VIERING : PALMZONDAG 2024

Dominicus Gent

Viering van Palmzondag (26 maart 2024)

 

Dit huis vol mensen weet Jij wie het zijn?
Ik mag het hopen.
Heb Jij ons geteld, ken Jij ons bij name?
Dan ben Je de enige.
(H. Oosterhuis)

We stellen dit samenzijn onder het licht van de Ene.

We steken de Paaskaars aan en we bidden:
Bidden wij om aanwezigheid van de Ene in dit uur en in alle uren,
Bidden wij dat het licht ons op onze zoektocht mag leiden
Bidden wij om inzicht dat ons met nieuwe ogen doet kijken en uitzicht brengt,
Bidden we om zachtheid en een onbevangen geest
Bidden we dat dit licht het vuur van de hoop in ons brandend mag houden
Bidden we dat dit samenzijn gezegend moge zijn

Wijding van de palmen

Vandaag wijden we groene takjes, alom gekend als ‘palmtakjes’. Het zijn takjes van de hoop, van geloof doet leven. Zo’n takje is meer dan een aardigheid. Het is niet bedoeld als relikwie, ook niet als middel om ongeluk af te zweren of geluk aan te trekken. Zo’n takje herinnert ons aan de intocht van Jezus in Jeruzalem. Een feestelijke gebeurtenis. Maar we weten hoe het verhaal overgaat in verraad en dood maar ook van leven dat verdergaat. Leven ons aangezegd. Aan het eind van deze viering mogen we een takje meenemen naar huis als teken van leven over dood heen. Een takje dat een jaar lang teken wil zijn van hoop en bevrijding, van vrede, van doen wat onmogelijk is.

Gebed en zegening over de palmen

Gij Ene die ons roept
Moge deze takjes
hier door mensenhanden samengebracht
en besprenkeld met water
levenskracht betekenen,
beeld van nieuw leven in eenheid,
teken van verbonden-zijn

Moge het palmtakje ons voeren
naar de plek van de eerste ontroering,
het oudste wonder:
dat wie het leven krampachtig vasthoudt
het verliest
maar wie zijn leven geeft
bron van eeuwig leven wordt

Mogen deze palmen ons een jaar lang herinneren
aan wat ons Heilig is,
aan die mensen die wij hoog dragen
en tegelijk aan onze beperkte draagkracht
en standvastigheid als enkeling

Moge deze palmen tenslotte
een weg vinden naar
de huizen en de harten van de mensen
die ons dierbaar zijn.
symbool staan voor ons engagement
en voor hoop en vertrouwen
dat leven verdergaat
over elk dood punt heen.
Dat vrede het zal winnen. Amen

Psalm 122

Stad van mijn hart, Jiroesjalajiem
met uw huizen schouder aan schouder.
Stad van vrede, in uw midden
mag een mens gelukkig zijn.

Ik was verheugd toen ik het hoorde:
‘Wij gaan op weg naar het huis van de Heer’.
En nu staan wij voor uw poorten.
op uw grond, Jeruzalem.

Alle stammen van Israël
trekken er heen in karavanen
om uit te roepen de Naam van de Heer,
dat is onze heilige plicht.

Daar staan de zetels van het gerecht,
daar staat de koningstroon van David.
Bid om vrede voor deze stad,
wens haar kinderen alle zegen.

Alle voorspoed wens ik jou,
lieve woning van mijn vrienden,
stad van God, ik wens je vrede,
vrede, vrede, voor altijd.

(Huub Oosterhuis)

 

 

Mattheüs 21:1-11 – De intocht in Jeruzalem

Toen zij Jeruzalem naderden en de Olijfberg bestegen in de richting van Betfage zond Jezus twee leerlingen uit met de opdracht: “Gaat naar het dorp daar voor u en het eerste dat gij zult vinden is een vastgebonden ezelin met een veulen. Maak die los en breng ze bij Mij. En als iemand u een aanmerking maakt, zegt dan: De Heer heeft ze nodig, maar zal ze spoedig terugsturen.” Dit gebeurde, opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet: Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier. De leerlingen begaven zich op weg en deden wat Jezus hun had opgedragen; zij brachten de ezelin met haar veulen, legden er hun mantels overheen en Hij ging er op zitten. Zeer velen uit het volk spreidden hun mantels uit op de weg, terwijl anderen de weg bedekten met twijgen die zij van de bomen hadden gesneden. De mensen die Hem omstuwden, jubelden: “Hosanna Zoon van David, Gezegend de Komende in de naam des Heren! Hosanna in den hoge!” Toen Hij Jeruzalem binnentrok, raakte de hele stad in beroering en men vroeg: “Wie is dat?” Het volk antwoordde: “Dit is de profeet Jezus uit Nazaret in Galilea.”

