Allerzielen 2020

Dominicus Gent

Zondag 1 november 2020.

“De aanwezige afwezige….”

(Allerzielen)

 

 

Goed dat we mogen samenkomen op deze speciale dag waarop we onze lieve doden herdenken (zelfs al is het door corona online…)

Zij zijn onze afwezige aanwezigen. Het aardse leven heeft voor hen een einde genomen maar ze zijn niet echt dood. Ze leven verder in ons herinneringen door foto’s, brieven, herkenbare trekken in hun ascendenten.

Sommigen hebben niet zo veel geluk gehad, zijn al vergeten of hadden geen familie of vrienden meer en stierven in afzondering of eenzaamheid. Deze mensen nemen we vandaag ook mee bij de herdenkingen van onze lieve doden. Hun afwezige aanwezigheid verdient ook eens stem.

In deze viering staan we stil bij het afscheid dit jaar van drie mensen die heel wat betekent hebben voor deze gemeenschap. Jos, Nand, Jan worden later bij het ritueel van stenen en licht speciaal vermeld naast al onze andere dierbaren.

In Gods handpalm staat iedereen geschreven wordt er gezegd. Niemand wordt door hem vergeten.

Elke zondag komen wij samen om naar Zijn Woord te luisteren, te reflecteren te bidden.

Steken we daarom de Paaskaars aan om onder zijn Licht en Aanwezigheid deze viering te starten.

 

Lied

Het leven trekt smalle kringen

De bloemen verwelken, het licht gaat dood
en hoort gij de sterren zingen?
Hoe diep is de nacht en hoe diep de dood,
laat glijden, laat glijden uw moede boot en tel uw herinneringen.
Het leven, de liefde, wat wijn en brood
en duizenden kleine dingen,
zij worden begraven in onze dood,
geborgen als in een schoot, en hoort gij ze daar niet zingen?
Ach, diep is de nacht en de dood is groot,
het leven trekt smalle kringen,
die deinen van morgen- tot avondrood, maar wijder,
veel wijder deint onze dood, met duizend herinneringen.
(Filip Van de Wouwer, Raymond Schroyens)

 

Lezing : Paulus aan de Korintiërs 1: 15, 35-49

Maar, zal wellicht iemand vragen, hoe verrijzen de doden? Met wat voor lichaam komen ze terug? Dwaze vraag! Ook wat je zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat je zaait is maar een korrel, bijvoorbeeld van tarwe of iets dergelijks, en het heeft nog niet de vorm die het zal krijgen. God geeft er een vorm aan zoals Hij het heeft gewild, en wel aan elk zaak zijn eigen vorm. Ook is niet elk soort vlees hetzelfde: er is verschil tussen het vlees van mensen en dat van dieren, van vogels en van vissen. En er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen, maar de glans van de hemelse is anders dan die van de aardse.

De stralen van de zon zijn anders dan die van de maan, en die van de sterren zijn weer anders; zelfs de ene ster verschilt van de andere in schittering. Zo is het ook met de opstanding van de doden; wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; wat gezaaid wordt in oneer, verrijst in glorie; wat gezaaid wordt in zwakte, verrijst in macht. Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid , een geestelijk lichaam verrijst. Als er een natuurlijk lichaam bestaat, bestaat er ook een geestelijk lichaam. Dit is de zin van wat er staat geschreven; de eerste mens, Adam, werd een levend wezen De laatste Adam werd een levendmakende Geest.

 

Mensen hebben blijkbaar al van in een ver verleden zich de vraag geteld of er na de dood nog iets kwam. Dat velen daarvan overtuigd waren getuigen de ontelbare graven met grafgiften in zovele culturen. Vale van die giften moesten ervoor zorgen dat de overledene kon voorleven met een minimum- of een uitgebreid-assortiment aan goederen om het leven zoals op aarde voort te zetten.

Hoe dat “hierna” er dan concreet zou/moeten uitzien is sterk bepaald door de manier waarop en de tijd waarin mensen leven: eeuwige jachtvelden, een schimmenwereld, een paradijs voor krijgers. Een plaats waar je onmiddellijk terecht komt, of een hele reis die je moet afleggen met veel hindernissen.

Paulus probeert op zijn beurt deze vraag te beantwoorden en dit stukje lezing is een antwoord op de vraag of Jezus wel degelijk is opgewekt. Want als er geen leven is na de dood, dan is het geloof in Jezus waardeloos voor Paulus. Bij de Joden was er lang geen sprake van scheiding tussen lichaam en geest/ziel. Als er leven is na de dood, welk stuk van een mens is dan daar in het hiernamaals?

Daarop probeert Paulus een antwoord te geven, een antwoord dat niet veel duiding vraagt. Voor hem, in de verwachting dat het einde der tijden voor binnenkort is, worden mensen opgewekt op het einde der tijden. Niet met een lichaam zoals wij dat nu hebben, geen aards lichaam, maar een hemels lichaam. Ondertussen zitten de overledenen blijkbaar ergens te wachten tot het zover is, en de gelovigen die nog niet gestorven zijn als het einde der tijden er is, zullen onmiddellijk getransformeerd worden tot een geestelijk lichaam.

