David en Natan: een verhaal over leiderschap

Dominicus Gent

Viering van zondag 17 juli 2016

David & Natan: een verhaal

 

Mensen allemaal, hartelijk welkom in deze zondagsviering te midden van de vakantie. Voor velen is het leven even losgehaakt van het alledaagse levensritme. Het leven vertraagt, het verlangen verlangzaamt, de stap wordt trager dan de hartslag vraagt, zegt Leonard Nolens. En er is uitdrukkelijk tijd voor zon, zon, ruimte en verbondenheid.
Een periode waarin veel zomaar kan gebeuren, om niet. Zoals hier, wij zien hier bijeen om niet, zomaar onder een dak. We zijn de deur voorbijgegaan
die naar de stilte openstaat.
Om te horen monden van aarde
die spreken voort
Gods vrij en lichtend woord.

Inleiding

Er is de brexit, er is de toenemende afkeer van Europa. We maken een Europa mee dat in crisis verkeert. In alle landen van ons continent markeert een breuklijn scherper, aangedreven door een toenemende ongelijkheid.
In deze context ontwikkelt zich ook een crisis van leiderschap. Ik herinner mij uit de krant de uitval van een van onze academische denkers over decadente leiders, over leiders die meer schelden tegen mekaar dan praten en oplossingen zoeken.
Voor ons is het aanleiding om eens een oud bijbels verhaal te vertellen van koning David en daarbij enkele korte en losse kanttekeningen te maken. 

david natan 1
DAVID & NATAN – een verhaal

Jeruzalem. 1000 v. C. Overal zijn mensen bezig mooie muren, torens en poorten te bouwen. David staat trots op het dakterras van zijn paleis te kijken. Zo ziet hij op een keer beneden zich een prachtige vrouw die zich in de rivier staat te wassen. Hij roept een bediende: “Zeg eens kerel, wie is dat vrouwtje daar?” “Dat moet Batseba zijn, de vrouw van generaal Uria. Die is momenteel gaan vechten in de oorlog aan de grens.”
En David: “Nu ja, ik wou het alleen maar even weten. Misschien kan je ze eens langs laten komen?” Zo komt Batseba op een dag bij de koning op bezoek. Spannend, bij de koning zelf! Maar David misbruikt zijn macht en eist haar op, terwijl ze toch de vrouw van een ander is. Fraai is anders. “Niets mee te maken. Ik ben toch koning!” vindt David als er een stemmetje binnenin protesteert.
Als hij later hoort dat Batseba een kindje van hem verwacht wil hij Batseba alleen voor zichzelf. Hij wil van haar man Uria af, voordat die iets zou merken. Hij laat een briefje sturen naar oppergeneraal Joab aan de grens. Daar staat in: “Als er gevochten moet worden daar in die gevaarlijke enge ravijn, laat Uria dan voorop lopen. Groeten. David.” En zo sneuvelt Uria. En zo komt Batseba bij koning David in huis. En dàt noemt zich een koning!
Er wordt geroddeld in de stad. Er is maar één die David de waarheid durft zeggen. Natan, de profeet. Natan gaat naar David toe: “Sire, heb je het al gehoord? Er is een rijke herenboer net buiten de stad. Hij heeft een schuur vol geiten en schapen. Op een dag krijgt de man gasten en hij wil ze een etentje aanbieden. Hij gaat naar een van die arme boertjes en zegt: “Jij mag wel op mijn land werken, maar dan moet ik dat lammetje van je hebben.”
Dat arme boertje had maar één lammetje. Het groeide op mèt zijn kinderen. Het at uit zijn bord. Het dronk uit zijn drinknap. Het sliep op zijn schoot.
De rijke man laat het lammetje slachten en laat een mooie vleesschotel maken voor zijn gasten.”
Koning David springt verontwaardigd recht: “Zoiets kàn niet! Zeg op, wie is die man?” En Natan: “Jij bent die man!” David begrijpt het meteen. “Je hebt gelijk. Het gaat niet goed met mij. Het gaat niet goed tussen God en mij. Ik vergat dat een koning ook maar een mens en dienaar is. Dat God de echte koning is.” David scheurt zijn koningskleed en hij strooit as op zijn eigen hoofd, allemaal om zijn spijt te tonen en hij laat het ook aan al de mensen zien. En hij stort zijn hart uit tegenover God.

