Geboorte en sterven…

Dominicus Gent
Viering van zondag 9 februari 2020

Geboorte en sterven…


(eerste van drie vieringen over ethische kwesties)

Laten we bidden
om Aanwezigheid,
om richting en nabijheid,
om ontferming en bescherming.
Laten we bidden om Licht
teken van vertrouwen en van toekomst.
Wees hier aanwezig.

 

Hier wordt het land gezocht
( Jan van Opbergen)

Hier wordt het land gezocht waar wij gelijken zijn,
niemand apart en geen kleuren die minder zijn,
niemand apart en geen kleuren die minder zijn.

Hier wordt de tijd verhaast dat wij elkaar verstaan,
handen die wenken en ogen die open gaan,
handen die wenken en ogen die open gaan.

Hier wordt de Stem gehoord die nog klinken mag,
mensen die hopen op ooit hun bevrijdingsdag,
mensen die hopen op ooit hun bevrijdingsdag.

Hier is het woord van God die ons geschapen heeft:
“Waar is je zuster, je broer die jou nodig heeft?”
“Waar is je zuster, je broer die jou nodig heeft?”

Hier staat een tafel waaraan ons wordt voorgedaan,
hoe wij genezen van heersen en misverstaan,
hoe wij genezen van heersen en misverstaan.

Overweging

Meermaals komen hier morele afwegingen ter sprake bij grote samenlevingsvraagstukken als de onomkeerbare klimaatverandering, ontheemden, mensen in armoede, mensenrechtenschendingen en de rol van het bankwezen bij dat alles, …
Maar ethische kwesties die te maken hebben met de individuele mens op cruciale momenten van leven en dood zijn intiemer en veel delicater. Denk maar aan wat het euthanasie-proces heeft opgeroepen en –bij uitbreiding- de lange wachtlijsten en betaalbaarheid van zorg, zwangerschapsafbreking naar aanleiding van resultaten NIPTest, de nieuwe mogelijkheden van DNA-onderzoek, ….
Als christen met twee voeten in de samenleving worden we geraakt door deze vraagstukken.
De klassieke media en -nog veel meer- de onlinemedia belagen ons met uiteenlopende visies die ons raken en verwarren. Niet gehinderd door gebrek aan kennis, respect en fijngevoeligheid passeren daar de meest ongenuanceerde uitspraken.
Mogen we bij deze vraagstukken inspiratie verwachten van onze bijbelschristelijke traditie? Laat ons luisteren naar de grote lijnen van het eerste bijbelboek Genesis.

In het begin schiep God de hemel en de aarde.
De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de geest van God zweefde over de wateren. Toen zei God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht. En God zag dat het licht goed was. God scheidde het licht van de duisternis; (…) dat was de eerste dag.
En God zei: ‘Er moet een uitspansel zijn tussen de wateren, een afscheiding tussen het ene water en het andere.’ (…) Zo gebeurde het. (…) dat was de tweede dag.
En God zei: ‘(…).’ Zo gebeurde het. (…). En God zag dat het goed was.
En God zei: ‘Het land moet zich tooien (…)’ Zo gebeurde het. (…) En God zag dat het goed was. (…) dat was de derde dag.
En God zei: ‘Er moeten lichten zijn (…).’ Zo gebeurde het. God maakte de twee grote lampen, (…) gaf ze een plaats aan het hemelgewelf (…) En God zag dat het goed was. (…) dat was de vierde dag.
En God zei: (…) En God zag dat het goed was. God zegende ze en (…) zei: ‘Het land moet levende wezens voortbrengen (…) Zo gebeurde het. (…). En God zag dat het goed was.
En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend(…)
En God schiep de mens als zijn beeld; (…)God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag.
Zo werden de hemel en de aarde voltooid, en alles waarmee ze toegerust zijn. Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing. Hij (…) zegende de zevende dag en maakte hem heilig, want op die dag rustte God van al het werk dat Hij scheppend tot stand had gebracht.

