De nauwe en de gesloten poort… Lc 13,22-30

Viering van zondag 25 augustus 2013

Over de Lucastekst van deze zondag: de vraag aan Jezus wie gered zal worden… En Jezus die verwijst naar de verantwoordelijkheid tegenover de medemens…

 

Goede morgen vrienden,
Bernard belde me onlangs op en vroeg na te denken over het thema en de inhoud van deze viering, en ook mee voor te gaan. En zo kom je dan op deze zondagmorgen hier vooraan terecht.

Welkom in deze zondagsviering, en laten we het licht van de Paaskaars aansteken, als uitdrukking van ons geloof en de mogelijkheid tot bevrijding.

En we bidden:
God, mysterie van leven en dood,
Wek uw kracht en kom ons bevrijden
Laat uw licht van erbarming schijnen 
op al diegenen die ook deze week 
slachtoffer werden van een verkeersongeval.
Laat uw licht van verontwaardiging schijnen 
over de oorlog in Syrië en de crisis in Egypte, 
over wie kiezen voor geweld en doodslag, 

over wie bewust of onbewust mee “bijdragen“
tot het opsouperen van onze wereld.
Laat uw licht van onverstoorbare wijsheid schijnen 
op wetenschappers die zoeken 
hoé leven bevorderd en gekoesterd kan worden.
God, mysterie van leven en dood, 
Wees hier aanwezig, in ons zingen en bidden, 
in ons worstelen met uw woord, 
in ons zoeken naar hoé mens en medemens te zijn. 
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.
 
En zingen we deze viering in met het lied “wees hier aanwezig, Woord ons gegeven…“

Evangelielezing: Lucas 13, 22-30

22 Hij is verdergetrokken langs steden en dorpen, onderricht gevend en intussen zijn reis naar Jeruzalem makend. 23 Zomaar iemand zegt tot hem: heer, zijn het er maar weinig die gered worden? – maar hij zegt tot hen: 24 strijdt om binnen te komen door de smalle deur,– omdat velen, zeg ik u, ernaar zullen zoeken om binnen te komen en er niet in slagen; 25 vanaf dat de heer des huizes wakker wordt en de deur afsluit, begint het dat ge buiten staat, op de deur klopt en zegt: heer, doe voor ons open!– en ten antwoord zal hij tot u zeggen: ik weet van u niet vanwaar ge zijt!– 26 dán begint het dat ge zegt: voor jouw aanschijn hebben wij gegeten en gedronken, en in onze straten heb je onderricht gegeven!– 27 en toch zal hij veelzeggend tot u zeggen: ik weet niet vanwaar ge zijt!– ‘wijkt van mij, al gij bewerkers van ongerechtigheid’ (Ps. 6,9); 28 daar zal de weeklacht zijn en het tandenknarsen, wanneer ge Abraham, Isaak, Jakob en al de profeten zult zien in het koninkrijk van God, en uzelf uitgeworpen naar buiten; 29 zij zullen komen van zonsopgang en zonsondergang, van noorden en zuiden, en aanliggen in het koninkrijk van God; 30 en zie, er zijn laatsten die eersten zullen zijn en er zijn eersten die laatsten zullen zijn!
 
 

