Zorg (2): een getuigenis van Jos

Dominicus Gent

Viering van 27 oktober 2013

 

Wat de liefde vermag…  
Met een getuigenis van Jos…

(zorg 2)

 

 

Welkom

Welgekomen op deze mooie zondag waarin we  eens te meer samen het leven vieren.  Vandaag is het de tweede viering in een reeks van drie over zorg voor elkaar. Vorige  week mochten  we onder meer Paules getuigenis beluisteren over  de professionele zorg, vandaag belichten we de zorg die je zelf ervaart of die je voor een geliefde draagt. En dat zien we in brede zin: dat kan om de liefde voor een partner gaan, maar evengoed om de caritas die je met een buur beleeft of iemand uit een werk – of andere, misschien wel deze,  gemeenschap.  En dan gaan we vrijdag de zorg bij het  afscheid, het levenseinde vieren. 

Zorg dragen voor elkaar: het raakt aan de kern van ons menszijn en ons Christen zijn. Hoe heerlijk dat we dat kunnen en mogen delen met elkaar, over de tijden heen en met Jezus van Nazareth die op zijn manier de zorg voor anderen droeg, zichzelf  daarin gedragen wist door een God als een zorgende vader en moeder en door de vrienden om hem heen – tot op het einde. Laten we dat licht op ons pad symboliseren door het  aansteken van de Paaskaars en God’s aanwezigheid in dit midden  weten.

 

Autonomie en verbondenheid: korte inleiding

Het zijn herkenbare duo’s in deze gemeenschap: zoekers en zieners, zangers en zeggers. Hier en daar zelfs mensen die meerdere kenmerken verenigen…

Een ander duo in deze gemeenschap dat met diezelfde letter ‘z’ begint: zorgontvangers en zorgverleners… en nu en dan iemand die beide posities maar al te goed -‘aan den lijve’ zelfs- ervaart of ervaren heeft.

Zorg moeten ontvangen is vaak gelinkt aan autonomie/zelfstandigheid moeten opgeven waardoor verbondenheid onder druk kan komen te staan.

Jos Smeets, één van de Dominicaanse confraters die deze zondagvieringen van bij aanvang mee vorm geeft leek ons de uitgelezen persoon om over het spanningsveld tussen autonomie en verbondenheid te getuigen nu hijzelf al vele jaren getroffen is door de ziekte van Parkinson. Jos geniet nu in de communauteit van de dominicanen van Knokke van zijn pensioen. Wij zien hem de laatste jaren nog maar zelden in onze vieringen en het lijkt voor hem wel een eeuw geleden sinds hij hier nog eens is voorgegaan..

Jos was graag zelf aanwezig geweest maar zijn moeder is opgenomen in het ziekenhuis en Jos is naar Limburg afgereisd om bij zijn familie te zijn.

 

Getuigenis van Jos

Ik stel vast dat ik, ondanks mijn ziekte, nog een grote mate van autonomie heb bewaard.

Het parochiepastoraat in West-Zeeuws Vlaanderen heb ik moeten opgeven. Die contacten mis ik soms. Verder zijn er activiteiten die ik niet meer (ofwel niet meer zo goed) aankan: spreken of lezen in het openbaar bij voorbeeld. Of zingen. Mijn stem laat het dikwijls afweten.

Mijn motoriek heb ik evenmin nog voor honderd procent onder controle. Ik ben trager geworden bij alles wat ik doe. Vooral in stresssituaties gehoorzamen mijn spieren niet zoals ik het zou willen – dat is vooral moeilijk als je in vreemd gezelschap soep moet lepelen of koffie drinken of gewoon een blad moet vasthouden met een tekst die je daarenboven nog moet aflezen ook.

Het meest vervelende is als ik met iemand een gesprek voer of aan een groepsgesprek deelneem en perfect weet wat ik wil zeggen, maar niet (of niet op tijd) de juiste woorden vind. Dat taal- en spraakprobleem los ik grotendeels op door, met behulp van de computer, minder te spreken en meer te schrijven.