De tekst is geschreven tijdens de Babylonische ballingschap. Het joodse volk kreunt onder de Babylonische bezetting. De joodse intelligentsia en het joods bestuur zijn meer dan 1000 km van huis weggevoerd. De hoop op terugkeer, het verlangen naar bevrijding uit ballingschap en bezetting én hun ervaren van goddelijke nabijheid vindt o.m. een uitweg in deze scheppingspoëzie.
In de alomtegenwoordige chaos tekent zich geleidelijk een orde af: God is met ons bezig, de chaos zal in orde omkeren, duisternis wordt van licht gescheiden en net als God zullen we mogen zien: dat het goed wordt, dat het goed is en dat we daarbij een rol te spelen hebben.
Dat is de basis-inspiratie bij ons denken, bidden en handelen: er is ons goed leven aangezegd, we zijn tot het goede geroepen.

Of mensen fundamenteel goed zijn is onderwerp van discussie, maar wordt door stevig onderzoek en boeiende literatuur ondersteund. We noemen Dirk Van Duppen en Johan Hoebeke (De supersamenwerkers), Rutger Bregman (De meeste mensen deugen), Nicholas Christakis (Het goede in de mens) e.a.
Er is een morele intuïtie die we delen met de meerderheid van de mensheid -over levensbeschouwelijke verschillen heen-: overal staat eerbied voor het leven boven doodslag, erkenning van eigendom boven diefstal, trouw wordt hoger ingeschat dan bedrog, waarheid hoger dan leugen, de meeste ouders zijn respect waard enz.
Daarnaast leren we met vallen en opstaan dat we zwart-wit denken best vermijden en reflectie inbouwen bij moreel denken en handelen: wat betekent jouw of mijn keuze voor mezelf, voor mijn dichte en verre naasten, voor de samenleving, ….
Het ontwikkelen van een betrokken houding op leven en samenleven en zicht krijgen op afwegingen die wij en anderen maken bij een beslissing, kleuren ons mens en medemens-zijn.

“Goed leven is mensen toegezegd”. Helpt die bijbels christelijke basisinspiratie ons bij vraagstukken met betrekking tot levensbegin en levenseinde in dit tijdsgewricht met zoveel technologische mogelijkheden?

Nu en dan zijn we persoonlijk betrokken bij zo’n fundamentele vraag.
• De manier waarop de NIPTest (de Niet-Invasieve Prenatale Test op 12 weken) aan onze zwangere dochter werd voorgesteld frappeerde me. De arts-in-opleiding vertelt in één zin dat ‘wanneer je niet tot zwangerschapsafbreking overgaat bij een afwijkende test, toch best al met elkaar bespreekt wanneer je je kind van zijn/haar afwijkingen op de hoogte zal brengen’. De zwangere krijgt weliswaar een uitgebreide brochure mee naar huis… maar op minder dan een minuut worden bij jonge ouders fundamentele vragen opgeroepen waarvoor de arts verder geen tijd uit trekt.
• Een vrouw laat ons haar euthanasieverklaring zien, opgesteld kort nadat ze de diagnose Parkinson kreeg. We hebben een kort gesprek daarover. Enkele maanden later maakt ze een zware val. Ze weigert elke behandeling en vraagt om euthanasie. Ze roept mij erbij om van haar ‘vaste wil’ te getuigen bij de artsen. Het bijzondere en ingewikkelde van die dag staat me tot op vandaag helder voor de geest. Ik ben dankbaar voor het intieme en mooie waarbij ik –ondanks het lijden van alle betrokkenen in het gezin- mocht aanwezig zijn. En toch blijf ik iets van mislukking, tekortkoming voelen en besef ik dat ‘het goede doen’ niet zo eenduidig is.
Ieder van jullie kan hier ervaringen bijleggen van situaties bij levensbegin en levenseinde die vragen oproepen die niet in je koude kleren kruipen. Dat is goed denk ik en toont dat we ons mens- en medemens-zijn ernstig nemen.