Velen van ons zijn opgegroeid met een beeld van de hemel. Zoals het toen voorgesteld werd was het een sterk hiërarchische bedoening. In mijn jonge jaren keek ik dikwijls naar een voorstelling van die hemel, hoog boven de boog tussen het koor en de rest van de kerk. Helemaal bovenaan zat God de Vader, met Jezus aan zijn zijde en de duif boven hen Een beetje daaronder zaten Maria en de Apostelen, en daaronder mensen met mijters, kronen en palmtakken. Lagere echelons waren niet meer te zien wegens plaatsgebrek, maar ik stelde me voor dat daaronder nog een paar niveaus zaten met mensen met steeds minder “verdiensten”. Maar zelfs de ondersten hadden het toch maar gemaakt: ze waren in de hemel.

Op 1 en 2 november werden ze dan ook speciaal herdacht en gevierd: de klemtoon lag toen op het feit dat de geliefden en heiligen in de hemel waren, voor eeuwig en altijd.

Wij konden ook een handje helpen om zij, die via het vagevuur een ommetje moesten maken, wat vlugger daarboven te krijgen (petchonkelen noemden we dat). Wat we ook vol overgaven deden: de kerk in en uit, ondertussen onze vaders en weesgegroetjes lezen voor hun zielenheil, eerst voor bekenden (je weet maar nooit dat ze het nodig hadden) en daarna voor hen die niemand hadden om hen wat te helpen. God zelf zou dan wel bepalen wie dat het meest nodig had.

Dat zeker weten dat er een hemel is en hoe die eruitziet, ben ik kwijt, en met mij vele mensen. Voor een aantal is er geen leven meer na de dood, voor anderen is er geen band meer met God, maar gaat een mensleven niet onherroepelijk verloren.

Wat kan dit dan wel zijn voor gelovige mensen? Als ik in gesprek ga over wat er na de dood is of niet is, hoor ik bij velen dat, in plaats van zekerheid, er een hoop is, een geloof is gekomen dat de bande met God, die zich ‘ik ben er voor u’ laat nomen, door de dood niet verbroken wordt. Maar hoe dat eruit zal zien, wat dat betekent is een raadsel, daar kunnen we niets met zekerheid over zeggen.

De focus op deze dagen dat we onze lieve doden herdenken, is dan ook wat verschoven van de “de hemel” als uiteindelijke beloning voor een goed en voorbeeldig leven naar de grote barmhartigheid van God en naar de band met hen die achtergebleven zijn.

Wat vieren we vandaag? Valt er te vieren, de dood gaat immers gepaard met verdriet, gemis, pijn, leegte?

Misschien valt er inderdaad te vieren. Want zij die we graag hebben gezien hebben ons een beetje gemaakt tot wie we zijn. Elk op zijn/haar manier hebben ze ons gevormd, ons geïnspireerd, ons geholpen om keuzes te maken. Ons voorgedaan wat leven kan zijn. De Israëlische auteur Yalom noemt dat: elk mens zendt zijn rimpelingen uit en die werken door, zelfs als je er niet meer bent.

Die rimpelingen zijn onlosmakelijk met ons verbonden en daarmee ook de herinneringen aan die mensen. Je zou kunnen zeggen dat ze in ons verder leven. Elk op zich een afwezige aanwezige. Daarvoor kunnen we dankbaar zijn. Vieren wat we kregen van hen, hun kracht en hun kwetsbaarheid. Vieren wat duidelijker geworden is doordat ze er niet meer zijn: dat wat echt belangrijk is in het leven: verbondenheid, zorg en respect voor elkaar.

En vieren dat we een deel van de keten zijn, tussen verleden en hopelijk een beloftevolle toekomst. En wij, die geloven in “ik zal er zijn voor jou” mogen vieren dat de ban met God op een of andere manier onze geliefde doden laat delen in de Liefde, dat elk van hen thuisgekomen is. Op welke manier dan ook.

 

Lied

Metamorfosen

Ik woon in de huid van een boom,
mijn voeten staan in de aarde.
Mijn armen zwaaien naar de zon,
wie weet waar ooit het vuur begon
dat alle leven baarde.

Ik droom dat ik als water stroom
door beken en rivieren.
De stenen gaan met mij in zee,
zo neem ik alle leven mee,
mij drinken mens en dieren. 

Ik waai als een wolk langs de baai
van de maan en de sterren.
Ik jaag geen god geen hemel na,
langs alle wegen waar ik ga
groet licht mij al van verre.

(Hein Stufkens, Bernard Huijbers)

 

 

Het ritueel met de stenen

Bij de geboorte krijgen we een naam. ‘Want zoals een mens het leven krijgt, zo wordt hem op een even unieke manier een naam gegeven. Het is de naam van iemand, die haar of hem altijd weer tot leven roept.’

Op de tafel liggen heel wat stenen met een naam op. Straks zullen we die namen luidop zeggen.

