Dagelijkse ethiek…

Dominicus Gent

Viering van zondag16 februari

Dagelijkse ethiek

 
Goedemorgen en welkom op deze tweede viering
in de reeks over ethiek in ons individueel leven.
Vorige zondag kwamen het begin en het einde van het leven ter sprake,
vandaag willen we ons focussen op de keuzes in ons dagelijkse leven.

We steken eerst de paaskaars aan, teken van Gods aanwezigheid in ons midden.

We komen hier samen om telkens weer te leren
hoe we meer en meer mens kunnen worden.
En hoe ons goed leven onlosmakelijk verbonden is
met het goed leven voor anderen.

Zingen we dit uit in het lied:

Vrede voor jou hierheen gekomen,
zoekend met ons om mens te zijn.
Jij maar alleen, jij met je vrienden,
jij met je last, verborgen pijn;
Vrede, genade, God om je heen,
vergeving, nieuwe moed voor jou, voor iedereen !

Niemand komt hier vrij van het kwade,
niemand gaat hier straks weer vrij uit.
Niemand te veel, niemand te weinig,
niemand te groot, geen één te klein.
Dit wordt verbeeld in woord en gebaar,
tot ooit en overal wij leven van elkaar !

Jij die ons kent, jij die ons aanvoelt,
jij die de hele wereld draagt.
Kom naar ons toe, leer ons te leven,
help ons te zien wat ieder vraagt:
tijd om te leven, kans om te zijn,
een plek om nu en ooit gezien, aanvaard te zijn ! 
(J. van Opbergen)

 

Eerste inbreng

Stel je even de volgende situatie voor: je werkt op de verkoopafdeling van een bedrijf. Je merkt dat je chef een order van een klant heeft genoteerd voor een bepaald product, maar daarbij kennelijk vergeten is om een ander product dat altijd samen met het eerste moet besteld worden, ook bij te schrijven.

Je spreekt hem daarop aan en hij wuift je opmerking weg en zegt dat het in orde is. Maar je weet dat het niet zo is en dat de klant wellicht ontevreden zal zijn omdat hij maar een halve oplossing gekregen heeft. Wat doe je? Contacteer je zelf de klant achter de rug van je chef om, om de fout recht te zetten, maar waarmee je ook tegen de kar van je chef zal rijden? Of zeg je: “Het is niet mijn verantwoordelijkheid, ik heb hem verwittigd, we zien wel wat er gebeurt.”?
In het ene geval help je de klant en dus op lange termijn de groep mensen die het bedrijf uitmaken, maar verpest je je relatie met je chef, in het andere geval red je, in alle geval op korte termijn, de goede verstandhouding met je chef, maar krijg je een ontevreden klant. Honderd percent winst is in die situatie niet mogelijk. Wat doe je dan?

Het is maar een klein voorbeeldje van hoe we iedere dag met ethische vraagstukken (in dit geval een vraagstukje) in ons leven kunnen geconfronteerd worden. Het is een observatie die al vele eeuwen een aantal geesten wakker gehouden heeft. Er is overvloedig over gediscussieerd, nagedacht en geschreven. Al van de eerste momenten dat mensen begonnen samenleven in gemeenschappen, werd de vraag gesteld naar: “hoe moet je dat doen, een goed leven leiden, wat is juist handelen, wat is goed en niet goed, wat zou je beter wel doen en wat kan je beter laten”. En hoe ga je dan om met kwesties die je alledaagse weg kruisen: zijn er vuistregels, handvaten om te weten wat de beste oplossing is. En met “de beste” bedoel ik: de oplossing die toekomst mogelijk laat, die niet definitief afsluit, die jou en de maatschappij waarin je je beweegt niet een doodlopende weg opstuurt.

Om een antwoord te vinden zou je je kunnen wenden tot de plichtenleer: als iedereen zijn plicht doet, dan handelt iedereen per definitie goed en is het resultaat ook goed. Maar wat doe je dan als dat niet gebeurt? Wordt degene die zijn plicht niet doet dan gestraft om het goede samenleven te waarborgen? En komen we daarmee dichter bij een ideale wereld? En wat is “je plicht” doen in dit concrete geval. Loyaal zijn aan je chef of aan de klant? Het levert hier meer vragen dan antwoorden op.