Los van de uiteindelijke handelingen bezwaart mij het mensbeeld dat -al dan niet expliciet- onderliggend is. Zelfs wanneer ik helemaal kan inkomen in de redenering en de uiteindelijk beslissing zijn er weerhaken die zich in mij vastzetten, omdat er iets ont-menselijkends in zit dat me verwart en kwetst.
NIPT bv. spreekt niet over ‘variaties’ maar over ‘afwijkingen’ en geeft de wettelijke toelating tot zwangerschapsafbreking. M.a.w: onuitgesproken wordt een perfecte, syndroomvrije wereld voorgehouden en de premisse dat je daar toch niet tegen kan zijn. Mensen met een genetisch defect en in het bijzonder mensen met syndroom van Down zijn niet zomaar ‘anders’ maar in deze redenering minder mens en dus het leven en onze zorg niet waardig.
Euthanasiewet uitbreiden naar dementerenden verraadt hoe we kijken naar mensen in hoge ouderdom waarmee wij geen aansluiting meer vinden: ze zijn geen mensen meer, horen er niet meer bij, zijn lastposten en vooral zwaar-financiële posten.
Zal een sociaaleconomische kijk de visie op en de beleving van ouderdom en gebrek niet langzaam maar zeker domineren?
Zal het ontkennen van wezenskenmerken van ons mens-zijn: onze fragiliteit, ons onaf zijn, onze onderlinge afhankelijkheid …. ons uiteindelijk reduceren tot mislukte eenzame individuen? Ik mag niet gedroomd hebben dat de laatste gedachte van de oudere en kwetsbare mens zou zijn: ik ben tot last, mijn leven wordt als overbodig gezien, ik moet er een eind aan maken.
En wie garandeert dat zo’n mensbeeld niet doorschiet naar het afbouwen van zorg voor dementerenden en: “je wou geen zwangerschapsafbreking, dus betaal je ook maar zelf voor de bijzondere opvang van je kind”?
Dat is chaos.

Laat ons bij die vragen en chaos dat bijbels mensbeeld voor ogen houden: in al onze kwetsbaarheid zijn we geschapen tot zinsverband, aan elkaar toevertrouwd en geloven we in Gods trouw en nabijheid.

Schriftlied – die chaos schiep tot mensenland
H. Oosterhuis

Die chaos schiep tot mensenland,
die mensen riep tot zinsverband.
Hij schreef, ons tot bescherming,
zijn handvest van ontferming.
Hij schreef ons vrij met eigen hand.
Schrift die mensen oorsprong schrijft,
Woord dat trouw blijft.
Dat boek waarin getekend staan,
gezichten, zielen, naam voor naam,
hun overslaande liefde, hun overgaande liefde,
hun weeën die niet overgaan.
Zijn onvergankelijk testament:
dat Hij ons in de dood nog kent –
de dagen van ons leven ten dode opgeschreven,
ten eeuwig leven omgewend.

Overweging

Hij schreef ons tot bescherming
Zijn handvest van ontferming.
Hij schreef ons vrij, met eigen hand,
Schrift die mensen oorsprong schrijft.
Woord dat trouw blijft.

Deze gezongen woorden raken mij. Ik vind ze ontroerend mooi. Bescherming en ontferming: dat is ons aangezegd. We mogen ons geborgen weten in een groter geheel, in een geheim waarin ons leven betekenis krijgt en van waaruit het geleefd mag worden. In oorsprong, in die allereerste kiem, mogen we vol vertrouwen aan het leven beginnen.
Woord van trouw.
Dit krijgen we – geboortecadeau !
Vanuit bescherming, ontferming en onvermoede trouw mogen we leven.
Woorden om te hopen, te geloven, te zingen.
Ik wil daar woorden van Jan Van Opbergen aan toevoegen:
Er is geen God aan onze zijde die zegt zo ga je goed.
Wel één die roept door alle tijden: zoek verder, het komt goed.