Het zijn mooie witte stenen meegebracht van een reis en zij inspireerden ons vanuit een tekst uit het boek Apocalyps:

‘Ik ben de Alfa en de Omega’ zegt God de Heer,
Hij die is en die was en die komt, de Alomvattende’.
‘Ik zal geven van het verborgen manna;
en Ik zal een wit steentje geven
en daarop gegrift een nieuwe naam,
die niemand kent dan hij die hem ontvangt.’

Joden brengen geen bloemen naar het kerkhof maar bij elk bezoek wordt er een steentje op de zerk gelegd. Teken van: jou ben ik niet vergeten en ik kwam hier om aan jou te denken.

In de schaal met doopwater gevuld steken we elke zondag met het licht van de Paaskaars de drijfkaarsjes aan die dobberen tussen de stenen met namen van de dierbare overledenen van deze gemeenschap.

We gedenken vandaag de namen van allen die ons in hoop en vertrouwen zijn voorgegaan. Mensen die in de voorbije jaren in de KUC en Dominicusgemeenschap korte of langere tijd onze bondgenoten zijn geweest en niet meer onder ons zijn. Ook de namen van onze geliefden willen wij hier en nu aan de vergetelheid onttrekken. Hun levens en hun namen leggen we teder in de handen van de Ene die geen mens aan de vergetelheid prijsgeeft.

We leggen ook een steen neer voor alle onbekenden, naamlozen die het leven lieten.

 

Ritueel van het licht 

We steken de kaarsjes aan bij de stenen…

 

Gij licht uit licht

Bewaar hen, bewaar ons.

Dat zij die ons in de dood zijn voorgegaan

Mogen zijn in uw licht.

Dat uw licht schijnt in de wereld

Om onverdraagzaamheid te bannen,

Om onrecht en lijden ongedaan te maken.

Dat wij onszelf laten leiden door uw licht

Om elkaar tot gids te zijn

Om elkaar tot troost te worden.

 

Tafeldienst

Met een gevoel van verbondenheid en dankbaarheid voor zovele mooie mensen gaan we aan tafel. Voor hen die ons lief waren en die ons voorgingen steken we al de kaarsjes aan. We zijn ons ook bewust van wie hier nu samen met ons de gebaren wil herhalen van de grote Afwezige Aanwezige in ons midden.

Hem die we hier elke week opnieuw herinneren, door wat hij ons naliet, in kleine, eenvoudige gebaren te herhalen. Om zo zijn leven, woorden en daden levendig te houden in ons. Om ons te blijven herinneren wat ertoe doet in dit leven: breken en delen. Want dan pas is leven mogelijk.

En we steken het kaarsje aan van verbondenheid met alle mensen die hier vandaag niet aanwezig kunnen zijn, die zich herkennen in deze tekenen en ernaar leven.

Toen Jezus besefte dat Zijn Leven ten einde liep, gaf hij zijn leerlingen een teken om hen en zijn boodschap niet te vergeten.

Hij wist dat mensen kracht, volharding en moed kunnen halen uit herinneringen, uit kleine schijnbaar alledaagse geboren en woorden.

Daarom nam Hij die laatste avond brood in zijn handen, zegende het en zei: ‘telkens je brood breekt voor een ander zal Ik bij je zijn.’

Hij nam ook een beker wijn en na die gezegden te hebben zei hij: ‘telkens je de beker deelt met elkaar zal Ik je sterken om verder te gaan in mijn voetsporen’.

Zo willen we Hem hier telkens weer aanwezig brengen, verbonden blijven, om onze en Zijn weg te gaan.

 

Vredeswens 

Op deze dag denken we speciaal aan allen die ons voorgingen, en we hopen, dat ze rust en vrede gevonden hebben. Maar we mogen ook onszelf vrede toewensen, vrede in ons hart, vrede in een wereld die het nu wel broodnodig heeft.

Geven wij dan elkaar een teken dat we die vrede, elkaar en de wereld toewensen en er ons willen blijven voor inzetten.

 

                                  Over de drempel                                    

Hier klinken vragen

Na lang te zijn verzwegen.

Hier spreken woorden

Van een menselijke taal.

Hier, over de drempel,

De haast en druk ontstegen

Komen wij in alle rust

En ruimte op verhaal.

Over de drempel van bidden en van

Breken van brood en van levenswijn.

Hier over de drempel

Waar mensen mensen zijn

Hier schuilen mensen

Voor zinloze gevaren.

Hier huilen mensen

Krijgt verdriet de vrije loop.

Hier over de drempel

-een droom komt tot ontwaken-

Hier vinden wij een naam voor God

En dat is onze hoop,

Over de drempel van bidden en van

Breken van brood en van levenswijn

Hier, over de drempel,

Waar God nog God mag zijn.

Hier lijkt de toekomst

Ons naderbij te komen,

Hier waar geen tijd is,

Elk moment duurt,

Hier over de drempel

Waar God en liefde wonen,

Hier warmen wij met hart

En ziel ons aan het levensvuur.

(Marcel Zagers)

 

 

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)

*

foto G.Vanhercke

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.