(Een tekst uit een viering van 2002, naar aanleiding van 30 jaar cantorschap in Dominicus Gent van Bernard de Cock.
Daarmee vieren we ook Dominicus Gent als zingende gemeenschap: hoe ons samenzingen durf en kracht is, hoe het mysterie er klank en adem in krijgt, een groter lichaam, een grotere blik…)
Zingen is ademen met de hele wereld.
Is meebewegen met de hele wereld.
Alles ademt, alles beweegt.
Zelfs de bergen zijn ooit opgestuwd,
en zullen weer verdwijnen.
In die grote adem
zingen we mee,
bewegen we mee,
stromen we mee.
De wereld is een schepping,
is een gegeven plaats
en elk zingen is een gloria,
een lofzang aan het mysterie
dat alles opgooit en laat bestaan,
het onnoembare, het onnoemelijke,
het ongenoemde.
Het wonder van elke nieuwe dag.
Het wonder van elke nieuwe adem.
Het wonder van elke nieuwe mens.
Getoverd uit het niets
en even groot als de wolken en de zeeën.
Elk zingen is een gloria.
Elk zingen bevestigt dit bestaan.
Elk zingen is een credo.
Want wat zingen we,
wat zingt in ons?
Dat we dit bestaan omhelzen willen
met twee armen willen dragen
naar het volgende moment.
Dat we dit bestaan delen willen
breken tot ook de ander
een stuk heeft
en kan drinken
van de grote adem.
Dat er vreugde is
om dit dragen
om dit delen
om een overvloed
die zich verborgen hield,
een overvloed van vijf broden
en twee vissen.
Zo groot is dit geloven
dat we samen moeten zingen.
Zo groot is deze vreugde
dat we huizen moeten bouwen
en eten maken
en bewaren, alles bewaren
en vertellen, aan iedereen,
dat we hebben bewaard.
Elk zingen is een Onze Vader.
Vergeef ons deze wereld,
die weet hebt van een hemel.
Die vader en moeder bent,
help ons vandaag, nu.
Vergeef ons onze zwakheid,
leer ons de zwakheid vergeven.
Elk zingen is vragen, smeken
is verdriet opgooien tot het glinstert
tot iemand het opvangt
en verder draagt
is de geborgenheid zoeken
van een thuis ons ooit beloofd
toen we mochten bestaan
toen we geboren werden.
Wees ons nabij, Oneindige,
wij zingen uw naam
wij zingen onze naam in u.
(Guido Vanhercke)