 

Overweging

Het evangelieverhaal van daarnet lijkt bijna een scène uit een film, met een stoet mensen die optrekt naar een zonovergoten stad op de heuvel, met daartussen een man op een ezeltje gezeten die fel wordt toegejuicht. We vinden het verhaal terug in de vier evangeliën, wat langer of korter uitgesponnen. Er zitten vooral echo’s in van oudtestamentische profetieën die de toehoorder moeten duidelijk maken dat Jezus de langverwachte redder is, maar niet op de manier zoals de mensen dat denken.

We zouden dit verhaal kunnen lezen als de logische uitloper van wat voorafgaat. Jezus predikt, trekt rond en geneest zieken, schopt door wat hij doet tegen de heersende maatschappijorde en zere schenen en krijgt daarbij steeds meer aanhang op het platteland. De mensen zien in hem een nieuwe messias, één die hen kan redden en bevrijden uit hun miserabel leven. In het verhaal roepen de mensen langs de weg hem toe “Hosanna”, wat je letterlijk mag vertalen als: “Kom ons te hulp, red ook ons”.
Jezus moet ervan overtuigd geweest zijn dat als hij echt iets wilde veranderen, als hij zijn boodschap door zoveel mogelijk mensen wilde laten horen, hij in Jeruzalem moest zijn, het centrum van de religieuze en politieke macht. Tijdens het Paasfeest pelgrimeerden heel veel mensen daarheen. Tegelijkertijd moet hij ook goed beseft hebben dat de consequentie daarvan was dat het misschien niet goed zou aflopen, maar dat moest dan maar. Als de overtuiging zo diep zit, als het vuur niet te stuiten is, dan is dat allemaal belangrijker dan lijfsbehoud. Het lijkt een soort radicalisme dat ook nu nog mensen hun leven in de waagschaal doet werpen. De voorbeelden zijn er, ten goede en ten kwade. De idee is: “Niet mijn persoon is belangrijk, wel waar ik voor sta.”

De manier waarop Jezus Jeruzalem binnentrekt klinkt vertrouwd in de oren van de toehoorder. Het lijkt een beetje op hoe koningen en overheersers na een veldtocht hoog te paard de streek die ze laten veroveren hebben, binnentrekken om daar feestelijk onthaald te worden. Er waren zo’n verhalen over Alexander de Grote of van de Romeinse keizer Vespasianus na zijn bloederige inname van de stad Jeruzalem.
Maar bij Jezus klopt de gelijkenis niet helemaal. Jezus zit op de rug van een ezel. Alleen de overwonnen koningen werden in die tijd door de Romeinen op een ezel rondgereden. Die werden echter niet toegejuicht, maar uitgejouwd.
Het beeld echoot hiermee echter de profetieën van Zacharia en Jesaja: “Jubel gij dochter van Jeruzalem, uw koning komt tot u, rechtvaardig en nederig, rijdend op een ezelsveulen, hij zal de volkeren vrede verkondigen”.
Een ezelin met haar zogend veulen was het symbool bij uitstek van vredelievendheid. Ze werd in de veldtochten zelfs niet gebruikt om karren met proviand of wapentuig voort te trekken. Het moet duidelijk zijn: Jezus komt niet als een overheerser, maar als een vredesvorst.
Tegenover het zegepralerige van de paardenmannen, toont Jezus ons de zachte heerschappij van de ezelrijder. De ezelrijder die zou moeten worden uitgejouwd, wordt juist toegejuicht, de mantels en de palmtakken worden voor hem op zijn weg neergelegd. De vredebrenger is sterker dan de oorlogsstoker. De wereld een beetje omgekeerd.

Dit accent op het geweldloze vinden we ook terug in tal van andere verhalen. Zo kent u natuurlijk “Als iemand je op de linkerwang slaat, bied dan ook je rechterwang aan”. Een aanmaning die we zonder twijfel allemaal in praktijk brengen.
Zo’n reactie maakt degene die slaat een beetje belachelijk. Het is alsof je zou zeggen: “Je kan me misschien wel raken, maar met geweld zal je me niet klein krijgen.”, “Nagel me maar aan het kruis, dat waar ik voor sta zal je daarmee niet uitwissen.”
Geweld is immers het wapen van zwakkelingen, die geen redelijke argumenten meer hebben om de ander te overtuigen van hun gelijk. Geweld brengt geen geloof, geen diepe overtuiging, geen vertrouwen, het brengt enkel angst en wantrouwen.
De absolute tegenpool van de geweldscultuur is misschien wel Jezus’ uitspraak van “bemin uw vijanden”, waardoor hij zich zijn hele leven heeft laten leiden. Zijn verzet tegen geweld is zelf geweldloos, maar tegelijkertijd onverzettelijk. Het is niet de passieve houding van iemand die zich angstig weghoudt van alle conflict en stilletjes zwijgt wanneer het een beetje te gevaarlijk wordt. Niet het geweldloze van iemand die wantoestanden blijft gedogen uit schrik zelf in de klappen te moeten delen.
Het is eerder de houding van iemand die vastberaden blijft standhouden, die zonder schrik het onrecht blijft benoemen en aanklagen, die de belagers blijft trotseren.