Het komt goed. Belofte tot ‘goed leven’. We mogen ons toevertrouwen aan de belofte dat goed leven ons is aangezegd.

Wil dat zeggen dat alle leed opgeschort wordt? Dat rampen, twisten, oorlog, ziekte, verlies uitgewist worden? Betekent dit dat leven alleen blijheid, geluk, voorspoed is?
Ik denk het niet. Ons aller concreet leven is daarvan het levende bewijs.
En toch … ik mag mij geborgen weten in bescherming, ontferming, vertrouwen.
En ik hoop en bid dat velen mét mij dit mogen ervaren.
Vanuit welke inspiratie of beschouwing dan ook.
Dat mensen, telkens opnieuw en opnieuw en opnieuw, mogen ervaren – hoe klein en kwetsbaar ook – dat we voorbestemd zijn tot ‘goed leven’ – dat we ons aangespoord weten tot het goede – dat we elkaar aanmoedigen om de weg van de liefde te gaan. Van begin tot eind – van geboorte tot sterven.

Hoe doen we dat? Die weg van de liefde van het prille begin tot het bittere einde?
Op heel veel verschillende wijzen, omstandigheden, in zoveel unieke mensenlevens.
Ik denk terug aan het proces in Gent, waar artsen terechtstonden voor het al dan niet correct ingaan op en uitvoeren van euthanasie.
Ik ben geen expert in de materie, jurist noch arts, geen ervaringsdeskundige in de zin van euthanasie bij dichte naasten te hebben meegemaakt. Ik ben wel soms toeschouwer, soms deelgenoot, luisterend oor, … Geïnteresseerd in het denken, argumenteren, nabij zijn en handelen van allen die betrokken zijn bij het levenseinde. Want daar komt ieder van ons toch aan toe: geboorte, leven en dood. Onvermijdelijk. Nadenken en communiceren hierover helpt ons leven zin en richting te geven.
In die week van het zogenaamde ‘euthanasieproces’ heb ik vaak gedacht aan alle betrokkenen. Allemaal mensen, die vanuit hun eigen perspectief, geprobeerd hebben om goed te handelen – met goede bedoelingen. Daar ga ik toch van uit. Voor alle partijen moet het een vreselijke tijd geweest zijn (dit proces had niet moeten gevoerd worden). In de eerste plaats voor hen.
Maar ik denk ook aan alle mensen die te maken hebben met lijden, fysiek én psychisch – mensen die geen zin meer zien in het leven. Zij die dichtbij een euthanasie meegemaakt hebben. Of mensen voor wie de beslissing te laat kwam.
Ik denk aan alle familieleden, mantelzorgers, naasten die door dit proces overvallen worden met allerlei overwegingen, oordelen, twijfels. Ik denk dat veel mensen ‘geleden’ hebben aan dit proces.
Ik denk aan de talloze zorgverleners – artsen, verpleegkundigen, etc. – die mensen nabij willen zijn in de laatste levensfase. Ook aan juristen en beleidsmensen denk ik. Beëindigen van leven – bij begin en aan het einde van een mensenleven – dat is ingewikkelde, complexe materie. Hier komt ‘beroepsethiek’ aan te pas. Stof voor deskundigen.
Wat helemaal niet wegneemt dat ik, dat wij mogen/moeten nadenken over alles wat met leven – met begin en einde – te maken heeft. Ook uw en mijn stem mag uitgesproken en gehoord worden.
Ik denk dat euthanasie geen vanzelfsprekend gebeuren is. Nooit. Niet voor de persoon die erom vraagt, niet voor de naasten, niet voor de artsen. Ik kan mij wel inbeelden dat mensen erom vragen. Zeer zeker. En gelukkig maar dat de vraag gesteld kan worden.
Maar als ik nadenk over euthanasie, wil ik ook de zorg erbij betrekken. Zorg en betrokkenheid op lijden, op ziekte, op uitzichtloosheid. Hoeveel zorg kan/wil men geven aan zieken, aan ouderen? Is er zorg tot het uiterste mogelijk?
Euthanasie bij zieken in een terminale fase, mensen die uitbehandeld zijn: een situatie waar veel mensen zich iets kunnen bij voorstellen. Maar levensbeëindiging bij psychisch lijden, bij ‘voltooid leven’, bij mensen met dementie daarentegen … Hoe we daar al dan niet in meegaan zegt iets over de visie op leven, op lijden en dood. In onze ‘maakbare’ samenleving en ‘voor elke kwaal is een remedie’ overtuiging is het niet vanzelfsprekend om ziekte, lijden, uitzichtloosheid een plaats te geven. Hoeveel pijn/lijden kunnen we aan? Hoeveel aan gebrek, tekort, beperktheid verdragen we? Opnieuw: welk mensbeeld hanteren we?
Ik zie het rondom mij gebeuren dat mensen onomkeerbaar veel kwaliteit van leven moeten inleveren. En in die moeilijke, pijnlijke situatie zorg en nabijheid vragen én mogen ontvangen. Er zijn mensen, naasten, die met oneindig veel zorg en liefde dag in dag uit voor zieken zorgen. Nabij zijn, zich verbonden weten en het opnemen omdat … tja waarom? Omdat iemand dit wil – omdat het moet – omdat wij mensen voor mensen zijn.
Ontferming – bescherming en trouw. Ons aangezegd.