In feite heb ik mijn autonomie, mijn zelfstandigheid en dus ook mijn waardigheid tot nu toe kunnen bewaren door mijn ziekte op verschillende manieren te bestrijden en in  bepaalde gevallen met trucjes ‘om de tuin te leiden’. Zo los ik bij voorbeeld een aantal problemen op door mijn voorzorgen te nemen (gepast wisselgeld klaar houden, bij voorbeeld, of polo’s dragen in plaats van hemden met veel knoopjes.) Bovendien helpen sommige mensen mij spontaan, bij voorbeeld bij het aantrekken van mijn jas. Tenslotte heb ik ondertussen ook al geleerd nu en dan hulp te vrágen.

Naast de medische wereld moet ik ook mijn confraters-dominicanen bedanken voor hun gastvrijheid. Zij hielpen mij mijn autonomie te bewaren. Dankzij mijn verbondenheid met hen kon ik rustig van woonplaats veranderen: van de drukke stad met veel luchtvervuiling naar de rust en de gezonde lucht van de kust.

Op die manier kan ik mijn normen ook lager leggen. Ik leef nu eigenlijk zo’n beetje volgens het principe: Niks moét – veel kán en ook volgens de spreuk van de Bond zonder Naam: Minder doen – méér zijn.

En toen parochianen van West-Zeeuws Vlaanderen mij bij mijn afscheid vroegen wat ik voortaan zou gaan doen, was mijn antwoord: ‘Ik weet niet of ik nog veel zal kunnen doen, maar ik hoop voor sommige mensen wel nog iets te kunnen betekenen.’

Met de mensen van de Dominicusvieringen voel ik mij nog steeds eng verbonden.  – al beleef ik die verbondenheid nu vooral op een afstand en via herinneringen aan vroeger.

Het mooiste voorbeeld van verbondenheid komt tot uiting in het wekelijkse ritueel van de kaarsen en het intentieboek, waarmee wij denken aan wie, om de een of andere reden, enkel in gedachten aanwezig kunnen zijn, en waarmee wij ook hen gedenken, die van ons zijn heengegaan maar die toch, over de grens van de dood heen, met ons verbonden blijven. Ook zij hebben de Dominicusvieringen mee helpen maken tot wat ze nu zijn.

Ik heb ook ontdekt dat wij er hier meestal in slagen een goed evenwicht te vinden tussen ‘autonomie en verbondenheid’. Om dat te illustreren ga ik uit van een contrastervaring. Ik heb de afgelopen jaren af en toe deelgenomen aan gewone, klassieke ‘missen’. In sommige van die diensten heb ik mij, zowel door de inhoud van de gebeden en de preek als door de vorm en de stijl van vieren en zingen gereduceerd gevoeld tot een onmondig kuddeschaap, zonder (of met maar heel weinig) autonomie. Dat gevoel heb ik in de Dominicusvieringen nooit gehad. Toegegeven: de woorddienst viel wel eens te lang uit of de inbreng was af en toe naast de kwestie – maar ik had nooit het gevoel niet ernstig genomen te worden of met dogma’s om de oren te worden geslagen. Ik heb mij integendeel, door onze heel eigen en creatieve vorm van liturgie, altijd uitgenodigd en opgeroepen gevoeld tot autonoom gelovig denken, vieren en leven.

Ik heb deze gemeenschap altijd ervaren als een zinzoekende en zingevende gemeenschap die, in navolging van Jezus en in verbondenheid met elkaar rond brood en wijn het leven viert en zich door Hem laat inspireren op haar verdere levensweg.

Als je de vieringen beschouwt vanuit het thema ‘autonomie en verbondenheid’, dan stoot je op een paradox – maar dan wel een bevrijdende paradox. Want hoe hechter en dieper onze onderlinge verbondenheid is, des te groter is onze autonomie. Onze verbondenheid met elkaar zet dus geen domper op onze autonomie en verzwakt ze ook niet – in tegendeel: die onderlinge verbondenheid rond één en hetzelfde project versterkt onze zelfstandigheid. En dat geldt zowel voor de gemeenschap in haar geheel, als voor ieder die hier komt meevieren afzonderlijk.

