorzetting, zo hoog aangeschreven staan. Het is vaak een lange weg om te groeien in dankbaarheid voor alles wat we mochten ontvangen, om dat besef van zoveel zegeningen in ons leven ten volle te laten doordringen. Het is de noodzakelijke weg om elke andere als gelijkwaardige te benaderen, niemand minder, niemand meer.
Daarmee is niet gezegd dat het evangelie niet meer is dan een spiritueel boekje met allerlei raadgevingen om individuele deugden te ontwikkelen: wees barmhartig, word zachtmoedig, blijf eenvoudig leven ook al word je superrijk.
Elk van deze zaligsprekingen heeft duidelijk een sociale dimensie, een opdracht naar anderen. Niemand kan twee heren dienen lezen we verderop in deze Bergrede. En die keuzes mogen publiek, politiek en economisch worden afgetoetst.
Daarom wil ik besluiten met een gebed van Sytze de Vries
Gelukkig is het land
waar troost is voor wie treuren,
waar tranen worden gedroogd,
zachtmoedigheid de dienst uitmaakt,
gerechtigheid het brood is
dat allen voedt.
Gelukkig is het land
waar mensen vrede stichten,
waar liefde alle vrees verdreven heeft,
barmhartigheid de dagen vult.
Gelukkig is dat land
dat Gij ons toegemeten hebt,
het Rijk dat ons
als uw genade toekomt.
Laat dit het land zijn
waar uw kinderen mogen wonen;
waar Gij ons voor het donker spaart
en het licht over ons uitroept;
waar Gij ieders naam kent en noemt
en ons elkaar ten geschenke geeft.
Zo bidden wij U God,
Dat hier uw Rijk zal komen.
Sytze de Vries
Lied Ga mee met ons
Ga mee met ons, trek lichtend voor ons uit
naar tijd en land door u ooit aangeduid.
Leef op in ons, de mens die leven moet,
een die de toekomst heeft die leeft voorgoed.
ASRITUEEL
De toekomstmens ten doop houden, dat doen we ook en vooral op deze Aswoensdag.
In de liturgie van vandaag worden de aanwezigen niet met broeders en zusters aangesproken, maar met ‘mens’. Iets om bij stil te staan. Vóór we broeders en zusters zijn, zijn we allereerst mens en sterfelijk: gras dat vergaat, niet minder, niet meer. En toch, as is niet louter een symbool van eindigheid en vernietiging, as stimuleert de vruchtbaarheid van de aarde. Uit sterfelijkheid wordt nieuw leven geboren, uit inkeer groeit inzicht én uitzicht, onze broosheid is ook onze sterkte. Bestrooien met as maakt ons bewust van onze sterfelijkheid en helpt ons beter te leven: voorzichtiger, liefdevoller en trouwer tegenover alle leven op onze weg.
“Mens, van stof en as ben jij gemaakt, tot stof en as zul je weerkeren”.
Zalig de mens –adam- die uit aarde –adamah- is gemaakt.
Gebed en zegen over de as
God van leven, wij zijn een wonder van Uw schepping, gemaakt naar Uw beeld en gelijkenis. Toch blijft er van ons alleen aarde over, stof en as. Geef, dat wij ons leven vruchtbaar maken naar uw droom, zoals zaad dat in de aarde begraven verrijst tot nieuw leven.
Laat Uw zegen komen over deze schamele as, over ons, mensen van niet. Bewaar ons in Uw hand en doe ons opstaan tot leven.
BESTROOIING OP HET HOOFD
Zalig gij die van stof en as zijt,
wees als een mens gezegend.
TAFELGEBED
Gij scheppende God
U danken we
om alles wat ons gegeven wordt.
Wees hier voor ons
wanneer wij nu tot U zingen
O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig
rijk aan liefde, rijk aan trouw,
bewarend liefde tot het duizendste geslacht
Gij scheppende, levende God.
Kom ons tegemoet
in al wat kwetsbaar is
in kwetsbare medemensen,
in onze eigen kwetsbaarheid
en in onze sterfelijkheid.
Kom ons tegemoet.
Zie naar onze wil tot ommekeer
zie naar onze herhaalde pogingen
om ons leven af te stemmen
op uw droom voor deze wereld.
Laat ons niet los
wanneer wij falen
doe ons opstaan uit
de as en vruchtbare mensen worden.
O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig
rijk aan liefde, rijk aan trouw,
bewarend liefde tot het duizendste geslacht
Laat ons
elkaar en U terugvinden
aan de tafel van Uw mens, Jezus.
In de kring rond brood en wijn
de beelden van zijn leven,
uitgedeeld tot voedsel en drank
opdat mensen nooit zouden vergeten
te delen.
Gezegend om Jezus van Nazareth.
Die op de vooravond van zijn sterven
met zijn vrienden aan tafel zat.
Hij nam brood, brak het en deelde het uit
met de woorden:
Neemt en eet,
dit is voor u
mijn lichaam, mijn hele leven.
Ook de beker heeft hij aangereikt
Het teken van een nieuwe relatie
met alle mensen
die mekaar behoeden en doen leven.
Drink hiervan tot mijn gedachtenis.
zei hij.
Wij danken U voor zijn levende aanwezigheid
in het delen van brood en wijn.
O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig
rijk aan liefde, rijk aan trouw,
bewarend liefde tot het duizendste geslacht
Gij levende scheppende God
Keer ons bewustzijn en onze dankbaarheid
voor alle het goede dat wij mochten ontvangen
tot welwillende aandacht en zorg voor mekaar.
Spit ons om tot goede grond voor
de woorden van wijsheid
die in onze levens gezaaid werden
opdat het Schriftwoord
vandaag in vervulling moge gaan
en elke dag opnieuw uw genade
mensen aanraken.
O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig
rijk aan liefde, rijk aan trouw,
bewarend liefde tot het duizendste geslacht
In een ononderbroken keten van vele eeuwen zingen wij het gebed dat hij ons leerde:
Onze Vader
Vredeswens
Moge Gods Vrede op deze vastenperiode rusten, ons onrustig maken bij onrecht en ons bemoedigen tot nieuw leven waartoe de Bergrede ons inspireert. Vrede zij met u.
(foto G.Vanhercke)