Het rechtssysteem dan maar? Ook dat lijkt ons niet verder te brengen. Moet ik mijn chef voor een rechter dagen wegens nalatigheid? Of kan ik zeggen: “ik ben in mijn recht, want ik heb de instructies van een hogere in rang opgevolgd”. De rechtbanken kunnen nu al niet mee, laat staan dat ze zo’n zaakjes ook nog zouden moeten regelen. Toch is het blijkbaar niet zo’n onrealistisch scenario in de ogen van velen. De juridisering in onze maatschappij neemt hand over hand toe. Het lijkt me alvast niet te leiden tot een betere samenleving.

Misschien vinden we een oplossing bij de vroegste basisrichtlijnen die voor goed samenleven zijn opgesteld. Het meest voor de hand liggende voorbeeld daarvan zijn de tien geboden. Ge zult niet doden, ge zult niet stelen, ge zult geen echtbreuk plegen. Een basis-set aansporingen die in je de eerste plaats zeggen wat niet mag, wat goed handelen al zeker niet is. Het blijven al bij al minimumvoorwaarden, ze laten het geheel aan jou over hoe je dat concreet invult en zeggen eigenlijk niet hoe het goede doen in het dagelijkse leven er dan concreet moet uitzien. Met een beetje creativiteit kan je bijvoorbeeld wel “niet doden” vertalen als “geen enkele vorm van dood bewerkstelligen, dus bijvoorbeeld ook niet iemand monddood maken of iemand doodzwijgen” en dan kom je al meer in de buurt van wat moet ik wel doen om het goede na te streven. Maar, zo lijkt het, we zijn er nog niet. Voor mijn concrete verhaaltje zijn die geboden en verboden misschien te groot en niet praktisch toepasbaar, maar u mag gerust straks een poging doen om mijn ongelijk aan te tonen.

Maar we komen wel dichter. Een paar honderd jaar na de eerste uitgave van de tien geboden was er bijvoorbeeld de Griekse filosoof Aristoteles die vertrok vanuit het idee van de deugd. Aristoteles stelde dat als je een deugdzaam leven probeert te leiden, je als vanzelf voor het goede kiest. De mens doet dat volgens Aristoteles omdat hij ervan overtuigd is dat dat hem gelukkig zal maken. Die deugden definieerde hij als iets dat tussen twee ondeugden ligt. Standvastigheid bijvoorbeeld, vastberadenheid ligt tussen lafheid en roekeloosheid. Aristoteles definieert dat deugdzaam leven als het zich eigen maken van wijsheid, rechtvaardigheid, gematigdheid en standvastigheid. Een combinatie van al deze karaktertrekken zou je een heel eind op weg moeten zetten bij het beoordelen van keuzes tussen wat goed is en slecht lijkt. Het lijkt al meer op een continuë oefening in het goede zoeken, een beetje balanceren, afwegen, een creatieve oplossing zoeken. 

En zelfs de dominicanen hebben zich met de kwestie beziggehouden. Thomas van Aquino, een eminent dominicaan zoals u wel weet, borduurde voort op dit inzicht en voegde geloof, hoop en liefde aan het lijstje deugden toe en plaatste daarmee het goede handelen niet alleen in een christelijke en tegelijkertijd ruimere context. Het goede handelen dient niet alleen voor het eigen geluk maar voor het instandhouden van de goddelijke orde, het Rijk Gods, zoals we dat nu zouden noemen. Het toevoegen van geloof, hoop en liefde als deugden, karaktertrekken verandert voor mij de toon van een individuele prestatie, van “ik probeer wijs en rechtvaardig te handelen om gelukkig te worden” naar een collectief gebeuren: “wij handelen wijs, maar ook in relatie, met liefde en in geloof en hoop dat we het goede doen en een beter samenleven mogelijk maken, en ook met het besef dat het resultaat van ons handelen niet geheel van ons afhangt.”
In dit soort kwesties kunnen we het goede zo goed mogelijk proberen te benaderen door inzicht te verwerven in de situatie, door ze te bestuderen, niet te snel te oordelen en ons luisterend te laten inspireren. En te blijven beseffen dat onze individuele daad invloed heeft op een groter geheel van de maatschappij, van de wereld, van de mensheid. Dat beeld vonden we treffend verwoord in de bekende allegorie van het lichaam uit de eerste Korintiërsbrief. We beluisteren die nu.
Maar eerst nog een ding: hoe het afgelopen is met onze man in de verkoopafdeling? Ik heb er wel een idee over, maar wil uw fantasie niet in een bepaalde richting sturen, ik ben in alle geval benieuwd naar jullie oplossing.