Dit leven gaan wij, om warmte. Om zachtheid. Om liefde.

Om warmte gaan wij een leven
H. Oosterhuis


Om liefde gaan wij een leven, zeilen wij over de zee,
vliegen wij langs de hemel,
om liefde gaan wij een leven
met licht en met donker mee.
Vogeltje van de bergen wat zwoeg je dapper voort ?
Om wat ik uit de verte van liefde heb gehoord.

Om liefde gaan wij een leven, graven diep in de nacht,
kruipen wij onder de hemel,
om liefde gaan wij een leven
om weten en stille kracht.
Mensje, één van de velen, waar snelt je voetstap heen ?
Waar is te vinden dat ene, daar snellen mijn voeten heen.

Om iemand gaan wij een leven, wagen wij dood na dood,
zwerven de verste wegen om jou, op hoop van zegen,
mijn liefde, mijn reisgenoot.
Dalen van zwarte aarde, bergen van hemelsblauw,
om alles ga ik dit leven om alles of niets met jou.

 

Uitsmijter: Journaliste An Olaerts deelt in DS-magazine van 08/02/2020 het volgende:

(…) Punkie vroeg onlangs aan mijn moeder (…): ‘En in welke buik heb jij gezeten?’ Er ontspon zich een
dialoog die niet over kleinigheden ging:
‘Ik zat in de buik van mijn mama.’
‘En waar is jouw mama nu?’
‘In de hemel.’
‘Waarom?’
‘Omdat mijn mama dood is.’
Daarop stapte Punkie in de auto en vroeg of hij thuis nog televisie mocht kijken. (…) Kous af.

Ander onderwerp. Mijn moeder liet hij achter op de stoep, samen met enige aangeboorde gedachten. En dan had ze nog geluk, want over de dood had Punkie niets gezegd. Soms somt hij ook op wie als eerste doodgaat: eerst oma, want die is al héél dikwijls jarig geweest. Ik weet niet hoe Punkie het doet, maar hij doet het telkens weer. Of het nu over het einde van het leven gaat of over het begin. Ergens tussen neus en lippen is hij ineens daar. Op kousenvoetjes komt hij af. Op kousenvoetjes is hij weer weg. Tussenin friemelt hij wat aan de kern van het menselijk zijn. en daarna moet iemand anders het monster terug in het doosje krijgen. soms is het mijn moeder, maar meestal ben ik het. (…)

Moge dit samen vieren ons bemoedigen om fundamentele vragen bij leven en dood niet als een monster te zien dat dringend in een doosje moet, maar als uitnodiging om er bedachtzaam, zorgend en verbindend bij stil te staan.