Eerste inbreng

In het evangelie staan een aantal teksten die, meer dan andere, aanleiding geven tot een fundamentalistische lezing. Vooral als het gaat over de uitverkiezing van de ‘goeden’ en de vernietiging van de ‘slechten’. Meestal betreft het dan een kleine minderheid van uitverkoren goeden, waar de fundamentalisten zichzelf bij rekenen, tegenover het merendeel van de mensheid die als verloren beschouwd wordt: de verdoemde massa! Je vindt een dergelijke zelfverzekerdheid evengoed bij b.v. extreem rechtse of extreem linkse christenen als bij secten. Ik hoorde onlangs een jongeman zonder blikken of blozen beweren dat ieder die niet dacht zoals zijn secte het deed, bij het einde van de wereld – dat weeral eens nabij was – zou worden vernietigd. En hij citeerde letterlijk : “Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen; want ik zeg u: velen zullen proberen binnen te komen, maar ze zullen daarin niet slagen”. Voor de massa en de zogenaamde nieuwlichters, zoals ik er blijkbaar een was, vond hij de deur definitief op slot. De tekst die de jongeman citeerde, krijgen we vandaag in de officiële liturgie op ons bord geserveerd.
Marc en ik zijn niet weggelopen van die tekst, ook al is de beginvraag ‘Zijn het er weinig die gered worden?’ tegenwoordig geen onderwerp van gesprek meer. We zijn met andere vragen bezig. Niet zozeer met de kwestie van ná dit leven, maar met de zinvragen rond ons leven hier en nu. En komen we wel God tegen in dit leven? Hoe spreekt Hij of Zij tot ons? Is er een ander perspectief dan het hebben en grijpen en het daarmee gepaard gaande vernietigen van de aarde? Welke is de toekomst van de volgende generaties? Dat zijn de vragen die er nu toe doen. En het antwoord op die vragen zetten we om in concrete keuzes. En toch… voor gelovige christenen is er een verband tussen hun maatschappelijke en persoonlijke levenskeuzes enerzijds en hun menselijk geluk anderzijds. Een geluk dat ook over de dood heen kan reiken. Maar daarover spreken we met een zekere gêne of brengen het helemaal niet meer ter sprake. Het ruikt te zeer naar “de hemel verdienen”. Als we al een hemel en een eeuwig leven aanvaarden, is het verdienen van die hemel voor ons een onverkwikkelijk begrip geworden. Het is eigenlijk het oude vraagstuk van de spanning tussen hemel en aarde, tussen het nu en het later van het Rijk Gods. Tussen mijn leven op aarde en mijn verder-leven in de hemel of… ja waar? Daar gaat het evangelie van vandaag over. Wat daarvan te denken? Laten we dat evangelie even bekijken.
Lucas begint ermee dat Jezus overal rondtrekt en Gods Rijk verkondigt tijdens zijn tocht naar Jeruzalem. In één zin balt de evangelist samen wat hij voortdurend en omstandig over Jezus vertelt in zijn evangelie. Hij, Jezus, preekt Gods heerschappij. Dit is niet het heersen van een tiranniek opperwezen. Jezus ziet God als radicaal betrouwbaar, toegewijd aan mensen, enkel bedacht op bestendig geluk en zinvolle toekomst voor elke mens, op de eerste plaats voor alle uitgeslotenen. In de zaligsprekingen en in de parabels maakt Jezus dit inhoudelijk concreet. Bovendien doet Jezus zélf consequent wat hij verkondigt, doorheen zijn manier van leven en omgaan met de mensen. Hij leeft als een gerechtige, hij beoefent de gerechtigheid, dat betekent: hij doet goed, geneest, vergeeft, gaat aan tafel bij uitgestotenen en armen, is intens begaan met de grote massa, onderhoudt een hechte levensgemeenschap met zijn leerlingen. De ‘menslievende’ heerschappij van God waarover hij spreekt, is tastbaar in zijn leven van alledag. God geeft zich in het diep menselijke van Jezus’ optreden. Dat consequente en doorgezette optreden zal Jezus de das omdoen. Op het einde van zijn tocht zal hij zelf door de nauwe deur van lijden en dood gaan, in Jeruzalem.
Dus door die ene openingszin (“Hij is verdergetrokken langs steden en dorpen, onderricht gevend en intussen zijn reis naar Jeruzalem makend.”) geeft Lucas Jezus’ eigen leven als achtergrond van de vraag die iemand stelt: “Heer, zijn het er maar weinig die gered worden?”. Het valt sterk op dat Jezus niet antwoordt op die vraag. Hij verplaatst als het ware onmiddellijk het accent van een eventuele beloning naar de realiteit van het hier en nu, naar datgene waartoe wij geroepen zijn, namelijk ons te engageren voor het Rijk Gods, voor de wereld van gerechtigheid. Met andere woorden, voor datgene wat Jezus zelf voorleeft. En het is nooit te laat om de gerechtigheid te beoefenen, en om zich daarin te oefenen, horen we als een terugkerend refrein door het evangelie heen.