“God, heb medelijden met mij.
Wis mijn fouten uit.
Was al mijn zonden af,
maak me weer rein.
Ik ken mijn schuld toch,
ze staat me steeds voor ogen.
Tegen Jou heb ik gezondigd,
wat kwaad is heb ik gedaan.
Besprenkel mij met hysop
dan word ik weer rein, was mij
dan word ik witter dan sneeuw.”
– psalm 51

Overweging

David. David betekent lieveling. Hij was de lieveling van het volk. Hij heroverde gebieden, weerstond bedreigingen van aanvallers, maakte twistende stammen één. Hij liet de ark met de Wet van Mozes in het midden plaatsen. Hij maakte van Jeruzalem de hoofdstad. Een stad van recht en vrede.
Voor David was het volk Israël na vele omzwervingen aangeland in het beloofde land. Veilig was het er niet. Filistijnen en andere volken vielen binnen, roofden en staken dorpen in brand. De mensen zegden: We moeten een koning hebben én een leger. De mensen gingen naar de man van God, de profeet Samuël (profeet = Hebreeuwse nabi= mond van God) en vroegen om een koning. “Goed, jullie willen een koning, maar wéét dit: hij mag belastingen vragen en jullie jongens moeten naar het leger om te vechten. Als jullie maar weten dat een koning een dienaar is. God is de koning.” Een jongen zei: “Soms is een mensenkoning nodig om God te helpen”. “Wie ben je?” “Ik ben Saul.”
Saul werd koning maar eenmaal koning was hij hardvochtig, wreed, onberekenbaar, roofzuchtig. David de herdersjongen met zijn harp kwam als zanger aan het hof. Hij werd de nationale held toen hij de Filistijn Goliat versloeg. Samuël zalfde hem en toen Saul en zijn zoon Jonathan, Davids beste vriend, vielen in de strijd werd hij koning.
God sloot ooit een verbond met Noach, met Abram, met Mozes, nu met David. Maar nu het verbond en de dynastie is gevestigd (onder het charismatisch leiderschap van David was er eenheid, sterkte en recht gekomen), krijgen we een David voorgeschoteld die ten prooi is aan gruwelijke zwakheid. Hij eist zomaar een mens, een vrouw op. Hij organiseert de dood van haar man. Het gaat van kwaad naar erger. Een kluwen van duistere complotten. Hoe hoger je staat, hoe dieper je kunt vallen. De ene machtsdaad lokt de andere uit en je raakt in de vicieuze cirkel van corruptie en machtsmisbruik. Het kwaad plant zich voort, vreet om zich heen. Het is de eeuwige geschiedenis van machtshebbers.
Kijk daar nadert de profeet Natan. Een parabel als een spiegel! En David: “Ik heb gezondigd”. Natan de zielzorger. Hij weet dat het voor een machtig man moeilijk is schuld in te zien en te bekennen. Hoe een mens bij zijn schuld te brengen zo dat deze niet alles verlamt? Met de speurzin van de liefde heeft Natan een verhaal gevonden, een parabel, waarmee hij via een omtrekkende beweging in het hart van de koning kan komen. Want ook in deze gevallen vorst zit ergens toch nog de David van weleer, de ontvankelijke herdersjongen met zijn harp en zijn verwonderde ogen. David trekt zich terug en doet boete, dagenlang. Ten aanschouwe van iedereen bekent hij, maakt zich klein. Dan staat hij op van de grond, wast zich, zalft zich met olie, trekt andere kleren aan, gaat naar de tent van God en knielt. God, die een gebroken en verbrijzeld hart niet veracht.
David krijgt een zoon: Salomo. Een naam die vrede ademt, sjaloom.
Toen David oud was en ging sterven zei hij tot zijn zoon: “Salomo, leef zo dat je door God gezien mag worden. Ik wens je een opmerkzaam hart. Dan kan je merken wie de mensen om je heen zijn. Dan weet je waardoor ze verdrietig of blij zijn. En zo word je een wijze koning.”
Het is goed, denk ik, dat wij deze verhalen regelmatig herhalen en hertalen. Wat gebeurd is kan weer gebeuren. De bijbel toont ons een God die ‘erbarmend, genadig, lankmoedig’ is, trouw, zelfs bij ontrouw. Kan David, de ontrouwe, nog de Godsman zijn? Je kan ten onder gaan aan wraak en schuld. Je kan ook de grafsteen van schuld afwentelen. Je kan de duistere kringloop doorbreken.
Het Davidverhaal is ook voor ons een spiegel. We kunnen groeien van duister naar licht. In de gruwelijke heksenketel van het kwaad smeult een lichtje dat weer kan aangloeien en vuur worden.
Het evangelie heeft die kering getekend en uitvergroot in een mens: Jezus Van Nazareth, zoon van David genoemd. In Hem zien we, als in een heldere spiegel, waartoe wij bestemd zijn. Hij richt mensen op, laat ze tot hun recht komen. Zijn woorden en zijn daden kunnen voor ons een houvast zijn, een licht op ons pad.