Daarin heeft Jezus velen geïnspireerd, tot op vandaag. Ghandi die bleef doorgaan toen men hem sloeg. Martin Luther King die zijn dromen bleef uitspreken, ook al bedreigde men hem met de dood. Mandela die na een vroege gewelddadige periode bewust koos voor geweldloos verzet omdat dat zoveel sterker was. Romero, die zijn geweldloos verzet met de dood moest bekopen. En zovele andere Navalny’s in deze wereld.
Hun motto kan je samenvatten als: “Geweld leidt alleen tot nog meer geweld, tot iedereen uitgeput in de touwen, verliest. Geweldloos verzet maakt daartegen duidelijk dat de actie van de geweldenaar zo elke redelijkheid te buiten gaat dat ze potsierlijk wordt.”

Daarvoor is meestal wel wat creativiteit nodig. Jezus heeft een heel aparte manier om met zijn tegenstanders om te gaan. Hij slaagt er telkens in om die te verrassen door niet mee te gaan in hun logica. Door de andere niet te behandelen zoals hij zelf behandeld wordt, doorbreekt hij de dreigende geweldsspiraal. De tegenstander wordt als het ware op het verkeerde been gezet, het lijkt bijna een vorm van oosterse gevechtssport waarbij je de kracht van je tegenstander gebruikt om die te vloeren.
“Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen” is er zo één. Of nog elders in het evangelie: “Als iemand u dwingt zijn bagage één mijl voor hem te dragen, draag ze dan twee mijl”.
Romeinse soldaten mochten van joden eisen dat ze voor hen hun bagage en wapens droegen, maar niet langer dan één mijl. Je zat dus als jood in een moeilijk parket: weigeren betekende de dood, meehelpen was collaboreren met de vijand. Jezus suggereert echter om na één mijl de bagage niet terug te geven en gewoon verder te stappen. Je brengt er de Romein zeker mee in verwarring: hij begaat nu zelf een overtreding en verwacht zoiets zeker niet van iemand die hij als de vijand moet aanzien. Zo zal hij de volgende keer dus hopelijk wel twee keer nadenken om een jood te vragen zijn spullen te dragen. De spiraal van geweld en onderdrukking wordt hiermee gestopt.

Twee voorbeelden die tonen dat dit soort verzet creativiteit en zachte moed vergt. Het risico dat het mislukt, dat je toch in de klappen deelt, is niet weg. Het is een heel andere weg dan de oorlogstaal die we nu bijna alle dagen te horen krijgen. De oorlogsheren en sabelslijpers, niet weinig ondersteund door de wapenlobby, voeren weer het hoge woord. Miljarden worden gespendeerd aan wapentuig en de geweldlogica lijkt de enige die nog mag klinken, want, zo wordt gezegd: “Als je vrede wil, moet je de oorlog voorbereiden”.
Jezus toont dat een andere weg altijd mogelijk is. Het bracht de Italiaanse politicus Igino Giordani ertoe de spreuk van daarnet om te vormen tot “Als je vrede wil, moet je de vrede voorbereiden.” Dat betekent  dat meer geïnvesteerd wordt in diplomatie dan in wapens, dat betekent dat het Hosanna, het “help ons” van de stille meerderheid weer gehoord mag worden. Dat betekent dat de redelijkheid van de ezelrijders het terug haalt van het onzinnig geweld van de paardenmannen.

Laat ons daarom het ondubbelzinnig opnemen voor die ezelrijders en hen aanmoedigen en toejuichen, en naar hun voorbeeld geweldloos verzet plegen daar waar leven geweld wordt aangedaan.
Alleen zo zullen we het nieuwe Jeruzalem opnieuw kunnen opbouwen.

 

Hoe lang nog gaan wij over straten
die de dood heeft geplaveid,
hoelang nog ademen wij gassen
van hogerhand voor ons bereid
hoelang nog geven wij slechts wapens
aan een kind dat vraagt om brood
hoelang nog is geweld ons heilig
wanneer het onze macht vergroot

wij willen zingen van gods vrede
de nieuwe stad Jeruzalem
wij zullen zien hoe in uw straten
de armen lachend gaan.

Hoe lang marcheren wij op wegen
die dood heeft aangelegd
hoe lang nog leren wij te haten
een volk dat voor zijn vrijheid vecht
hoelang nog voeren wij
een oorlog tegen boeren zonder land
hoelang nog plund’ren wij de aarde
geven wij gif aan dier en plant

wij willen zingen van gods vrede
de nieuwe stad Jeruzalem
wij zullen zien hoe in uw straten
de armen lachend gaan.