Het is een streng, keihard verhaal. Want wat wil het geval? De deur naar de redding blijkt niet enkel nauw te zijn, maar voor sommigen zelfs gesloten. Het Rijk Gods wordt hier voorgesteld als een maaltijd die de heer des huizes in zijn feestzaal houdt. Op een bepaald moment doet hij de deur op slot. Het is duidelijk dat Lucas zich een deur voorstelt, die voorzien is van een luikje. Door dit luikje voert de huisvader het gesprek, maar het stelt de buitengeslotenen tevens in staat een blik te werpen in de feestzaal. Dat beeld ontlokt de buitengeslotenen geween van spijt en tandengeknars van woede. Het feit dat men tot de genodigden behoort, biedt geen enkele garantie dat men ook binnen zal geraken. Er is maar één criterium. En dat criterium is, dat men de gerechtigheid heeft beoefend.
Maar op wie doelt Lucas als hij spreekt over de buitengeslotenen? Ik vermoed dat de evangelist het heeft over de mensen met religieuze eigendunk. Dat zijn met name die joden die menen dat zij gerechtvaardigd zijn omdat ze behoren tot het uitverkoren volk, dat zijn met name de leden van Lucas’ christelijke gemeenschap die menen dat zij het bij het rechte eind hebben omdat ze de goddelijke openbaring bezitten, dat zijn met name wij die denken dat wij als progressieve of conservatieve christenen toch wel ‘goed zitten’… Lucas laat Jezus zeggen: neen, koester u niet in een valse zelfgenoegzaamheid van uw zogenaamd juiste christelijke identiteit, of van het toebehoren aan de enige ware kerk van twintig eeuwen, of van uw theologische invullingen. Het enige dat voor mij telt, zegt Jezus, is: beoefen de naastenliefde, geconcretiseerd in de gerechtigheid! Stel aldus in mijn navolging hier en nu tekens van het Rijk Gods. En dat Rijk is niet een andere wereld dan de onze, het is “het herstel van deze, onze ontwrichte wereld”. Al de rest is bijkomstig. De buitengeslotenen, zo staat letterlijk in het verhaal, zijn de bewerkers van ongerechtigheid. Dat is inderdaad keihard.
Ik moet hier nu wel terugkeren naar de vragen die ik daarnet stelde: hoe is dan de verhouding tussen de hemel en de aarde? Welk is het verband tussen het nu en het later? Is er zoiets als een hemelse beloning en een helse straf voor wat we tijdens ons leven doen of niet doen?  In zijn boek Mensen als verhaal van God is pater Schillebeeckx ook met die vragen bezig geweest. Hij heeft me daarbij sterk geïnspireerd.
Vooreerst is er in het evangelie wel duidelijk sprake van onderdrukkers die van hun troon worden gestoten en vernietigd. Sancties dus voor de slechten. Bovendien gaat na het paasgebeuren, dus ook hier en nu, het geweld en de ongerechtigheid gewoon door. Dat doet sommige christenen zeggen: er bestaat zoveel ten hemel schreiend kwaad, dat er wel zoiets als een hel moet bestaan. Hitler kan niet samen met de slachtoffers van de holocaust de eeuwigheid doorbrengen. Vier eeuwen lang heeft men in Europa onder die angstige terreur van de hel geleefd. Je zou het zo kunnen zien. De hemel en de hel zijn beelden van menselijke mogelijkheden. Dat betekent: het zijn beslissingen van de mens zelf. Of een mens echter definitief voor het kwaad kiest, weet alleen God. En hoe God daarmee omgaat, weet ook hij alleen. We moeten omwille van de slachtoffers in elk geval niet een al te softe en goedkope vergevingsstrategie bij God veronderstellen, in de zin van: God vergeeft toch alles en iedereen. Maar dan doet het er eigenlijk ook niet toe wat je wel of niet doet.
Eeuwig leven of hemel is een dynamische verderzetting van een positieve levensband met God tijdens ons aardse leven. Die band wordt door de dood niet vernietigd. Om het met een pakkend beeld te zeggen: God pakt de gerechtige mens bij zijn dood met de hand vast en leidt hem of haar naar zich toe. Daaraan evenwijdig is er geen eeuwige verdoemenis. Er is alleen het niets. Als er geen levende band is met de God die gerechtigheid vraagt tijdens het leven, wordt er ook niets verdergezet. De hel bestaat niet. Er is geen straf vanwege God die de slechten zou verdoemen in een eeuwig vuur; het eeuwige niets is het resultaat van het eigen levensgedrag. Terreur en geweld en ongerechtigheid heeft geen enkele toekomst. De deur is gesloten. Er is dus enkel ‘Rijk Gods’. Daarnaast is er het niets. Filosofen zeggen geleerd: het kwade heeft geen transcendente factor.
Oef, we gaan zingen… over het korte lichte lange eigen leven dat wij ontvangen hebben, het leven hier en nu waarin we tastend en zoekend keuzen moeten maken voor gerechtigheid, en waarin we aldus langzaam groeien naar de God die ons thuishaalt : “De woorden die wij spraken tot elkaar.