Lezing : 1 Kor. 12,

De vergelijking met het lichaam
12Het menselijke lichaam vormt met zijn vele ledematen een geheel; alle ledematen, hoe vele ook, maken tezamen een lichaam uit. Zo is het ook met de Christus. 13Wij allen, Joden en heidenen, slaven en vrijen, zijn immers in de kracht van een en dezelfde Geest door de doop een enkel lichaam geworden en allen werden wij gedrenkt met een Geest. 14Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit een lid, maar uit vele leden. 15Veronderstel dat de voet zegt: “Omdat ik geen hand ben, behoor ik niet tot het lichaam,” behoort hij daarom niet tot het lichaam? 16En veronderstel dat het oor zegt: “Omdat ik geen oog ben, behoor ik niet tot het lichaam,” behoort het daarom niet tot het lichaam? 17Als het hele lichaam oog was, waar bleef dan het gehoor? Als het helemaal gehoor was, waar bleef de reuk? 18In werkelijkheid echter heeft God de ledematen en organen elk afzonderlijk hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij het gewild heeft. 19Als zij alle samen een lid vormden, waar bleef dan het lichaam? 20In feite echter zijn er vele ledematen, maar slechts een lichaam. 21Het oog kan niet tot de hand zeggen: “Ik heb je niet nodig,” en evenmin het hoofd tot de voeten: “Ik heb je niet nodig.” 22Nog sterker, juist die delen van het lichaam die het zwakst schijnen te zijn, zijn onmisbaar. 23En die wij beschouwen als minder eerbaar, omgeven wij met groter eer. Onze minder edele ledematen worden met groter kiesheid behandeld; 24de andere hebben dat niet nodig. God heeft het lichaam zo samengesteld, dat Hij aan het mindere meer eer gaf, 25opdat er in het lichaam geen verdeeldheid zou zijn en de ledematen eendrachtig voor elkaar zouden zorgen. 26Wanneer een lid lijdt, delen alle ledematen in het lijden; wordt een lid geëerd, alle delen in de vreugde. 27Welnu, gij zijt het lichaam van Christus, en ieder van u is een lid van dit lichaam.


Wij zullen, Jood en Griek, zijn lichaam worden,

zijn uitstralende kracht in deze wereld,

als wij de woorden doen van de Thora

die Jezus heeft gedaan en doorgegeven.

Zijn geest is het die ons tezamen voegt,

en liefde die ons maakt tot zijn gemeente.

Deemoed geduld ontferming vonken geest –

waar mensen afgekeerd zijn van geweld,

niet zwichten voor de oude dode wereld

van geld is god of welk bewind dan ook

waar wij elkaar behoeden en doen leven

waar laatsten eersten zijn, daar woont hij in.

Weest daarom een van harte en van hoop,

de geest bestiere uw intiemst verlangen:

een nieuwe aarde in gerechtigheid

waar brood en liefde is genoeg voor allen.

Geliefden, nooit heeft iemand God gezien.

Wie naar de liefde leeft, zal in Hem wonen.

Tweede inbreng

Gelukkig hoeven we niet bij elke beslissing die we nemen na te denken waarom we dit doen, wat onze drijfveren zijn, en wat we willen bereiken. Hebben we al een spoor getrokken van hoe we het ongeveer willen.

Door onze opvoeding en levenservaring , de cultuur waarin we leven, en als je gelovig bent,je geloof, zijn bepaalde waarden voor ons belangrijk geworden: bv eerlijk zijn of misschien is een leugentje om bestwil niet zo erg. Je mannetje staan en van je afbijten, of leren onderhandelen bij conflicten.