Hoelang nog blijven wij gehoorzaam
aan de planners van dood
hoelang beroven wij de armsten
van hun grond en van hun brood
hoelang nog stelen wij de dagen
van hun korte levenstijd
hoelang nog zijn wij blind voor liefde
is in ons alles haat en nijd

wij willen zingen van gods vrede
de nieuwe stad Jeruzalem
wij zullen zien hoe in uw straten
de armen lachend gaan.

(Dorothee Sölle)

 

Tafeldienst

Jezus. Zoon van vélen. Mensenzoon. Ook zoon van God genoemd. Met hem mogen we aan tafel gaan. Hij die de weg ten einde is gegaan Aan deze tafel van brood en wijn gedenken we hem en noemen we hem. De mens naast ons. Ons leven in zijn voetspoor, telkens weer.
We mogen ons verbonden weten met alle mensen die gestorven zijn en die ons dierbaar zijn. We gedenken alle doden ten gevolge van geweld en oorlog.
En we sluiten aan bij de lange sliert van mensen onderweg, lotgenoten, die in woord en gebaar van breken en delen blijven gaan voor gerechtigheid.

Beeld en gelijkenis van Hem die leeft,
een mensenzoon
heeft hij geen macht begeerd, geen aanzien,
als een god,
en heeft zich niet aan de gestalte
dezer wereld onderworpen.
Heeft niet, roofzuchtig, voor zichzelf geleefd,
maar zich ontdaan van zijn bezit.
En is de weg gegaan die langs de zelfkant voert,
het duister in.
En is niet halverwege omgekeerd,
maar heel de weg gegaan.
Is op de slavenmarkt gaan staan,
om als de minste mens verkocht te worden
en werd zo één van hen die mensonwaardig zijn.
Werd niemand met wie niemand zijn.
En wie hem zien keren zich van hem af.
En trok het lijden aan en droeg het als een lam
en stond stom voor zijn scheerders
en werd gehangen als een slaaf.
Zo is hij mens geworden,
een gerechte;
beeld en gelijkenis van Hem die leeft
en liefde is. Hem noemen wij:
heer, mensenzoon van God,
leidsman en lotgenoot, Jezus Messias.
(Huub Oosterhuis)

Jezus Messias,
die onze weg is naar het leven,
nam de laatste avond
dat hij met zijn vrienden samen was,
wat brood,
liet het in zijn handen rusten
en koesterde het met een eerbiedig zwijgen.
Hij dankte God ervoor
en brak het toen om het te verdelen:
Neem allen een stuk, zei hij, en eet het maar.
In dit gebaar kom ik naar jullie.
Want voedsel moet gemeenschap stichten
van lichaam en ziel,
van lichaam en bloed.
Neem en eet het, dit is mijn lichaam.

Toen vulde hij een beker met wijn en liet hem rondgaan.
Want hun dorst naar diepe verbondenheid was groot.
Drink ook hieruit, zei hij,
en voel dat leven sterven is
en een nieuwe geboorte pijn doet.
Deze wijn moet liefde worden; verwantschap in hetzelfde bloed:
dit is mijn bloed.

Dan is het stil geworden
als bij een afscheid dat er geen is.
De tekens hadden nieuwe hoop gewekt.
We leven niet naar een verre toekomst.
We leven naar de meest nabije mensen.
Geef jezelf als voedsel,
geef het voedsel als jezelf.

 

Vredeswens
Jezus heeft zijn vrienden vrede toegewenst en wij wensen die elkaar zondag na zondag ook toe. Laten we die vrede verstaan als een appel tot geweldloos verzet tegen alles wat klein maakt en houdt. Wensen we elkaar de creativiteit en het niet aflatend vuur om vredestokers te worden.

Communie

Slotgebed: Open onze ogen dat wij ons verbonden weten met Jezus van Nazareth, deze mens, die tot het uiterste ging.
Open onze oren voor de schreeuw van de aarde en van de mensen om gerechtigheid.
Open onze handen om te zegenen waar we kunnen.
Richt onze voeten naar wegen van gerechtigheid en vrede.
Tot een zee van dromen in ons tekeer gaat.

Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld.
Omgewaaid. Ontwortelde plataan.
Toen heeft hij licht onder zijn schors gevoel,
een vlaag van knoppen die op springen staan.
Uit jij en jou en woorden weggevlucht.
Ergens heen gejaagd. Boomgrens voorbij.
Op adem komen in de dunne lucht,
je eigen hartslag horen. Vogelvrij.
Uit eigen aard en huid naar iemand toe,
onontkoombaar. En niet wonen meer
tot ik Hem, Hij mij vinden zal, en hoe –
een zee van dromen gaat in mij tekeer.
(Huub Oosterhuis)