Interview met Sytze de Vries…

Op 25 mei werd in Monnickendam het Nieuwe Liedboek voor de Kerken gepresenteerd. Ongeveer 120 liederen (berijmd en onberijmd) uit dat liedboek zijn van de hand van Sytze de Vries (1945).
Zijn vroegste herinneringen zijn aan pake en beppe in Leeuwarden. Met de wandelstok als aanwijsstok leerde pake hem lezen, zittend op beppe’s schoot leerde hij psalmen zingen. Het verklaart waarom bij hem zingen en schrijven levenslang bij elkaar zijn gebleven.
Voor De Vries is schrijven een manier van ordenen, van chaos bedwingen. Als hij zijn gedachten heeft kunnen ordenen tot een lied of een gedicht, dan heeft hij er grip op gekregen. Op de dag van uitzending is het Pinksteren, het feest van de uitstorting van de Heilige Geest. Sytze de Vries: ‘De Heilige Geest is dat wat God bewogen heeft vanaf het begin en wat ons in beweging zet. Het is dezelfde Geest, de adem, Ruach, die in Genesis over de wateren blies: de schepping werd daar letterlijk en figuurlijk uitgebroed.’
Hij vindt dat we niet zo moeilijk moeten doen als we het over de Heilige Geest hebben: ‘Hoe vaak hebben we het niet over wat je ‘motiveert’, ‘bezielt’ en ‘inspireert’?’
Tussen het zingende kerkvolk (Willem Barnard)

Soms, als ze hun longen
te boven zingen,
het dak staat bol van geluid,
kijk ik mijn ogen uit:

alles verandert, de dingen
staan stil te dansen, het altaar haast
swingende, pinkstertongen
worden de kaarsen en de gezichten

van de gewoonste stervelingen
glanzen van licht. Ik verwonder mij
tot ik versta:

zonder die tranen in mijn ogen
had zich de wereld niet bewogen,
gingen de dingen niet opgetogen
al dat geloven achterna.