Zien dat de wereld niet rechtvaardig in elkaar zit en er proberen iets aan te doen door bv fair trade producten te kopen, te kijken vanwaar je groenten komen, seizoensgroenten kopen, een eerlijke bank zoeken, projecten ondersteunen die mensen veraf of dichtbij helpen om een menswaardig leven op te bouwen.

Geleerd dat veel materiële welstand geen garantie is voor een goed leven. Geleerd dat het goede leven voor anderen onlosmakelijk verbonden is met het mijne.

Die waarden zijn dan de basis van waaruit we onze dagelijkse keuzes maken. Dikwijls met de beste bedoelingen voor onszelf en voor de anderen.

Maar soms loopt het toch even moeilijk bij het kiezen. Komen tegengestelde belangen naar voor en moeten we afwegen welke keuze we gaan maken. Dat zijn situaties waar we wel nadenken en afwegen wat belangrijk is, zowel voor onszelf als voor de ander. Waar onze prioriteiten bevraagd worden en eventueel bijgesteld.

Jaren geleden, op vakantie met een aantal vrienden, gingen we de eerste huwelijksverjaardag van een koppel vieren op restaurant. De ober was verre van vriendelijk, iets waar sommigen zich toch wel aan stoorden. Bij het buitengaan werd de rekening nagekeken, en bleek dat de flessen wijn niet aangerekend waren. Dat daardoor het loon van die avond voor de ‘slecht gehumeurde ober’ waarschijnlijk een flink pak lager zou zijn.

Er ontstond een pittige discussie: terug naar binnen gaan en betalen of weggaan en het zo laten. Groep een vond dat de ober niet vriendelijk geweest was (bezwarend argument) en dat hij maar moest opletten. Groep twee vond dat we de wijn gekregen hadden, en, zelfs al was de ober niet vriendelijk geweest, dat niets ter zake deed, en het maar juist was dat we betaalden. Je zou kunnen zeggen: rechtvaardigheid tegen rancune en zakelijk verstand. Of de overweging maken: je behandelt de ander zoals je zelf behandelt wil worden. Uiteindelijk hebben we betaald.

Er is geen juist en ondubbelzinnig “waar” antwoord te geven wat te doen in zulke zaken. En dat maakt het natuurlijk niet eenvoudig. Op theoretisch vlak is het dikwijls zeer duidelijk wat wit is en wat zwart, maar naarmate de dingen meer en meer concreet worden zitten er veel meer nuances in die het niet meer zo duidelijk maken. 

Naarmate je meer weet over wat er allemaal meespeelt kan je een beter keuze maken die overeenstemt met jou ethisch aanvoelen: bv welke brandstof “goed” is en zo weinig mogelijk milieubelastend is : vroeger diesel, dan elektrisch of aardgas?  Maar het kan gebeuren dat er daar later bezwarende argumenten voor opduiken.

Soms wordt ik daar een beetje depri van: er zit altijd een adder onder het gras waardoor wat ik beoog toch weer niet helemaal lukt. Gelukkig is er de uitspraak van mijn schoonzoon die mij daar een beetje nuchter leert naar kijken. Hij zegt dat je niet kan zondigen als je niet weet dat wat je doet niet goed is. De intentie van wat je doet is belangrijk, wat ervan wordt ligt niet altijd in je handen.
Dit helpt me om dan toch maar weer te proberen om zo te kiezen dat zowel ik als de ander er zo goed mogelijk mee kan leven.

Er is nu tijd voor stilte, een gebed, een bedenking , of iets dat je wilt delen.

 

Slechts het brood dat wij te eten gaven, zal ons verzadigen
Slechts de gevangene die wij verlosten, zal ons bevrijden
Slechts het gewaad dat wij wegschonken, zal ons bekleden
Slechts de zieke die wij bezochten, zal ons genezen
Slechts het water dat wij te drinken gaven, zal ons verkwikken
Slechts het woord dat leed verzachtte, zal ons troosten

(T. Consalvatico)

 

Inleiding tafelgebed

Laten we aan tafel gaan: brood breken en delen, wijn te drinken geven. Samen tafelen.