Lezing 1 Kor 13, 4-7

Wij willen het getuigenis van Jos beantwoorden met een tekst uit de eerste brief van Paulus aan de christenen in Korinte:

 4 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, 6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. 7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.

De tekst wordt vaak benoemd als het ‘hooglied van de liefde’ en spreekt uit wat liefde idealiter vermag…

Het verhaal van Jos is een positief verhaal waarin veel elementen terug te vinden zijn uit deze Paulus-tekst. Het is echter weinigen gegeven om zelf die kracht op te brengen en er zijn veel mensen die een zorgzame en comfortabele omgeving moeten missen. Jos zegt m.i. terecht dat hij ‘met zijn gat in de boter is gevallen’. Zorgverleners weten dat dit alles niet vanzelfsprekend is voor de meerderheid van de mensen. Maandag laatstleden mochten we in Mirte luisteren naar Linus Van Laere en Roger Burggraeve. Zij verduidelijkten ons het belang van de kleine ondeugden voor zorgdragers (luiheid, hypocrisie, woede, antipathie, enz..) …en hoe doorheen een menselijke zorg met kleine ondeugden eeuwigheid binnenkomt in menselijke relaties – met de woorden van Leonard Cohen: “there is a crack in everything, that’s how the light gets in” (hopelijk kunnen we in de toekomst in deze vieringen wat langer stilstaan bij deze kleine ondeugden).

 

Wat de liefde vermag: de paradoxale verhouding tussen autonomie en verbondenheid…

Wat Jos op zijn manier vanuit zijn context beleefd en verwoord heeft  is voor velen onder ons een eigen realiteit met eigen mogelijkheden en beperkingen. Als alleenstaande of met een partner de zorg helpen dragen voor een geliefde ouder, zus, partner, buur  die oud of ziek is, daarin zingen wij ons hooglied.  Het is een opdracht en tegelijk een geschenk: die extra aandacht voor `het zijn’, een kans tot nabijheid, een ongezocht gedeeld project waardoor we soms onvermoed midden in een aangescherpt spanningsveld belanden tussen verbondenheid en de autonomie de we voor de ander en onszelf wensen te bewaren.

Met wat verbeelding en inlevingsvermogen komen we al een heel eind, maar niet zonder enige realiteitszin. We zijn geen  Jerommekes,  maar eerder Lambieken  met alle menselijke beperkingen en ook weer mogelijkheden van dien. De leerlingen die Jezus na stonden waren op dat vlak niet anders. Tot drie maal toe vraagt hij hen in Getsemane om met hem te waken, maar de leerlingen – die er wel bij zijn maar ook een gepaste afstand houden – vallen in slaap.  En toch vraagt hij net hen om mee te gaan op de moeilijke en onzekere weg naar wat er te gebeuren staat.

Een `mantelzorger’ uit deze gemeenschap deelde met ons nog het volgende:

De zorg voor een geliefde: dat doe je gewoon. Het heeft wel echt iets met liefde te maken. Het is gewoon liefde, denk ik. Het nadenken komt later. Dan pas ga je de eigen grenzen aftasten en beslissen of je ze  wil respecteren of  verleggen?   Gelukkig sta je er niet alleen voor. Doorheen  het  proces van zorg verstrekken doe je ook zelf een beroep op vrienden. Mede dankzij hen  is er een uitgesproken en gedeeld vertrouwen in het leven, ook en misschien juist wanneer de zorg nodig is. Minstens even belangrijk en hoopgevend is het dat dit zich vertaalt in  praktische, daadwerkelijke solidariteit.