Tweede inbreng

Ik wil jullie graag vertellen wat deze lezing voor mij betekent….
Wij hadden thuis een boekje van een Jezuïet met als titel: “ Als Christus door Uw stad zou gaan…” Ik heb het nooit gelezen, want het leek me nogal zwaar te zijn; als Christus door uw stad zou gaan…..
Maar als ik daar vandaag aan terugdenk, en probeer te concretiseren, dan stel ik met Christus voor; hier in de Blaisantvest, aan de Kennedylaan, of midden in de stad Gent of waar u ook bent.
Welke vragen, antwoord kunnen we dan verwachten, anno 2013?  Hoe zou hij mij, U en velen anderen aanspreken bij de vraag: Heer, zijn er weinig die gered worden?
En dan krijgen we misschien het gekende antwoord; dat je je moet inspannen tot het uiterste om door die nauwe deur te gaan.
God sluit niemand uit: dat is zowaar de kern van deze evangelielezing, en wat Jezus ons vandaag duidelijk wil maken. Maar het zou kunnen dat je jezelf uitsluit. Maw: je moet er wat voor doen om op Gods uitnodiging in te gaan.
Je stelt jezelf heel wat vragen in het leven. Althans dat hoop ik voor ieder van u.
Ben ik in staat me open te stellen voor hen die bij mij hun verhaal kwijt willen?
Zal ik mijn idealen kunnen verwezenlijken?
Loop ik niet het gevaar verslaafd te raken aan gewoonten en in de alledaagse sleur terecht te komen?
Durf ik nieuwe wegen op te gaan, los van de geijkte patronen?
Heb ik de moed en de durf me te blijven verzetten tegen onrecht en onvrede?
Het zijn in zekere zin open vragen; je kunt er alle kanten mee uit. Maar zo open zijn de vragen nu ook weer niet. Want je bepaalt mee zelf het antwoord, en je hoopt dat het positief uitpakt.
Je hoopt en wenst dat je zal open staan voor anderen, dat je idealen niet de grond in worden geboord. Dat je sterk genoeg zult zijn, jezelf te blijven. Dat je de moed en de durf hebt te blijven opkomen voor gerechtigheid en vrede.
Dat is eigenlijk het begin van het Lucasevangelie van vandaag. Een heel persoonlijke vraag, maar het lijkt wel of de vraag vooral naar anderen wordt gesteld. Het is de vraag , hoe mensen moeten leven om te kunnen delen in Gods redding, Gods genade. En Jezus’ antwoord is niet gewoon ja of nee: het is duidelijk “ span u tot het uiterste in om door de nauwe deur te komen, maar velen zullen daar niet in slagen.
Weinig bemoedigend dus, zo’n antwoord.
En om het antwoord van Jezus goed te verstaan, moet je eigenlijk terug naar de vraag: Heer, zijn het er weinig die gered worden?  Daar gaat Jezus niet op in, maar wel op de manier waarop redding, verlossing, bevrijding van mensen mogelijk is. Dan komt het er op aan hoe je daadwerkelijk gerechtigheid hebt beoefend. Dan telt alleen dat je Gods woord omzet in praktijk. Dat je meewerkt aan een wereld waarin iedereen de kans heeft op een menswaardig bestaan. Dat iedereen er een plaats krijgt, mede door jou, dat degenen die in de ogen van velen onderaan op de maatschappelijke ladder thuishoren opgetild worden, en bovenaan staan; dat die voor jou op de eerste plaats komen.
Dat je dus niet beschikt over mensen, maar samen met hen optrekt.
Anno 2013 staat dit haaks op wat we in onze wereld ervaren: de eersten die straks van plaats veranderen; mensen die met hun ellebogen hebben gewerkt en zo vooraan zijn gekomen. Zij hebben God-weet-wie opzij geduwd. Zij hebben het, zij weten het, zij zijn het. Ze hebben niemand nodig. Zij hebben God niet nodig.
En dan die laatsten die van plaats veranderen zijn mensen die langs de kant liggen. Zij zijn door de ellebogen van anderen weggedrukt. Zij zijn nergens meer. Zij kunnen het niet meer aan. Maar in hun kleinheid vouwen ze wel eens de handen en bidden: God geef toch toekomst.
Mensen zoeken altijd weer de weg naar de deur. Het is onze opdracht als Christen te zoeken  om het belangeloze, het goede te doen en onvoorwaardelijk beschikbaar te zijn voor elkaar.
En de belangrijkste vraag vandaag is dan: hoe vul ik dat in?
We moeten ons dus niet laten ontmoedigen door Jezus’antwoord, omdat hij zegt dat de deur nauw is. Al is die deuropening niet breed, ze staat wel open. Wacht dus niet met het evangelie een menselijk gezicht te geven, om vrede handen en voeten te geven. Opdat mensen van overal kunnen binnenkomen, moeten wij de deur openhouden, opdat wij allen kunnen delen in het goede dat God met ons voorheeft.