Een simpel beeld, wat woorden, eenvoudige gebaren die samenvatten waar die ene mens die wij hier gedenken voor stond: woord dat ons het leven doet voelen, beeld dat dat leven diep in ons doet stromen, vrijheid die ons is aangezegd, kleine goedheid die tastbaar wordt. Een klein onmachtig gebaar dat de wereld kan veranderen.
Want deze gebaren worden, wanneer we ze keer op keer herhalen, onomkeerbaar de onze, wezenlijk deel van ons bestaan. Zoals Jezus zei: “dit brood en deze wijn, dit ben ik helemaal, hierin zit mijn hele leven”, laat dit iets van het mysterie oplichten van leven voorbij alle vormen van dood.

Week na week, jaar na jaar, eeuw na eeuw doen we dit al, niet alleen, maar schouder aan schouder met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden.

 

Tafelgebed: Niemand heeft u ooit gezien  

Niemand heeft U ooit gezien.
Liefde is uw naam.

Brood des levens heet die knecht
die uw kind genoemd wordt,
Jezus, kind uit Nazaret.

Liefde, zegt Gij, is te doen.
Werk in ons, dat wij u doen.
Licht ons op, dat wij U zien.

Dat wij leven wat geleefd moet.
Dat wij doen wat moet gedaan:
recht voor ieder mensenkind,

brood voor ieder kind van mensen,
vrede en een nieuwe wereld.
En de dood zal niet meer zijn.

God zie ons hier bijeen,
wij allen aan deze tafel
wij die in ons leven meer willen dan eten voor ons alleen
en eten alleen voor ons genoeg.
Wij allen aan deze tafel die in ons leven dienstbaarheid voorrang willen geven op succes
Wij die ons leven laten inspireren Jezus van Nazareth
die in het breken van brood en delen van wijn
de roepstem is
die ons bestaan wil openen
naar een leven als broers en zusters van elkaar.
Wij bidden u
zegen dit samenzijn,
zegen deze maaltijd

Niemand heeft U ooit gezien.
Liefde is uw naam.

Brood des levens heet die knecht
die uw kind genoemd wordt,
Jezus, kind uit Nazaret.

Liefde, zegt Gij, is te doen.
Werk in ons, dat wij u doen.
Licht ons op, dat wij U zien.

Dat wij leven wat geleefd moet.
Dat wij doen wat moet gedaan:
recht voor ieder mensenkind,

brood voor ieder kind van mensen,
vrede en een nieuwe wereld.
En de dood zal niet meer zijn.

(H. Oosterhuis)

Onze Vader

Vredeswens
Vrede is een groot woord, het is niet alleen het uitblijven van conflicten, maar de basis ervan wordt gevormd door de zorg dat elk mens een goed leven heeft. Laten we dit voor ogen blijven houden en elkaar daarin bemoedigen. Dat je vrede mag voelen in je hart en die doorgeven.
De vrede zij met u.

Communie

Afsluitend gebed

In de veelheid van de dingen
van geluiden en van dromen
raakt de ziel
haar diepste adem
en de grond onder de voeten kwijt.
Is er een licht
dat mij de ogen opent?
Waar is de mens
die mij tot zijn broeder
en behoeder maakt?

Of toch.
Niets dan de eenvoud
in hebben en verlangen.
niets dan genoeg,
niet meer, niet groter.
Niets dan de zin
van het begin,
die alles met elkaar verbindt,
zal leven geven.

Wij zullen opstaan.
Want er is geen weg
dan deze naar de ander toe.     

(Kris Gelaude)

Lied: Waar is de plaats   

Waar is de plaats die vrede lacht?

Waar wordt aan mensen recht verschaft?

Waar is de God die leven geeft? 

In elke mens die liefde deelt.

Ik zoek de plek waar vrijheid heerst,

waar elke mens van angst geneest,

ik zoek de God die armen heelt,

in elke mens die liefde deelt.

Ik zoek het land dat vreugde heet,

vrij van geweld en oorlogsleed,

ik zoek de stad waar God regeert,

in elke mens die liefde deelt.

Hier is de plaats die vrede lacht,

hier wordt aan mensen recht verschaft,

hier is de God die leven geeft,

in elke mens die liefde deelt.

(T. Berre van Thielt)