 

 

Marcus. 10, 35-45
Toen kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, bij Hem:
‘Meester, we willen U vragen iets voor ons te doen.’
Hij vroeg hun:
‘Wat wil je dan dat Ik voor jullie doe?’
Ze zeiden Hem:
‘Dat een van ons rechts en de ander links van U mag zitten, als U in uw heerlijkheid gekomen bent.’
Maar Jezus zei hun: ‘Je weet niet wat je vraagt*. Kunnen jullie de beker* drinken die Ik drink, of gedoopt worden met de doop waarmee Ik gedoopt word?’
Ze zeiden Hem:
‘Ja, dat kunnen wij.’
Jezus zei hun:
‘De beker die Ik drink, die zullen jullie drinken, en met de doop waarmee Ik gedoopt word, daarmee zullen jullie gedoopt worden, maar rechts of links van Mij zitten – het is niet aan Mij om dat te vergeven. Dat wordt gegeven aan hen voor wie dat is weggelegd.’
Toen de tien dat hoorden, ergerden ze zich aan Jakobus en Johannes. Daarop riep Jezus hen bij zich en zei:
‘Jullie weten dat de erkende leiders van de volken heerschappij voeren over hen, en dat hun grote mannen hun gezag laten gelden. Maar zo is het onder jullie zeker niet. Wie daarentegen groot wil worden onder jullie, moet jullie dienaar zijn; wie onder jullie eerste wil zijn, moet slaaf van allen zijn. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’

Actualisering

Bij het verhaal van David en de actualiteit ervan wil ik enkele kanttekeningen maken:
1. Ik ben eigenlijk gelukkig dat de bijbel niet vol staat met heiligenlevens: vrome verhalen waarvan het stichtende karakter mij de moed in de schoenen doet zinken. Verhalen van godvruchtigheid en schoonmenselijkheid waarvan ik het gehalte zelf nooit zal halen. Het verhaal van David leest als een spannende roman van een koning die alle knepen van het vak kent, het vak van de machtsverwerving en het machtsbehoud. Een schone jongen ook die geen beroep hoefde te doen op een relatiebemiddelingsbureau om aan een vrouw te geraken, een slimme, muzikale godvrezende man die de taal van het minnen hanteerde, maar eveneens de taal van het heersen en de taal van het zwaard. Kortom,een charismatisch verlicht despoot.
Met andere woorden: de verteller vertelt niet ter nagedachtenis van een vroom en groot man. Hij vertelt een herkenbaar verhaal van sterkten en zwakten, een verhaal om met goesting verder te schrijven.
Zo deed reeds Matteüs: hij begint ermee in zijn evangelie. Hij vertelt over Jezus van Nazarethis die geboren is uit het geslacht van David, over Jezus die niet uit de hemel is komen vallen. Neen, hij was in al zijn genen verbonden met de aardsheid van de generaties voor hem. Jezus heeft al het aardse in zich opgenomen net als ieder. Wetten en regels van koningen en generaties voor hem heeft hij zelfs helemaal niet gewijzigd. Maar hij heeft ons door zijn leven, dood en verrijzen een levenslaag in ons bestaan in het licht gezet dat bij de mensen reeds lang sluimerde. De manier waarop hij de liefde voorleefde, de manier waarop hij radicaal de machthebbers gerechtigheid aangaf, de manier zoals hij sprak van leiderschap die niet heerst, maar dient. Hij toonde een levenslaag in deze wereld, die niet van deze wereld was.
Als wij de bijbel verder schrijven, dan zal het om eenn verhaal zijn waarin wij zijn liefde en gerechtigheid verder vormgeven in de context van deze tijd.