Inleiding op de tafeldienst

Rond deze tafel komen tot wat wezenlijk is: breken en delen.
In enkele eenvoudige gebaren met brood en wijn,
in onze gedeelde aandacht voor de woorden
die de traditie ons aanreikt,
verbeelden we onze gedeelde dromen
en onze gebroken dromen
verbeelden we ons gezamenlijk zorgen en bidden
voor een leven en samenleven
waarin eenieder mag aanschuiven aan de tafel
waarin elkeen tot haar recht mag komen.
Met deze gebaren vertrouwen we ons toe
aan de weg die Jezus is gegaan
en laten we ons meenemen,
over en weer van buiten naar binnen
om gevonden te worden,
en van binnen naar buiten
teruggegeven
aan een leven dat ons verbindt
met het leven van al wie leeft.
Voor wie delen in dit leven aan de andere, niet welvarende kant van deze wereld ontsteken we de kaars die ons vanuit Afrika werd aangereikt.
Voor wie delen in dit leven aan de overzijde van de dood ontsteken we nu de kaarsjes bij de stenen waarop de namen van onze geliefde doden staan.
Onze Vader & vredeswens
Genade en vrede over ieder van u.
Genade en vrede, ook als de wereld schreeuwt om wraak.
Genade en vrede, neem het in u op als brood en wijn.
Genade en vrede, neem het ernstig,
neem het met u mee op de weg door het leven.
Geef elkaar een teken van vrede…
*
(foto: Guido Vanhercke, kerkje in Devon, Engeland)