In Dominicus zelf worden we  als gemeenschap op onze beurt opgeroepen om de diaconie – die van oudsher tot de kern van de Christelijke beleving behoort – binnen de gemeenschap gestalte te geven. We kunnen mensen de kans geven om erbij te blijven ook als het fysiek moeilijker gaat door hen af en toe eens een lift te geven, of vervoer te organiseren,  door op bezoek te gaan bij zij voor wie de rit te lastig wordt – ­ Nand heeft  bijvoorbeeld laten weten  dat hij uitkijkt naar zo’n bezoek. Elkeen ziet ongetwijfeld van op zijn eigen kansen. Heel veel gebeurt in het verborgene  vanuit een betrokken aandacht en met de nodige fantasie  in zoveel mogelijk respect voor ieders autonomie. We kunnen wellicht nog meer doen. Het feit dat we niet allemaal lokaal verankerd zijn hoeft daarbij vandaag de dag echt geen struikelblok meer te zijn.  Wat vooral boven drijft is toch dankbaarheid, steun en aanmoediging die we hier vinden.  Laat ons daarom bidden.

 

God,

wij danken je

dat de zorg voor elkaar aan ons is toevertrouwd

dat we daarin mens mogen en kunnen zijn

de liefde kunnen beleven

dat je ons de leerlingen toonde die in slaap vielen

en toch de weg zijn gegaan en einde toe

dat wij nooit alleen moeten zijn

en in een sterkere verbondenheid

juist onze autonomie ten volle kunnen waar maken

God, schenk ons woorden van waarde

Dat wij ons over elkaar ontfermen

Tafeldienst

Welkom aan tafel.

We mogen aan tafel gaan, een tafel waar we ook de paradox vieren van autonomie en verbondenheid. We denken vandaag in het bijzonder aan de vele mensen voor wie ‘aan tafel gaan’ de vermindering van hun autonomie scherp stelt omdat ze moeten geholpen worden bij het eten, we denken aan de helft van de 75-plussers die volgens onderzoek ondervoed zou zijn omdat ‘aan tafel gaan’ moeilijk is wanneer je niet in staat bent om dagelijks gezond en vers voedsel te kopen.

We drukken de verbondenheid met onze doden uit door het aansteken van de kaarsen in de doopschaal, vandaag in het bijzonder voor Mimi Dieryck.

We weten ons verbonden met mensen uit de gemeenschap die hier niet kunnen zijn omwille van zorg voor anderen of zorg voor zichzelf.

Met het aansteken van de aparte kaars drukken we onze verbondenheid uit met alle mensen waar ooit en ook ter wereld die zich in Jezus’ spoor inzetten voor de minsten. Moge deze verbondenheid zich uiten in een concrete verbondenheid tussen zorgontvangers en zorgdragers dichtbij en veraf…

 

(Tijdens de communie laten we een stukje Bach horen, gezongen door Lorraine Hunt Lieberson, een mezzo-sopraan die in de Emmanuel church in Boston haar sporen verdiende en uitgroeide tot een wereldster.  Doorheen haar leven beleefde ze verbondenheid en autonomie op heel intense wijze. Toen haar lief in Mexico betrapt werd op het kopen van marihuana en gevangen werd gezet,  koos ze ervoor om met hem de gevangenis in te gaan en vervoegde ze een groep vrouwen die de cipiers omkochten om in de gevangenis met hun partners te kunnen samenleven.

Toen ze jaren later een terminale diagnose van borstkanker kreeg deelde ze die ervaring op bijzondere wijze met haar publiek. Guido van Oorschot, Nederlands muziekrecensent beschreef het als volgt: Zingen met de dood voor ogen: Lorraine Hunt Lieberson hield het een paar jaar vol. Wie erbij was vergeet het nooit, haar Bachoptreden in het Holland Festival van 2005. Daar lag de Amerikaanse mezzo op het podium, gekleed in nachthemd en gekoppeld aan de nepinfusen van regisseur Peter Sellars. Ze zong de cantate Ich habe genug, met de jubelend getoonzette slot-aria ‘Ich freue mich auf meinem Tod’. Een jaar later was ze overleden.)

(foto uit The Guardian)