2. Hoe zal ons verhaal er verder uitzien met betrekking tot onze omgang met leiderschap ?
Voor David was het nog relatief eenvoudig. Hij kon nog weg met een tweedeling van de wereld: nl. de wereld onder de paraplu van Jahweh en de rest, de wereld onder de paraplu van de niet-goden. Hij kon binnen het tijdskader van toen nog weg met het principe eigen volk eerst. Veiligheid en voedsel garanderen voor het eengemaakte eigen volk door de omliggende volkeren waar nodig te bestrijden.
Nu dringt zich een complexe wereld in ons blikveld op. Het is een wereld waarin wij ogenblikkelijk weten wat er aan de andere kant gebeurt. Een wereld waarvan voor ons het besef doordringt dat alles met alles verbonden is. Wat in het verre Afrika gebeurt heeft onmiddellijk gevolgen hier: al was het maar in de persoon van de talrijke vluchtelingen die de Middellandse Zee blijven oversteken op de vlucht voor honger en oorlog. En we mogen verwachten dat onze leiders oplossingen uitwerken voor de grote wereldproblemen die verbindend werken voor alle landen en voor alle bevolkingslagen in de landen.
En ik denk dan aan de drie volgende grote problemen:
er is de toenemende mate van ongelijkheid in de wereld: de kloof tussen arm en rijk, de koof tussen diverse culturen in één land;
er is de migratie in de wereld die stomheid en onbegrip oproept bij diegenen die in het gastland of het ontvangstland het nooit gemakkelijk hebben gehad om zich te handhaven
er is de klimaatopwarming.

3. En wat is dan onze opdracht als het gaat om omgaan met macht en leiderschap – hier als Dominicus en als individuele Dominicusburger ?
Onze politici dragen de lasten en de lusten van de macht. Zij dienen daarvoor sterke schouders te hebben. Nogmaals, ik verwacht van hen dat zij oplossingen uitwerken die verbindend werken voor ons van hoog tot laag. Wij die niet bekleed zijn met die macht moeten de machthebbers daar stevig aan herinneren. Wij moeten hen stevig aanspreken zodat zij de grenzen van hun macht blijven zien, want macht kan verslavend en verblindend werken. Wij moeten zorg dragen voor de ambtsdragers want aan de top kan het eenzaam werken zijn.
Mensen bekleed met macht hebben een figuur nodig zoals Natan. Mensen die zoals Natan, desnoods met een parabel durven zeggen dat de leider zijn boekje te buiten is gegaan.
De geschiedenis leert het: dit alles is een moeilijke weg, om de sterkte plekken te leren kennen die antwoord kunnen zijn op de talrijke tegenstellingen in de globaliserende wereld van vandaag. En ieder is daarbij in zekere zin kreupel, blind. En ieder heeft ook wel een hoofd dat stroomt en licht geeft.

Tafeldienst

We zijn hier bijeen, zomaar rond de tafel van Eén, met brood om te weten dat wij elkaar gegeven zijn. Zo zongen wij in het begin, zo zetten wij het voort, nu wij aan tafel gaan.
Breken en delen, zijn wat niet kan, doen wat ondenkbaar is.
Zo schrijven wij het verhaal voort van liefde en gerechtigheid in het voetspoor van Jezus van Nazareth. Voegen wij in dit gebaar van breken en delen aan de aardse arbeid om brood en wijn een levenslaag toe die ons uittrekt uit onszelf en uit onze beperkte horizon.
In dit gebaar gaat onze aandacht ook naar elkaar, naar de mensen uit onze gemeenschap die hier niet kunnen zijn, naar alle mensen die op dezelfde wijze al werkend en al delend gemeenschap vormen.
Onze aandacht gaat ook naar hen die genoemd worden in het intentieboek.
Naar hen die slachtoffer zijn van oorlogsgeweld, in Syrië en overal alders. Naar hen die een rol kunnen spelen om aan dit geweld een einde te maken.
Naar allen die hun vertrouwen verloren zijn in een wereld waar onzekerheid toeneemt. Onze aandacht gaat naar alle mensen die de inzet opbrengen om hen nabij te zijn.
En dankbaar gedenken wij ook onze lieve doden die ons zijn voorgegaan in dit breken en delen.

Onze Vader

Vredeswens
De omgang met macht en gezag op kleine en grote schaal blijft voor ieder van ons een zoeken naar het juiste evenwicht, voor vele mensen een bron van lijden. Maar ook een bron van intense solidariteit die tussen mensen kan ontstaan die de motor kan zijn van vrede.
Wensen wij die vrede aan elkaar.

Communie

Slotlied: Zegening